MAANDAG 9 MEI 1921. 177 lage inkomens al te zwaar zullen worden belast. Mij zijn er geen cijfers van bekend dat die inkomens niet buitengewoon zwaar zouden worden belast. Iedere democraat, die niet wil spelen voor demagoog ik zeg niet, dat de heer van Eek dat wil en die ook den schijn daarvan wil vermijden, zal moeten erkennen dat ook inkomens van 2500.— niet te zwaar belast mogen worden. Maar laat ik eens veronderstellen, dat het voorstel van den heer van Eek op zich zelf wel aanvaard zou kunnen worden. Dan acht ik den Raad toch nog niet geroepen om in dezen aandrang uit te oefenen bij de Regeering. Vooreerst, waarom moet het gebeuren door een Gemeenteraad? Waarom kan het niet geschieden in de Tweede Kamer of door de verschillende politieke partijen in hare vergaderingen en congressen? Waarom moet een Gemeenteraad in deze aandrang bij de Regeering uitoefenen en waarom juist deze Gemeenteraad? Waarom wil de heer van Eek een rechtschen Gemeenteraad dringen om bij een rechtsche Regeering te protesteeren tegen de maatregelen, welke deze neemt? Ik moet weder wijzen op Zaandam. Zaandam, waar wel niet de S. D. A. P. uitsluitend maar dan toch de socialisten de meerderheid in den Raad hebben, denkt er niet aan om bij de Regeering te protesteeren. Daar is eenzelfde voorstel in gediend om het minimum belastbaar inkomen te stellen op 1000.— en dat voorstel is mede met socialistische stemmen verworpen. De heer van Eek zegt, dat dat voorstel aangenomen was doch daarna ingetrokken is. Maar het is dan toch ingetrokken dank zij socialistische stemmen. Zij hadden ook bij de Regeering protest kunnen aanteekenen, maar daarvan is geen sprake; men heelt het besluit ingetrokken, hoewel er sociaal democraten waren, die het wenschten te handhaven. De stemmen waren zoo verdeeld, dat van een protest ten slotte niets kwam en te Zaandam was er meer reden voor geweest dan hier. Ik kan het heel goed velen, dat er wordt gezegd: menschen met een inkomen van 1000.betalen te Leiden 7.80 aan belasting; maar laat men de bevolking een juisteren indruk geven van de feiten zooals zij zijn en niet ontevredener maken dan waartoe men reden heeft. Wanneer men daarvoor reden heeft, kan men de bevolking wijzen op een verkeerden toestand en mag men haar met dien toestand ontevreden maken, maar laat men het niet doen zonder dat men voldoende en helder uiteengezet heeft waarom het gaat. Dan moet men zeggen, dat een belasting van 7.80 voor iemand met een inkomen van ƒ1000.hoe hoog zij op zich zelf is, niet verschrikkelijk hoog is; te Zaandam is zij meer dan dubbel zoo hoog: daar betaalt iemand met 1000.inkomen niet 7.80 maar ƒ15.80. De heer van Eek vraagt: wat hebben die menschen daaraan? Dan moet hij er geen verwijt van maken aan de rechtsche meerderheid van den Raad. Dat heeft hij in den Raad gedaan en dat zal hij straks ook doen in vergaderingen. De heer van Eek ontkent dit. Ik ben dankbaar dat hij erkent dat hij van deze belastinggeschiedenis te Leiden aan de rechterzijde nooit een verwijt zal maken. De heer van Eek zegt, dat hij het zoo niet bedoelt. Ik moet zeggen, ik kan er niet meer uit wijs worden. Ik wil constateeren, dat op zich zelf aanneming van het voorstel van den heer van Eek al zeer gevaarlijk is met het oog op de gevolgen, welke het zal hebben voor de lage inkomens en verder, omdat ik dezen Raad niet het aangewezen orgaan acht om bij de Regeering te protesteeren in zake de maatregelen, welke zij betreffende belastingen neemt. De heer Knuttel. M. d. V. Ik zal mijn steun niet kunnen verleenen aan dit voorstel van den heer van Eek, niet omdat de bedragen, welke er in worden genoemd, mij daarvan zul len weerhouden ik zou mij niet gerechtigd achten om een voorstel in te dienen, waarbij zulk een gering bedrag voor noodzakelijk levensonderhoud werd genoemd, maar dat lage bedrag zou mij niet weerhouden mijn stem aan dit voorstel te geven maar omdat ik het beschouw als een in alle opzichten ondeugdelijk middel. Het is een ondeugdelijk middel op zich zelf, en in de eerste plaats ook om de toelichting, welke de heer van Eek er bij gegeven heeft. De heer van Eek heeft ter toelichting gezegd, dat de Minister op de hoogte moet komen, maar zou nu iemand in gemoede kunnen meenen, dat de Minister niet op de hoogte is, dat hij niet weet, dat iemand met een inkomen van 700.800.of 900. een vrij aanmerkelijk bedrag aan belasting moet betalen? De Minister is wel op de hoogte, maar hij en alle burgerlijke partijen met hem ook sommigen, die zich niet tot de burgerlijke partijen rekenen vinden dat het zoo moet blijven; zij vinden het uitstekend. Het is dan ook volkomen een fictie, dat de Minister op de hoogte moet gehouden worden. Verder heeft de heer van Eek gezegd, dat wij moeten trachten den Minister tot ons standpunt over te halen, maar- meent men, dat men den Minister tot een ander standpunt overhaalt door een adres? Ik wil daaraan nog iets toevoegen. De heer van Eek heeft in het juiste licht gesteld wat het beteekent om den Minister tot zijn standpunt over te halen. Dat beteekent, dat er zulk een zware druk op den middenstand komt, dat die niet te dragen is voor dien stand, en dat er dientengevolge een geheele verandering in ons belastingstelsel zal moeten komen. Die geheele verandering van ons belastingstelsel zou klaar in het licht stellen wat het kapitalisme is. Ik ben het roerend met den heer van Eek eens, maar meent men, dat men met een adres zal bereiken, dat de Minister het belastingstelsel zal omverwerpen, waardoor de onhoudbaarheid van het kapi talisme zou worden aangetoond? Ik zie in dit voorstel van den heer van Eek niets anders dan een poging om zijn handen in onschuld te kunnen was- schen en de arbeiders met een kluitje in het riet te sturen. Men heeft een adres gestuurd en dan is er weer eens iets gedaan. De heer Dubbeldeman. Als ik arbeider was, gaf ik je een pak over de knie! De heer Knuttel. Ik weet, dat de arbeiders op zich zelf ook zeer reactionair zijn, en ik geloof dan ook wel, dat er arbeiders zijn, die daartoe neiging zouden hebben. De heer Dubbeldeman. Dat is vies. De heer Knuttel. Dat kunt gij vies noemen, maar ik heb nog een paar dingen te zeggen. De heer Dubbeldeman. Nog viezer? De heer Knuttel. Misschien wel. Het tweede punt, het adhaesie vragen aan andere gemeente besturen, zou een fraaie gelegenheid zijn voor andere gemeentebesturen, waarin sociaal-democratische Wethouders zitting hebben, die inderdaad geen hoogeren aftrek willen, omdat zij zeiven doodsbenauwd zijn om de groote vermogens uit de gemeente te jagen en zij bang zijn, dat de begrooting niet sluitend zal zijn De heer Dubbeldeman. Als wij de macht maar hebben. De heer Knuttel. Als gij de macht hebt, gebruikt gij die om met wapengeweld het kapitalisme ih stand te houden. Dat doet gij ook in de veenstreken in ons land, waarheen gij de witte garde zendt als de menschen in actie komen. Dat hebt gij misschien niet gehoord, Mevrouw Baart! maar in de Tweede Kamer hebben de sociaal-democraten geweigerd zich er voor uit te spreken, dat de witte garde uit de veenstreken moest worden gehaald. Dergelijke gemeentebesturen als waarvan ik sprak, zouden zulk een adres ook weer als een vijgenblad kunnen gebruiken, om zich er achter te verschuilen, dat de Minister tot een hoogeren aftrek niet wil medewerken. Maar wat had er dan wel moeten gebeuren? Een partij, die altijd nog, wat zij ook nastreeft, over veel menschen beschikt, had de arbeiders aan het verstand moeten brengen, dat zonder massa-actie, als algemeene staking, en zonder revolutionair optreden dergelijke ingrijpende dingen niet worden veranderd. Die had de menschen moeten leeren, dat zij ook de politieke massastaking en dergelijke dingen moeten aandurven en dat zij niets bereiken zullen als zij dat niet willen en niet begrijpen. Zij hadden de menschen moeten leeren niet altijd te kijken naar parlementair vertegenwoordigende lichamen, maar het zelf te doen. Als gij met zulke dingen komt, dan zullen wij u helpen; dan zullen wij u met alle kracht in al die dingen ter zijde staan. Met een dergelijken maatregel, dien ik niet anders dan prutswerk kan noemen, o.m de arbeiders met een kluitje in het riet te sturen en hen juist af te houden van die revolu tionaire massa-actie, kan ik niet medegaan. Men zegt: gij zoudt met erger dingen komen? Ik wou komen met den raad een massa-actie op touw te zetten. De heer van der Pot. M. d. V. Ik geloof dat het niet juist is, indien uit hetgeen de heer Wilmer zeide de indruk zou achterblijven, alsof Burgemeester en Wethouders zich bij de bespreking van de quaestie van den aftrek voor noodzakelijk levensonderhoud altijd verscholen hebben achter den Minister. Ik moet dit ten stelligste tegenspreken. Den laatsten keer, dat deze zaak hier anders dan terloops aan de orde geweest is een jaar geleden toen op voor stel onzerzijds die aftrek met ƒ100.verhoogd is, is van onzen kant uiteengezet hoe wij stonden, afgescheiden van elke houding van den Minister, tegenover de quaestie zelf om met die ver hooging nog verder te gaan. Toen is dat door mij ontraden niet alleen op grond dat de Minister dat hoogstwaarschijnlijk niet zou toestaan, maar bovendien ook omdat ik meende, dat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 17