172 MAANDAG 9 MEI 1921. Burgemeester en Wethouders zeggen: dit ontwerp is vol doende die beide heeren zeggende Raad moet besluiten, er moet een beter gevelontwerp komen. Dat moet natuurlijk wezen: beter naar het oordeel van die beide heeren. Ik hoop, dat de Raad het voorstel van die heeren zal ver werpen, want er valt nu toch eenmaal over dergelijke dingen niet een beslissend oordeel uit te spreken bij meerderheid of bij minderheid; dat is totaal onmogelijk. Ook zou het weder vertraging geven in den bouw van het allergoedkoopste blok woningen, terwijl er op dat project wat de constructie betreft geen aanmerking te maken is. De heer Knuttel. Wat betreft de opmerking van den heer de Lange omtrent de constructie van het ontwerp-Sommers, een afzonderlijke trap in elk huis om naar één slaapkamertje te komen, dat is wel een economische manier van bouwen De heer Oostdam. Ik gevoel mij gedrongen iets te zeggen naar aanleiding van het voorstel van de heeren Knuttel en Splinter, omdat het mede aan mijn initiatief te danken geweest is dat wij dergelijke bepaling in de bouwverordening ge kregen hebben. Ik zie den heer van der Lip eenige manualen maken om van zijne weinige ingenomenheid met die bepaling te doen blijken. Ik ben er nog altijd blijde mede, dat die bepaling er in staat, maar wij moeten er geen misbruik van gaan maken. Ik geloof niet, dat de bedoeling van die bepaling kan zijn, dat wij overal kunstwerken krijgen. Dat zou toch te veel gaan vragen van de portemonnaie van de bouwers. De heer Knuttel voegt mij toe: in de Middeleeuwen was dat zoo. Ja, maar wij leven niet in de Middeleeuwen. Toen heerschten er wat betreft de liefde voor de kunst en wat betreft de arbeidspraestaties geheel andere opvattingen dan tegenwoordig. Toen had men liefde voor zijn vak en had men er genoegen in mooie dingen te maken, maar dat treffen wij tegenwoordig niet meer aan; tegenwoordig heeft men alleen genoegen in het verdienen van zooveel mogelijk geld in zoo weinig mogelijk tijd. Omdat ik nu niet voor reactionair te boek wil staan, wil ik rekening houden met de eischen van den modernen tijd en wil ik daarmede bij het beschouwen van de schoonheid van den modernen tijd rekening houden en niet aan de bouwers eischen stellen, welke het hun onmogelijk maken zoo spoedig mogelijk in den woningnood te voorzien. In het bedoelde bouwplan kan ik niets moois vinden; er zijn 4 deuren naast elkaar en de ramen zijn op zeer eenvoudige wijze in den gevel gezet. Mooi is het niet, maar ik kan toch ook niet zeggen, dat het speciaal leelijk is of dat het ontwerp daarom afkeuring verdient en dat de Raad zich op grond van de bouwverordening tegen de uitvoering ervan moet verzetten. Als wij kunnen bereiken, dat speciaal leelijke dingen worden voorkomen, dan hebben wij voorhands al meer dan genoeg gedaan. In dien geest zijn bijvoorbeeld in den Haag zeer leelijke dingen te vinden aan de Laan van Meerdervoort achteraan; daar zijn huizen gezet, die gelijken op afgebrande dorpen. Maar zoo is het niet met dit ontwerp gesteld. Het geeft een normale en rationeele gevelindeeling. Ik kan dus geen enkele reden vinden om mij met het voorstel van de heeren Knuttel en Splinter te vereenigen. De heer van der Pot. M. d. V. Ik geloof, dat het voorstel van den heer Knuttel in dezen vorm overbodig is, want de voorwaarde, dat het plan, wat de eischen van welstand be treft, de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders zal moeten wegdragen, behoeft niet te worden gesteld, daar dat reeds het geval is ingevolge de verordening. Het eenige wat wij zouden kunnen doen is toezeggen, dat w(j, gehoord het geen hier gesproken is, het aesthetisch gedeelte nogmaals zullen bekijken alvorens de vergunning tot den bouw te geven. De heer Knuttel. Toen ik zooeven vroeg of ik een afzonderlijk voorstel moest indienen, is in bevestigenden zin geantwoord. De heer van deb Pot. Ik had niet begrepen, dat gij de be slissing aan Burgemeester en Wethouders wildet overlaten. Ik wilde er intusschen nog bijvoegen, dat wij, als wij de zoo even door mij bedoelde toezegging doen, natuurlijk ons best doen zullen om deze na te komen, maar dat men niet vergeten moet, dat wij in dit opzicht missen een volkomen bevoegd aesthetisch adviseur. Wij kunnen wel tegengaan bijvoorbeeld dat er gekleurde steenen worden aangebracht, welke een gevel haast altijd leelijk maken, maar het is voor Burgemeester en Wethouders als niet deskundigen wel heel moeilijk om in dezen als arbiters op te treden. De heer Knuttel. Al. d. V. Ik heb om verschillende redenen geen hooge gedachte van de aesthetische neigingen van den Directeur van Gemeentewerken, maar wij hebben nu een architect, van wien wij nog wel niet weten wat hij praesteert, maar van wien wij toch wel mogen aannemen, dat hij van algemeen geldende eischen van architectuur voldoende op de hoogte is om te beoordeelen of een gevelverdeeling een wan toestand zal geven of niet; anders zijn wij in onze gemeente op dit terrein bizonder slecht geoutilleerd. Ik zou de vraag willen stellen: uit de indiening van dit voorstel volgt nog niet, dat de plannen reeds door Burgemeester en Wethouders zijn goedgekeurd? De heer van der Pot. De bouwvergunning moet nog ge geven worden. De heer Knuttel. Zou het dan niet wenschelijk zijn, dat de teekeningen ons werden voorgelegd, als Burgemeester en Wethouders zich er rekenschap van hadden gegeven? De heer van der Pot. Het gaat thans over den verkoop van den grond. Wenscht u, dat wij de plannen, welke de bouwers inzenden, aan den Raad voorleggen? De heer Knuttel. Ja, gezien de door Burgemeester en Wethouders gedane toezegging. De Voorzitter. Wij moeten rekening houden met de kosten. Als wij andere eischen gaan stellen en ons dan wordt mede gedeeld, dat dientengevolge de prijzen aanmerkelijk hooger zullen worden, kan dat bezwaren geven met het oog op de huurprijzen der huizen. Trekt de heer Knuttel zyn voorstel in? De heer Knuttel. Ja, Mijnheer de Voorzitter. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XX. Voorstel tot verkoop van grond nabij den Zoeterwoud- schen Singel aan J. W. Blaauw. (Zie Ing. St. No. 150.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXI. Voorstel in zake de verhooging van het bij Raads besluit van 29 November 1920 aan de Woningbouwvereeniging »Ons Doel" in uitzicht gestelde voorschot, ten behoeve van de uitvoering van haar bouwplan op het terrein nabij den Hoogen Rijndijk. (Zie Ing. St. No. 151). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXII. Voorstel in zake de verhooging van het bij Raads besluit van 2 Augustus 1920 aan de Woningbouwvereeniging »Tuinstadwijk'' in uitzicht gestelde voorschot, ten behoeve van de uitvoering van haar bouwplan op het terrein aan en nabij de Heerenstraat. (Zie Ing St. No. 153.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Het is mij bekend, dat het bestuur dezer bouwvereeniging het op prijs zou hebben gesteld dit werk uit te voeren. Mag ik vragen welke bezwaren hebben bestaan tegen het voldoen aan dat verzoek? De heer van der Pot. Hetgeen de heer Dubbeldeman mede deelt is in dien vorm niet juist. Het bestuur was aanvankelijk geporteerd voor uitvoering in eigen beheer. Mijn standpunt daartegenover is geweest, dat ik dit aan het bestuur, in verband met den grooten omvang van het plan, ontraden heb, maar er uitdrukkelijk aan heb toegevoegd dat ik, zoo het bestuur toch, de ledenvergadering gehoord, tot uitvoering in eigen beheer besloot, bereid was dat te verdedigen. Later heb ik van het bestuur vernomen, dat men het werk niet in eigen beheer wilde uitvoeren doch dat men het werk zou gunnen aan den op één na laagsten inschrijver. Het verzet is dus niet van mijn kant gekomen. Ik heb alleen aan het bestuur gezegd: ge zijt al lang, jaren en jaren, met het plan bezig: wilt ge nu dat er woningen komen, begin dan met dit te gunnen; maar als ge van uw kant een ander systeem wilt, ik ben bereid dat in den Raad te verdedigen, als er maar van uw kant komt een behoorlijke becijfering, welke aantoont dat het werk tot een lager bedrag kan uit gevoerd worden. Ik kon natuurlijk niet in den Raad komen met een voorstel zonder meer, zonder berekening.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 12