158
MAANDAG 25 APRIL 1921.
van de Gehoorzaal huurt, moet men daarbij opgeven voor
welk doel de zalen zullen worden gebruikt.
Wordt de verhuring aangenomen, dan is daarin tevens
begrepen de vergunning tot het geven van een concert, een
uitvoering, een bal, enz.
Dit is een regeling, die reeds sedert tal van jaren bestaat,
in overleg met den Commissaris van Politie heeft plaats gehad
en steeds gunstig heeft gewerkt.
Dagelijks wordt aan de politie in het zoogenaamd Zaalboek
kennis gegeven van plaats gehad hebbende verhuringen.
De politie weet nu eenmaal dat in de huurovereenkomst
ook de desbetreffende vergunning is begrepen. Zij bemoeit zich
daarom met vergunningen de Stadszaal betreffende nooit.
Zoo is het ook gegaan met de bazar van de Christelijke
Oranje-Vereeniging en evenzoo met de Zendingsbazar, de bazar
voor wijkverpleging en de bazar van het Leidsche Drankweer
Comité, die alle een weldadig of nuttig doel hielpen bevorderen.
Voor de Stadszaal vraagt men nu eenmaal geen vergunning
aan. Het is een Stadsgebouw en men weet, dat, als men dat
gebouw gehuurd heeft, ook de vergunning is verkregen.
Erkend moet worden dat het bepaalde bij artikel 8 eerste
lid der Verordening op de winkelsluiting betreffende de
openbare kennisgeving, niet is nageleefd. Doch deze fout, die
trouwens van formeelen aard is, doet weinig aan de zaak
zelf af.
Tegen de zaak zelf: den verkoop na 8 uur kan natuurlijk
geen bezwaar bestaan, aangezien met het houden van de
bazais, zooals ik zooeven zeide, een nuttig of weldadig doel
wordt beoogd en van concurrentie geen sprake is, omdat men
hier eigenlijk van geen winkelbedrijf kan spreken.
Daarom worden zoogenaamde vliegende winkels in de
Stadszaal steeds geweerd en mocht ook gedurende de Leidsche
Winkelweek niet worden verkocht. Er mochten alleen be
stellingen worden aangenomen.
Intusschen zijn reeds maatregelen getroffen dat in het
vervolg telkens voor het houden van een bazar vergunning
wordt gevraagd en van de eventueel te verleenen vergunning
openbare kennisgeving plaats heeft.
Ik meen hiermede de vraag van den heer Groeneveld te
hebben beantwoord.
In de derde plaats heb ik een schrijven ontvangen van den
heer Schoneveld. Ik geef het woord aan den heer Schoneveld
om zich daarover te laten hooren.
De heer Schoneveld. M. d. V. Ik heb naar aanleiding van
het feit, dat enkele personen mij er over gesproken hebben,
een paar vragen gesteld aan den Wethouder, belast met de
behandeling van de personeelsaangelegenheden. Er is mij ter
oore gekomen, dat bij de behandeling van de laatste begrooting
de post voor de loonen der werksters met ƒ2000.is verhoogd,
en nu heb ik deze twee vragen gesteld:
»Is het loon over 1920 ook verhoogd uitbetaald en»is het
ook over 1921 uitbetaald krachtens het besluit, dat de Raad
heeft genomen?"
Ik verkeerde daaromtrent in onzekerheid, omdat ik de
desbetreffende Handelingen niet tot mijn beschikking had.
De Voorzitter. Laat ik er het volgende op antwoorden.
Door een voorstel van een paar leden is toen aangenomen,
dat ƒ2000.ter beschikking van Burgemeester en Wethouders
werd gesteld om het loon van de schoolwerksters te verhoogen,
maar dat stond buiten de werksters aan de bewaarscholen,
omdat de positie van de werksters aan de gewone lagere
scholen en die van de werksters aan de bewaarscholen niet
gelijk is. Laatstgenoemden zijn eigenlijk in vasten dienst,
terwijl de werksters aan de gewone scholen, die daar slechts
een paar uren per dag werkzaam zijn, in een geheel anderen
toestand verkeeren. Nu is deze zaak bij Burgemeester en
Wethouders eenigen tijd geleden overwogen, mede naar
aanleiding van een onderhoud, dat ik met de vertegenwoordigers
van de schoolwerksters en de werksters aan de bewaarscholen
had gehad.
Wat de schoolwerksters aangaat, kan de Raad binnenkort
een voorstel verwachten tot verhooging van die 2000.met
waarschijnlijk ƒ3000.omdat wij anders niet in staat zijn
de loonen op de hoogte te brengen welke men zich voor
gesteld heeft. Dat zaakje is dus loopende en komt in orde.
Dat is ook medegedeeld bij het onderhoud dat ik gehad
heb met de vertegenwoordigsters van die beide soorten van
werksters.
Wat betreft de werksters aan de bewaarscholen is evenwel
dit het geval. Die zaak is reeds in het najaar van 1920 aan
de orde geweest en toen is tot de Commissie voor de bewaar
scholen het verzoek gericht dat zij met voorstellen zou komen
en het een en ander zou nagaan, en dat heb ik ook medegedeeld
bij dat onderhoud.
Nu wil ik gulweg erkennen, dat de zaak mij later door
het hoofd gegaan is. Ik ben eenigszins opgeschrikt door de
vragen van den heer Schoneveld; het is waar, dat de regeling
voor de werksters aan de bewaarscholen nog niet tot stand
is gekomen.
De weg, die voor ons open staat is, dat wij het verzoek
richten tot de Commissie voor de bewaarscholen bij Burge
meester en Wethouders in te dienen het voorstel tot loon
regeling ten opzichte van de werksters aan die scholen. Ik
geef de verzekering, dat van de zijde van Burgemeester en
Wethouders dan met den meesten spoed zal gezorgd worden
dat ook daar een regeling tot stand komt en dat gebeurt wat
gebeuren moet.
Hiermede ben ik aan het eind van mijn antwoorden.
De heer van Stualen. M. d. V. Naar aanleiding van wat
u medegedeeld hebt omtrent het onderzoek naar de brood
prijzen in verschillende plaatsen wil ik nog iets zeggen.
Ik doe opmerken, dat u wat betreft den broodprijs hier ter
stede genoemd hebt den prijs, die heden pas is ingegaan, en
dat waarschijnlijk ten opzichte van de broodprijzen in andere
plaatsen, behoudens Dordrecht waarvan u zegt dat u zeer
onlangs geïnformeerd hebt
De Voorzitter. Ik moet den heer van Stralen opmerken,
dat mijne gegevens betreffende broodprijzen in andere plaatsen
dan Dordrecht ook van zeer recenten datum zijn. Opzettelijk
zijn nog naar alle kanten telegrammen uitgegaan om te infor-
meeren naar den toestand. Er is voor den tweeden keer een
onderzoek in verschillende plaatsen ingesteld juist omdat ik
zuiver wilde staan en de laatste gegevens wilde hebben.
De heer van Stralen. M. d. V. Wat Dordrecht betreft
hebt u zelf toegegeven dat daar de broodprijs lager is dan te
Leiden. U hebt dat gemotiveerd door te zeggen dat daar de
toestand iets gunstiger is wat betreft de exploitatie, dat men
daar door het maker, van dubbele brooden en doordat men
daar hoofdzakelijk kleinbedrijf heeft, goedkooper kan bakken
dan hier.
Er moet nog iets in aanmerking genomen worden, waar
over u niet hebt gesproken. Wij dienen niet te vergeten, dat
het loon van de bakkers te Dordrecht is ƒ36.— per weeken
hier ƒ32.50. Nu hebben wij steeds gehoord, dat het loon zoo
overwegenden invloed heett op den prijs van een artikel:
dat wordt althans van alle zijden altijd beweerd. Mij dunkt,
dat reeds wegens het feit dat het loon te Dordrecht zooveel
hooger is dan hier, de broodprijs te Leiden lager zou moeten
zijn dan thans het geval is.
Omtrent den broodprijs te Amsterdam heb ik in uwe mede-
deeling niets vernomen. Daar staat het zoo dat, als de aan
voer van het bestelde Amerikaansche meel heeft plaats gehad,
wat binnen eenige dagen staat te gebeuren, de broodprijs zal
worden 24 cent per 800 gram, dus nog lager dan te Dor
drecht.
Ik wil dus vragen, of Burgemeester en Wethouders geen
aanleiding vinden om, al is de broodprijs hier van 15 op 14
cent gedaald, door besprekingen met bakkers alsnog te komen
tot verdere verlaging, en of het geen aanbeveling verdient om
van de zijde van Burgemeester en Wethouders de vraag te
stellen, of niet een proef kan worden genomen met het af
halen van het brood aan de winkels, wat te Amsterdam een
reden is geweest, dat de prijs 2 cent per 800 gram lager
kon worden gesteld. Werd dat ingesteld, dan zouden vele
arbeidersvrouwen daarvan gebruik maken, omdat in de arbeiders
gezinnen veel brood wordt gegeten. Zouden Burgemeester en
Wethouders niet de toezegging willen doen, dat zij zich
daartoe met de bakkers in Leiden in verbinding zullen
stellen
De Voorzitter. Ik wensch den heer van Stralen op te
merken, dat hij iets dergelijks niet aan Burgemeester en
Wethouders moet vragen. Als er iets op den weg van de
organisaties ligt, dan is het zeker dat. Laten die dus overleg
plegen met de bakkerijen. Dat is een veel beter standpunt.
Wat Amsterdam aangaat, ik heb er niet over gedacht om
mij tot die gemeente om inlichtingen te wenden. Dat is zoo
duidelijk als dat 2X2 4 is. Den vorigen keer is reeds
medegedeeld, dat Amsterdam vanwege de gemeente meel
inkoopt, dat aan de bakkerijen verstrekt en er op toelegt.
Dat men op die manier goedkoop brood kan leveren spreekt
van zelf', maar, als men meel inkoopt tegen normale prijzen,
dan kan de prijs van het brood te Leiden in vergelijking met
andere plaatsen niet ongunstig worden genoemd. Tegen
bakkerijen, die profiteeren van meel, dat zij tegen lageren
prijs krijgen, kan men nooit op.
De heer de Lange. M. d. V. Gij hebt medegedeeld, dat het
onderzoek, dat is ingesteld, heeft uitgewezen, dat een van de
redenen waarom men het brood te Dordrecht goedkooper kon
leveren dan te Leiden was, dat men het bij minimum-
hoeveelheden van 800 gram verkocht. Ik meen, dat wij een
verordening hebben, waarin is bepaald, dat brood niet bij