84
b. Per verbruikte K.W.-Uur: 4 cents.
Voor de berekening van het sub a en ft verschuldigde zal
gelden de som van de aanwijzingen der volgens art. 10 te
plaatsen meters aan de laagspanningszijde van de transfor
matoren, dienende voor de stroomlevering aan Ter Aar.
c. Per verlies-K.W.-Uur2 cents.
Onder verlies-K.W.-Uren worden verstaan die K. W.-IJren,
welke verloren gaan bij de voortgeleiding in het hoogspan
ningsnet en bij de omvorming der energie in de transfor
matoren.
Dit aantal verlies-K.W.-Uren zal worden gerekend te be
dragen 1 van de capaciteit der aan een hierboven be
doelden meter aangesloten transformatoren, vermenigvuldigd
met het aantal uren, dat zij in het betreffende jaar in bedrijf
zijn geweest, vermeerderd met 3% van de aanwijzing van
den betreffenden meter.
Art. 9.
Duurtetoeslag.
De in art. 8, sub b en c genoemde stroomprijzen gelden
onveranderd, indien de kolenprijs niet lager dan f 8,50 en
niet hooger dan f 10,50 per 100Ó K.G. is.
Is de kolenprijs lager of hooger, dan wordt bij een kolen-
prijs beneden f 24,50 per ton, de prijs per K.W.-Uur ver
laagd of verhoogd met 0,02 cent voor iedere volle tien cents,
die de kolenprijs van f 9.50 verschilt. Stijgt de kolenprijs
boven f 24.50 per ton, dan wordt de prijs per K.W.-Uur
verhoogd met 3 cents, benevens met 0.015 cent voor iedere
volle tien cents, die de kolenprijs meer bedraagt dan ƒ24,50
per ton.
Onder den kolenprijs in eenig kalenderjaar wordt hier ver
staan de gemiddelde prijs, dien de Stedelijke Fabrieken van
Gas en Electriciteit per 1000 K.G. gaskolen met de calorische
waarde (stookwaarde) van ten minste 7300 cal. op het terrein
der Lichtfabrieken in het betreffende kalenderjaar geleverd,
betalen.
Is de calorische waarde minder, dan zal naar billijkheid een
evenredige verhooging moeten plaats vinden van de in het
eerste lid van dit artikel genoemde bedragen vau 0.02 cent
en 0.015 cent.
Voor zoover de kolenprijzen op 1 Januari van een kalender
jaar hooger zijn dan f 10.50, wordt voorloopig bij de maande-
lijksche berekening van het stroomverbruik een toeslag bere
kend op den grondslag van den kolenprijs op 1 Januari. De
juiste berekening en verrekening van het verschil heelt plaats
na afloop van het betreffende kalenderjaar.
Zoodra door maatregelen van Overheidswege genomen, de
prijs van gaskolen, geleverd aan Gasfabrieken, niet meer in
een juiste verhouding staat tot den prijs van de overige kolen-
soorten, geleverd aan de Industrie, zal de prijs van prima
stoomkolen (Nootjes IV), geleverd franco op het terrein der
Fabrieken, als basis gelden.
Art. 10.
Meters.
In de in art. 4 genoemde hoogspanningsstations wordt ten
behoeve van de meting van de electrische energie door iedere
partij een K.W.U. meter met maximaal-aanwijzing van deugde
lijk fabrikaat aangebracht.
De gemiddelde waarde van de aflezingen van deze beide
meters zal als grondslag voor de berekening van het stroom
verbruik worden aangenomen.
De maximaal-aanwijzers zullen zoodanig zijn ingericht, dat
zij de hoogste gemiddelde belasting over perioden van 15 minuten
aanwijzen.
Aanwijzingen van bewezen kortsluitingen worden niet als
maximum-vermogen in rekening gebracht.
Art. 11.
Verschil in aanwijzing der meters.
Bij een verschil van meer dan 6 tusschen de aanwijzingen
van een der door Leiden geplaatste meters en den door
Ter Aar op te stellen controle-meter, kunnen op aanvrage
van een der partijen beide meters worden geijkt in een door
beide partijen als bevoegd erkende inrichting.
De kosten van deze ijking zullen worden gedragen door die
partij, van welke de opgestelde meter de grootste miswijzing
vertoonde.
Voor den tijd, gedurende welken de aanwijzingen onjuist
zijn, wordt het verbruik door de correctie van de meter-
aan-wijzingen bepaald. Indien zulks niet mogelijk is wordt het
verbruik door Leiden geschat, die rekening zal houden met
de vroegere juiste aanwijzingen.
Art. 12.
Meteraflezing. Verrekening.
De opneming van het electriciteitsverbruik van Ter Aar
geschiedt maandelijks door een door de Directie der Stedelijke
Fabrieken van Gas en Electriciteit te Leiden aan te wijzen
persoon, ten overstaan van een beambte van Ter Aar.
De rekening voor het volgens art. 8 sub a en 6 en art. 9
verschuldigde zal per maand worden ingediend.
Ter Aar verbindt zich deze binnen 14 dagen te betalen.
Voor de berekening van het per maand verschuldigde inge
volge art. 8 sub a wordt voorloopig gerekend met het maximum
vermogen, dat gedurende het voorgaande kalenderjaar is
opgetreden. Aan het einde van een kalenderjaar vindt in
verband met het werkelijk opgetreden maximum-vermogen
verrekening van het ingevolge de vorige alinea te weinig of
te veel betaalde plaats.
Art. 13.
Toegang tot gebouwen.
Ter controleering van de naleving dezer overeenkomst en
voor den goeden gang der exploitatie, zullen de Directeur der
Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit te Leiden en de
door hem aan te wijzen ambtenaren te allen tijde toegang
hebben tot de hoogspanningsstations en eventueel tot andere
gebouwen, dienende voor de electriciteitsvoorziening van
Ter Aar.
Art. 14.
Verordening betreffende stroomlevering.
De stroomlevering door Leiden aan Ter Aar tot en met de
hoogspanningsstations, geschiedt verder volgens de bepalingen
van de aan deze overeenkomst gehechte «Verordening betref
fende de levering van electriciteit door de Stedelijke Fabrieken
van Gas en Electriciteit", vastgesteld door den Gemeenteraad
van Leiden in zijn openbare vergadering van 17 December
1914, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 7 Februari
1921 en zooals deze nader mocht worden gewijzigd, alles voor
zoover deze van toepassing zijn en voor zoover hiervan niet
bij deze overeenkomst uitdrukkelijk wordt afgeweken.
Art. 15.
Eindigen der overeenkomst.
Deze overeenkomst eindigt na afloop van den in art. 1
genoemden termijn (31 December 1931); zij wordt telken male
stilzwijgend met vijf jaar verlengd, tenzij een der partijen
drie jaar vóór het einde van dien termijn of van een vijf
jaarlij kschen verlengingstermijn deze overeenkomst schriftelijk
opzegt.
Leiden is tevens bevoegd deze overeenkomst te doen
eindigen, indien de Provincie Zuid-Holland van haar recht
tot geheele of gedeeltelijke naasting van de voor Ter Aar
dienende hoogspanningslijnen, gebruik maakt.
Bij het eindigen dezer overeenkomst behoudt Leiden de
noodigè vergunningen, genoemd in art. 3 voor zoover en
zoolang deze noodig zijn om aan hare dan loopende verplich
tingen tot stroomlevering aan derden of aan andere gemeenten
te voldoen.
Indien Ter Aar overeenkomstig de regelen in de boven
staande alinea's omschreven, de overeenkomst opzegt, zal zij
na afloop dezer overeenkomst dat gedeelte van het door Leiden
gelegde leidingnet met toebehooren, dat niet tevens dienst
doet voor de electriciteitsvoorziening in andere gemeenten,
overnemen tegen taxatie, in gemeenschappelijk overleg vast
te stellen.
Mocht dit gemeenschappelijk overleg niet tot overeen
stemming omtrent de taxatie leiden, dan zal de taxatie in
hoogste ressort geschieden door drie deskundigen, benoemd
op de wijze als in art. 16 voor scheidsrechters aangegeven.
Art. 16.
Arbitrage.
Alle geschillen, tusschen Leiden en Ter Aar, uit of naar
aanleiding van deze overeenkomst ontstaande, zullen in hoogste
rêssort beslist worden door drie scheidsmannen. Elk der par
tijen zal een scheidsman benoemen, terwijl de aldus benoemden
in gemeen overleg een derde zullen aanwijzen. Mocht een der
partijen in gebreke blijven tot benoeming van een scheidsman
over te gaan, na daartoe door de wederpartij schriftelijk te
zijn aangemaand, of kunnen de beide genoemde arbiters niet
tot overeenstemming geraken, omtrent den derden scheidsman,
dan geschiedt de benoeming der drie arbiters door den be
voegden rechter, op verzoek van de meest gereede partij.
De arbiters zullen als goede mannen naar billijkheid recht
spreken en zelf de regelen der procedure vaststellen.
Leiden, 25 April 1921.
Reeds geruimen tijd zijn door de Directie der Lichtfabrieken
onderhandelingen gevoerd met de gemeenten Ter Aar, Nieuw-