112 MAANDAG 11 APRIL 1921. gemeente, hoogelijk teleurgesteld door het feit, dat Burge meester en Wethouders na de aanzienlijke verlaging van de kolenprijzen geen reden hebben gevonden om tot een noemens waardige verlaging van de gasprijzen zelf een voorstel te doen. De economische toestand van de bevolking eischt mijns inziens, dat de gemeente de bedrijven, welke zij beheert, laat werken tegen dergelijke tarieven, dat daarop geen winst ge maakt wordt. Men stelt het wel eens voor, alsof de duurte de groote massa der bevolking tegenwoordig minder teistert dan eenigen tijd geleden. Ik meen, dat men zich daarin vergist. Het is natuur lijk niet te ontkennen, dat sommige artikelen watgoedkooper geworden zijn, maar daartegenover staat dat er een sterke aandrang van kapitalistische zijde bestaat om de loonen te verlagen. De belastingen stijgen zeer aanzienlijk, ook voor het minst gegoede deel der bevolking. Wat de huishuren betreft hebben wij een voortdurende stijging te verwachten; werk loosheid zal in de naaste toekomst ook een belangrijk deel der bevolking in hooge mate teisteren. Dit alles maakt dus, dat de economische toestand der bevolking nog zeer ongunstig is en waarschijnlijk nog ongunstiger zal worden, en dat het dus van groot belang is als de gemeente in staat is door het beheer der bedrijven de groote massa der bevolking eenigszins in haar nood tegemoet te komen. Nu kan het toch niet anders dan in hooge mate teleur stellen dat, terwijl men ziet dat de kolenprijzen zoo ontzaglijk zijn gedaald, Burgemeester en Wethouders met een voorstel komen, dat eigenlijk voor de massa der bevolking geen verlaging van de gas- en electriciteitsprijzen inhoudt. Het is daarom te meer teleurstellend, omdat feitelijk de Directeur in zijne becijfering toegeeft, dat op het oogenblik de gasprijs eigenlijk hooger is dan de kostprijs; het scheelt wel niet veel, maar de berekening van den Directeur zal zeker wel aan den zeer voorzichtigen kant zijn. De Directeur is tot zekere hoogte de penningmeester van de fabrieken en penningmeesters zijn gewoon altijd zeer voorzichtige ramingen te maken. Dus wanneer nu de Directeur berekent, dat feitelijk de kostprijs lager is dan de tegenwoordige gasprijs, dan beteekent het dat thans reeds de gemeente op de exploitatie der gasfabriek winst maakt. Er komt bij, dat wij vrij zeker weten dat in de toekomst de kostprijs lager zal worden; de Directeur geeft dat zelf toe, aangezien op het oogenblik gewerkt wordt met een verouderde installatie. Doordat wij dus krijgen een nieuwe installatie, zal in het najaar het gas ook tegen lageren prijs kunnen geleverd worden. Bovendien zal de wanverhouding, die op dit oogenblik bestaat tusschen den prijs van de cokes en dien van de kolen, op den duur toch ten gunste van de fabriek verbeteren, omdat deze langzamerhand tegen goedkooper prijs kolen zal kunnen'koopen. Er komt nog bij, dat voor groote verbruikers wel een verlaging wordt voorgesteld. In de eerste plaats spreek ik mijn instemming uit met het amendement, dat is ingediend door de heeren Rotteveel en Bisschop, waarbij wordt voorgesteld dat rabat alleen voor niet-particulieren te laten gelden, want het zou toch zeer onaangenaam zijn, dat de gemeente aan de groote particuliere verbruikers, indien zij onder dat verbruik vielen, wel een verlaging van den gasprijs toestond en door de groote massa hetzelfde zou laten betalen. Er blijkt dus uit, dat de Directeur het wel aandurft om aan bepaalde categorieën van ingezetenen het gas voor lageren prijs te leveren. Ik weet wel, dat dit gebeurt op commercieele gronden, omdat de Directeur zegt, dat daardoor het verbruik wordt geprikkeld en het, als de groote verbruikers meer gaan afnemen, van groot belang voor de fabriek is, maar ik wijs er op, dat, indien vele kleine gas vei bruikers door den lagen gasprijs ook iets rneer gaan gebruiken, dit ook aan het debiet van de fabriek ten goede komt. Dit alles samengenomen brengt mij tot de meening, dat het geen onvoorzichtige stap is, als' wij voorloopig bepalen, dat de verlaging, welke de Directeur voorstelt voor sommige categorieën van ingezetenen hij wil die toestaan voor alle groote verbruikers, maar, als het amendement van de heeren Rotteveel en Bisschop wordt aangenomen, zal zij beperkt worden tot het gas, gebezigd voor industrieele doeleinden zal worden uitgebreid tot alle verbruikers. Indien wij dit kleine voordeel voor de ingezetenen kunnen boeken, dat voorloopig tengevolge van de ontzaglijk groote verlaging van de kolenprijzen eenigermate de prijs van het gas zal zijn verlaagd, heeft dat dan tengevolge, dat de fabriek met een tekort moet werken Ik geloof het niet. Dit voorstel is zoo verbazend bescheiden, dat het wel eenigszins verwondering zal wekken dat het van sociaal-democratische zijde is ingediend, en in elk geval geloof ik, dat bij aanneming ervan nooit groote verliezen zullen kunnen worden geleden. Maar mocht dat wel het geval zijn, dan zou dat geld althans zoo besteed zijn, dat daardoor werd bereikt, dat de groote massa der bevolking het iets beter kreeg en datgene, wat zij minder voor het gas moest betalen, kon besteden voor voeding, kleeding enzdus de beste manier, waarop de gemeente dat geld kan uitgeven. Daarnaast zouden wij gaarne willen, dat het gemeentebestuur van Leiden eens ernstig onder de oogen zag of het niet gewenscht zou zijn om over te gaan tot invoering van een progressieve regeling van de prijzen voor gas en electriciteit. Tot mijn groote verwondering wenschen Burgemeester en Wethouders over dit voorstel geen praeadvies uit te brengen. Ik verbaas mij daarover, want waarom mag die zaak niet behoorlijk worden voorbereid? Wanneer bij andere gelegen heden onzerzijds er tegenop gekomen werd, indien Burgemeester en Wethouders over een bepaalde zaak praeadvies willen uitbrengen, omdat wij meenden, dat bij zulk een zaak haast was, dan waren Burgemeester en Wethouders hooglijk ver ontwaardigd, aangezien wij meenden dat die zaak direct moest afgehandeld wordenmaar nu wij van oordeel zijn, dat er dringende redenen en argumenten zijn aan te voeren waarom deze zaak van de progessieve prijsregeling voor gas en electriciteit in een niet te snel tempo moet worden behandeld, wenschen Burgemeester en Wethouders geen praeadvies uit te brengen. Is de reden dat zij die zaak niet van genoeg belang achten of is de reden dat zij ons voorstel een onmogelijk voorstel vinden Burgemeester en Wethouders moeten dat maar eens toelichten. Het idee, dat overheidsbedrijven, wanneer zij artikelen van al gemeen gebruik leveren, artikelen, die iedereen noodig heeft, zij die voor zooveel mogelijk moeten leveren volgens progressieve tarieven, is niet alleen een idee van de sociaal-democraten. Ik heb er vroeger reeds op gewezen, dat er ook in burger lijke kringen voorstanders daarvan zijn. Zoo lees ik b.v. in het tijdschrift «Gemeentebelangen": »Het motief van het ter hand nemen van zulk een bedrijf zal dan zijn het algemeen belang, dat men gelegen ziet in een gebruik maken van het bedrijf door een zoo ruim moge lijken kring afnemers. Maar dan moet men het ook de onderste lagen uit dien kring mogelijk maken het genot van het product te verkrijgen. Dat wijst reeds op differentiatie in de tarieven. Maar bovendien moet men er naar streven, dat zij, die gebruik maken van de diensten van het bedrijf, dat kunnen doen op ongeveer gelijkelijk drukkende voorwaarden. En ge lijke druk wordt niet verkregen door den draagkrachtige en den minder draagkrachtige voor hetzelfde genot een zelfde bedrag te laten betalen. Uitvoerig is dit uiteengezet door Mr. Tasman in de bovenvermelde artikelen in het «Sociaal Weekblad." Trouwens, in den Raad is door verschillende leden ook reeds instemming betuigd met een progressieve regeling in het algemeen. De heer Sijtsma heeft zijn sympathie daarvoor uitgesproken; ook de heer Heemskerk, en de heer Wilmer heeft aangehaald, dat in het Roomsch-Katholiek Gemeente programma staat: «Zoo mogelijk wordt bij de vaststelling der tarieven rekening gehouden met de draagkracht der verbruikers." Daaruit blijkt dus, dat ook van burgerlijke zijde wel iets gevoeld wordt voor het invoeren van progressie bij de vast stelling der tarieven van overheidsbedrijven. Nu lijkt het mij gewenscht toe, dat wij bij het vaststellen van die progressieve tarieven uitgaan van dit standpunt. Er is in het algemeen een categorie van ingezetenen, die natuurlijk ook lijdt dooi' de duurte, want ten slotte lijden wij allen daaronder, maar toch niet in die mate dat zij niet zoude kunnen betalen den kostprijs van artikelen, welke door de overheidsbedrijven geleverd worden. Ik stel mij voor, dat een middenklasse, een klasse dus die in het bezit is van een ge middeld inkomen, betaalt den kostprijs van gas en electriciteit. Maar boven die middenklasse is er een categorie van inge zetenen, die zich de weelde kan veroorloven om ook voor de artikelen van dagelijkseh gebruik heel wat meer te betalen die misschien eens even kijkt naar de gas- en electriciteits- rekening en zegt: deze maand is zij wat hooger geweest; doch die zich daardoor niet laat beïnvloeden om minder te verbruiken. Het zijn dus degenen, die zich geen enkel genot behoeven te ontzeggen, degenen dus die profiteeren van het kapitalistisch stelsel; die dus misschien bij een ander stelsel het minder goed zouden hebben, doch die op het oogenblik over ruime middelen beschikken en ten aanzien van wie er allerlei reden is dat de gemeente zegt: ge kunt het wel be talen ge zult het ook wel betalenlaten wij eens probeeren hoever wij die tarieven kunnen opvoeren om aldus winst te behalen op de artikelen, welke aan die klasse van personen geleverd worden. Wanneer nu aldus bereikt wordt dat die categorie van meer gegoeden meer betaalt dan de kostprijs, dan kan men het meerdere dat aldus verkregen wordt ten goede doen komen aan het verlies dat de gemeente eventueel zou lijden door aan de groote massa het gas en de electriciteit min of meer beneden kostprijs te leveren. Het is mogelijk, dat de gemeente er dan nog wat zou moeten bijleggen, maar dan gaat men toch uit van een gezond systeem. Dan tracht men dus op die manier de exploitatie der fabrieken ten goede te doen komen aan allen. Nu had ik wel kunnen komen met een eigen zelfstandig

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 8