156 MAANDAG 25 APRIL 1921. De heer Bots. M. d. V. Hedenavond is in het debat ge noemd een tariefsverhooging voor Endegeest, maar, als men daartoe besloot, zou dat vrij wel zijn een zich zelf aan de haren naar boven trekken. De grootste klant van Endegeest is namelijk de gemeente Leiden, zoodat, als de verpleeggelden met 100.per jaar en per patient worden verhoogd, in plaats van zooals nu omstreeks ƒ40.000.per kwartaal, door de gemeentekas omstreeks ƒ45.000.zullen moeten betaald worden, welke verhooging weder door belasting moet worden opgebracht. De heer van der Pot. M. d. V. De zakelijke belasting op het bedrijf komt niet het eerst in dit begrootingsvoorstel ten tooneele. De Raadsleden zullen zich herinneren, dat er in het begin van het jaar een voorstel is aanhangig geweest, waarbij een beschouwing is geleverd over de nieuwe belastingen, welke de wijziging van de Gemeentewet mogelijk maakte, en toen onder andere de opmerking werd gemaakt, dat van die nieuwe belastingen de zakelijke belasting op het bedrijf zeker voor Leiden in aanmerking kwam. Bij de beschouwingen, welke hier over dat Ingekomen Stuk zijn gehouden, is van geen enkelen kant tegen die opmerking bezwaar gemaakt en dat heeft mij vrijheid gegeven om, niettegenstaande de desbe treffende verordening nog niet is behandeld, reeds een post van ƒ20.000.op deze begrooting te brengen als opbrengst van die zakelijke belasting op het bedrijf. Ik kan er aan toe voegen, dat het desbetreffende voorstel vandaag naar den drukker is gegaan en, naar ik hoop, morgen den Raad zal bereiken. Indien de heeren, die het formeele bezwaar hebben geopperd, dat de Raad in deze nog geen principieele uitspraak heeft gedaan, zulks wenschen, ben ik bereid dezen post terug te nemen en den post van den Hoofdelijken Omslag weer met 20.000.te verhoogen. Als ik dit bedrag, alsmede de verhoogde uitkeering van het Rijk, er op heb gebracht, dan heb ik dat om dit motief gedaan, dat, wanneer ik een en ander in verband bracht met het premievrij pensioen, ik de tegenwerping wilde ontgaan, dat ik nog allerlei dingen achter de hand had. Ik vreesde, dat, als ik die dingen niet noemde, men zou zeggener komt nog een zakelijke belasting op het bedrijf en ook een hoogere uitkeering van het Rijk aan de gemeente. Toen ik verleden week met Gedeputeerde Staten, alvorens dit voorstel in te dienen, deze zaak heb besproken, heb ik verdedigd, dat wij die posten zouden opnemen, en werd van dien kant daartegen geen bezwaar gemaakt. Het is mij echter volkomen hetzelfde en ik herhaal: als de Raad het formeele bezwaar gevoelt, dat in deze nog geen principieele beslissing is gevallen, dan wil ik dien post van 20.000. wel laten vervallen. Ik meende echter, dat niemand tegen deze belasting bezwaar had; ik voor mij vind het een nuttige belasting, de beste, welke de nieuwe Gemeentewet brengt. Geheel anders sta ik tegenover het denkbeeld om den post van 89.400.— voor de gasfabriek niet te schrappen. Ik meen, dat het schrappen van dezen post de consequentie is van het besluit, dat de Raad in de vorige vergadering ge nomen heeft, toen hij zich vereenigde met het voorstel van Burgemeester en Wethouders in zake den gasprijs. Dat voorstel was gebaseerd en is in hoofdzaak ook verdedigd op dezen grond, dat de gasprijs in het vervolg zóó moest zijn dat financieel de gasfabriek geen verlies leed. Daarbij is geen sprake geweest van compensatie van de winst van de Centrale. Ik meen, dat beide fabrieken geheel afzonderlijk naast elkander beschouwd mogen worden en dat nooit het feit, dat op het eene bedrijf eenige winst gemaakt wordt, er on middellijk toe moet leiden, dat er genoegen mede genomen wordt dat er verlies geleden wordt op het andere bedrijf. Voor beide bedrijven mag gesteld worden de eisch van ge zonde politiek, dat het bedrijf zijn eigen kosten dekt. Ik meen, dat de Raad goed zal doen met de consequentie van bet door hem genomen besluit in zake den gasprijs te trekken door dezen post te schrappen. Daarin ligt hetzelfde opgesloten als de Raad den vorigen keer uitsprak toen hij zich met het voorstel van Burgemeester en Wethouders in zake den gasprijs vereenigde: de gasprijs zal dit jaar verder zoodanig zijn dat de gasfabriek geen verlies oplevert. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXIII. Voorstel tot goedkeuring van het Huishoudelijk Reglement voor het Burgerlijk Armbestuur te Leiden. (Zie Ing. St. No. 127.) Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. De artikelen 1 tot en met 16 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 17, luidende: »Het Burgerlijk Armbestuur of de Voorzitter met de in art. 15 bedoelde leden kan hen, die een aanvrage om onder steuning hebben gedaan, voor zich doen verschijnen tot het geven van nadere inlichtingen. Indien tot het verleenen van een ondersteuning wordt besloten, wordt den Secretaris-Boekhouder ten spoedigste machtiging tot uitbetaling van het toegekende bedrag gegeven." De heer van Eck. M. d. V. De wijzigingen, welke door de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen aan het Burgerlijk Armbestuur in overweging gegeven zijn, zijn bijna alle overgenomen. Een enkele naar mijne meening niet zeer belangrijke redactiewijzing is door het Burgerlijk Armbestuur niet overgenomen. De niet overgenomen wijziging betreffende artikel 17 acht ik echter belangrijk genoeg om deze thans bij wijze van amendement bij den Raad in te dienen. Het eerste lid van artikel 17 luidt: »Het Burgerlijk Armbestuur of de Voorzitter met de in artikel 15 bedoelde leden" men zou kunnen spreken van de Commissie van Dagelijksch Bestuur »kan hen, die een aanvrage om ondersteuning hebben gedaan, voor zich doen verschijnen tot het geven van nadere inlichtingen." Tegen deze bepaling heb ik geen bezwaar, maar aan den anderen kant meen ik ook, dat het van belang kan zijn dat een ondersteunde, of iemand die ondersteund wenscht te worden, ook in de gelegenheid gesteld wordt om op zijn of haar verzoek gehoord te worden door de Commissie van Dage lijksch Bestuur. Het kan zijn dat men meent, dat de aanvraag op onvoldoende motieven is afgewezen; het kan zijn dat men zijn aanvraag persoonlijk wenscht toe te lichten; het kan zijn dat men een grief heeft tegen een van de dienstdoende ambte naren. Ik meen, dat in al die gevallen ook degeen, die onder steund wordt of in aanmerking komt om ondersteund te worden, het recht moet bezitten om in normale gevallen ook gehoord te worden door de Commissie van Dagelijksch Bestuur. lu overeenstemming nu met het advies van de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen wensch ik voor te stellen om aan het tweede lid van artikel 17 toe te voegen: »Aan een verzoek van ondersteunden of van hen, die een aanvraag om ondersteuning hebben ingediend, om persoonlijk gehoord te worden door den Voorzitter met de in artikel 15 bedoelde leden wordt, zoo daartegen geen overwegende be zwaren bestaan, steeds voldaan." Ik heb eenige reserve gemaakt. Het kan zijn, dat degeen, die gehoord wenscht te worden, bijvoorbeeld dat verzoek elke week tot de Commissie richt. Het kan ook zijn, dat hij een bedreiging uit of dat hij dronken is, dan bestaat er natuurlijk reden om af te wijzen, maar onder normale omstandigheden heeft iemand, die onder steund wordt of voor ondersteuning in aanmerking wenscht te komen, het recht van de Commissie te vorderen, dat hij zijn belangen voor haar kan toelichten. Dit is de reden waarom ik dit amendement heb voorgesteld het strekt tot het aanbrengen van een wijziging, waarvan de wenschelijkheid door de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen in haar geheel gedeeld wordt. De Voorzitter. De heer van Eck heeft het volgende voorstel ingediend DÜndergeteekende stelt voor om aan artikel 17, 2e lid van het ontwerp-huishoudelijk reglement voor het Burgerlijk Armbestuur het volgende toe te voegen: Aan een verzoek van ondersteunden of van hen, die een aanvrage om ondersteuning hebben ingediend, om persoonlijk gehoord te worden door den Voorzitter met de in artikel 15 bedoelde leden, wordt, zoo daartegen geen overwegende bezwaren bestaan, steeds voldaan." Ik moet opmerken, dat dit niet kan beschouwd worden als een amendement, maar slechts als een wensch, die uitgesproken wordt met de bedoeling dien tot de Commissie voor de Huis houdelijke verordeningen te richten. Het voorstel van den heer van Eck wordt voldoende onder steund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging uit. De heer Bots. M. d. V. Deze aanvulling, welke de Commissie voor de Huishoudelijke Verordeningen voorstelt, is door het Burgerlijk Armbestuur overwogen, maar dit college meende, dat artikel 17 voldoende was voor hetgeen door genoemde Commissie werd verlangd, omdat, als het in de practijk zou voorkomen, dat iemand verzocht gehoord te worden voor een ernstig geval, er geen bezwaar zou bestaan aan dat verzoek te voldoen. Ik heb op mijn spreekuur of op andere tijden, als dergelijke gevallen zich voordeden, steeds menschen gehoord. Bovendien vreesde het Burgerlijk Armbestuur, dat het voorstel van den heer van Eck tot moeilijkheden aanleiding zou kunnen geven, juist in de gevallen welke hij zelf noemde, namelijk dat iemand aanhoudend of iedere week zou komen en dan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 22