MAANDAG
9 MEI 4921.
479
Het komt eigenlijk niet zoozeer aan op het feit of men de
gemeente in staat wil stellen te beschikken over de noodige
middelen, dan wel op de vraag, hoe die middelen gevonden
zullen worden en ik meen, dat een Raadslid het recht en de
verplichting heeft om zich daarover een oordeel aan te matigen.
Het spreekt vanzelf, dat de leiding van Burgemeester en
Wethouders en inzonderheid van den Wethouder van Finan
ciën als in de eerste plaats deskundig wel invloed uitoefent;
maar ten slotte moet men toch met zijn eigen oordeel nagaan
of hun opvatting al dan niet juist is.
De heer Wilmer heeft ook gezegd, dat hij zich aansprake
lijk wenscht te stellen voor het besluit van den Raad, maar
hij vreest een aanzienlijke verhooging van de belasting voor
den middenstand als gevolg van verhooging van den aftrek
voor noodzakelijk levensonderhoud.
Ik heb mijn voorstel niet mooier willen maken dan het in
werkelijkheid is. Ik heb in eersten termijn reeds gezegd dat,
als de toestand bleef zooals hij nu was volgens deze veror
dening, verhooging van den aftrek voor noodzakelijk levens
onderhoud ten gevolge zou hebben dat slechts de inkomens
tot ongeveer f 2500.daarvan zouden profiteeren en dat de
inkomens boven dat bedrag meer zouden moeten betalen. Maar
ik heb er onmiddellijk aan toegevoegd dat, wanneer het bedrag
van den aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud wordt ver
hoogd, daaruit ook voortvloeit dat de progressie hooger opge
voerd kan worden en dat zal misschien tot gevolg hebben,
dat dat keerpunt komt te liggen b.v. bij een inkomen van
f 3500.—.
Ik geef onmiddellijk toe, dat menschen met een inkomen
van f 3000.a 4000.ook gedrukt gaan onder de hooge
belastingen, maar in elk geval kunnen zij het veel beter be
talen dan de hongerlijders, dan de menschen die dergelijke
kleine inkomens hebben, dat zij niet in het noodzakelijk
levensonderhoud kunnen voorzien. En wanneer ik dus moet
kiezen tusschen het een en het ander, geef ik de voorkeur
om in de eerste plaats ontlasting aan te brengen daar, waar
het ook het meest noodig is.
De heer de Lange heeft gevraagd, waarom nu juist Leiden
een adres moet inzenden. Ja, wij zitten hier nu eenmaal in
den Leidschen Raad. Ik kan moeilijk voorstellen, dat een
andere Raad een adres zenden zal. Het is maar de vraag of
het goed is. Als het goed is, waarom zou Leiden er dan niet
mede beginnen?
Nu moet ik even uiteenzetten wat mijn standpunt is ten
opzichte van de rechtsche raadsleden. Op het oogenblik
hebben zij hier de meerderheid en beheerschen zij het geheele
College, dus wanneer hier iets verkeerds gebeurt, zijn zij er
toch in de eerste plaats voor aansprakelijk. In een Raad waar
de Vrijheidsbond de meerderheid heeft, zou men dat aan den
Vrijheidsbond verwijten en in een Raad waar de sociaal
democraten de meerderheid hebben, aan de sociaal-democraten.
Nu ben ik niet zulk een partijfanaticus dat ik zeg: als een
rechtsche het doet is het verkeerd en, als een sociaal-demo
craat het doet, niet.
Ik kom nu tot Zaandam. Het is juist wat ik van middag
heb medegedeeld, dat de Gemeenteraad van Zaandam het
slechte belastingstelsel, dat daar gold, heeft veranderd door
een besluit van den Raad om voortaan f 1000.af te trekken.
Dat is verleden jaar besloten, maar toen heeft de Regeering
Zaandam het mes op de keel gezet, toen men geld noodig had,
en zoo heeft de Regeering Zaandam gedwongen dat besluit
weer in te trekken. Daartoe is toen met meerderheid van
stemmen besloten. De meeste sociaal-democraten waren er
voor het besluit te handhaven, maar een enkele en ook de
Burgemeester waren voor de intrekking. Maar voor dit jaar,
ik heb daaromtrent eerst vanavond nader bericht gekregen,
is de zaak weer aan de orde gekomen en hebben Burgemees
ter en Wethouders voorgesteld f 1000.af te trekken plus
f 100.voor ieder kind beneden de 18 jaar. Maar in de
raadszitting, waar dit voorstel aan de orde kwam, is ook een
voorstel van den Roomsch Katholieken Wethouder van Finan
ciën in behandeling gekomen om af te trekken 800.voor
gehuwden, f 700.— voor ongehuwden en f 50.— voor elk
kind beneden de 16 jaar, en met dat voorstel heeft de Raad,
ook onze geheele fractie, zich toen vereenigd. Ik kan niet
zeggen, dat de houding van mijn partij in Zaandam mij zeer
bevredigt. Nu weet ik wel, dat de financieele toestand daar
nog oneindig ongunstiger is dan hier te Leiden. Men heeft
daar een vermenigvuldigingscijfer van 2.22.
De heer de Lange. Dat zegt niets; dat hangt van de
schaal af.
De heer van Eck. Maar de bedragen blijken veel hooger te zijn.
De heer de Lange. De heer Wilmer heeft aangetoond, dat
Zaandam minder heft van de vermogenden dan Leiden.
De heer van Eck. In elk geval geef ik toe, dat de houding
van mijn partijgenooten niet mijn goedkeuring wegdraagt.
Ik kom nu tot de bestrijding van den heer Knuttel. In de
eerste plaats iets over het zakelijk gedeelte en dan iets over
het persoonlijk gedeelte van zijn rede. De heer Knuttel heeft
gezegdwat hier door de sociaal-democraten wordt voorgesteld
is een ondeugdelijk middel; zij wenschen door middel van
een adres den Minister op de hoogte te brengen, maar deze
is reeds voldoende op de hoogte, en bovendien kan de Minister
onmogelijk door een adres overtuigd worden, want de heer
van Eck heeft gezegd, dat, als de Minister er op ingaat en hij
werkelijk maakt dat er een belastingregeling komt die degenen,
welke weinig kunnen betalen ontlast, dit ten gevolge zal
hebben dat de gegoeden zooveel zullen moeten betalen, dat
de Minister dat onmogelijk voor zijn verantwoording kan
nemen.
Ik heb mij wel wat verwonderd over de bestrijding van
den heer Knuttel.
Wanneer wij, sociaal-democraten, een voorstel indienen, dan
beoogen wij daarmede tweëerlei. Vooreerst trachten wij
daardoor gedaan te krijgen dat de demoralisatie van het
kapitalisme voor de groote massa ietwat verminderd wordt.
Dit voorstel kan toch werkelijk niet den indruk maken als
niet ernstig bedoeld te zijn. Wij hebben het voorstel zoo
aannemelijk mogelijk gemaakt, want ik heb reeds gezegd:
onze meening is, dat er veel meer afgetrokken moest worden,
maar om het voor don Raad zoo aannemelijk mogelijk te
maken hebben wij onzen eisch veel lager gesteld dan wij
werkelijk zelf meenden dat noodig was.
Maar in de tweede plaats hebben wij met onze voorstellen
ten doel aan de groote massa duidelijk te maken het wezen
van het kapitalisme, aan de groote massa te laten zien wat
al of niet onder het kapitalisme kaD.
Nu de vraag, of het voorstel op zich zelf ondeugdelijk is.
Dat het verworpen zal worden, zoo iets komt meer voor. De
heer Knuttel heeft ook wel voorstellen gedaan waarvan hij
vooruit wist dat zij verworpen zouden wordenik herinner
onder anderen aan het Knuttel-bosch en het bouwen van die
duizend woningen.
Wanneer ons voorstel door den Raad werd aangenomen en
wij ook dit succes er bij hadden dat het gesteund werd door
andere gemeentebesturen, die met dezelfde moeilijkheid voor
hun bevolking te worstelen hebben, dan ben ik niet overtuigd
dat het adres tot geen resultaat zou leiden.
Het spreekt vanzelf, wanneer de Leidsche Raad dit voorstel
aanneemt en het al dan niet gesteund wordt door andere
gemeentebesturen, dan zal op dit stuk de taak van de
burgerlijke Raadsleden afgedaan zijn; die zullen dan rustig
af te wachten hebben hoe de Minister daarover verder oordeelt.
Misschien zouden er nog samensprekingen zijn van Burge
meester en Wethouders met den Minister; maar in elk geval,
in het publiek zou men daarvan niets bemerken. Maar voor
ons, sociaal-democraten, zou dan daarmede onze taak niet
afgeloopen zijn. Dan hebben wij daarvoor een middelpunt van
actie. Dan zouden wij aan de hand van deze adresbeweging
de massa oproepen om daaraan adhaesie te schenken. Wij
zouden dus krijgen aan den eenen kant een druk van burgerlijke
gemeentebesturen. De heer Knuttel zegt wel: de Minister
weet dat wel; maar het is geheel iets anders wie het zegt.
Als een reeks van burgerlijke gemeentebesturen het zeggen,
dan kan het nog eens duidelijker tot den Minister doordringen,
dat werkelijk te veel van den kleinen man gehaald wordt.
En wanneer dat dan bovendien gesteund wordt door groote
massale bewegingen, dan ben ik niet overtuigd dat de actie
totaal geen succes zou hebben. Ik zeg niet, dat wij er precies
mede zullen bereiken wat wij beoogen, maar ik ben aan den
anderen kant volstrekt niet zeker, dat het tot geen resultaat
zou leiden.
De heer de Lange. Het sociaal-democratisch paradepaardje
is nog grooter dan dat van den heer Knuttel.
De heer van Eck. Dan hebben wij dit voordeel, dat, terwijl
tot nog toe gesputterd wordt in betrekkelijk machtelooze
colleges over de hooge aanslagen, dan tot publieke actie
wordt gemaakt de vraag, hoe de gemeentelijke inkomsten
belasting voortaan zal worden geregeld. In de Provinciale
Staten is het van onze zijde ter sprake gebracht door een
interpellatie. Een paar tegenwerpingen van een lid van Ge
deputeerde Staten en de zaak is uit. Maar wanneer eenmaal
het volk warm wordt gemaakt voor de vraag of er geen ver
andering in is te brengen, dan ben ik niet overtuigd, dat
dit niet tot eenig succes zal leiden. En leidt het niet tot
succes, dan heeft men in elk geval de aandacht van de
groote massa in hooge mate hierop gevestigd en hebben wij
aan die massa duidelijk laten zien, waartoe het kapitalistisch
systeem leidt.
Nu iets over de persoonlijke, de niet-zakelijke aanval van
den heer Knuttel. Hij heeft gezegd: de bedoeling is weer
om de arbeiders met een kluitje in het riet te sturen. Dat