110
MAANDAG 11
APRIL 1921.
rommelig aanzien van dit gedeelte te verbeteren. Deze misstand
zal des te meer spreken als de bezoekers na het bezichtigen
der goed ingerichte nieuwe zalen dit gedeelte bezoeken.
Een uitstel zoude daarom slechts van korten duur kunnen
zijn en de voordeelen hiervan zouden niet opwegen tegen de
meerdere kosten, die later aan een verandering verbonden
zullen zijn, de bezwaren om later weder een nieuwe indeeling
te moeten ontwerpen en het dubbele werk hieraan ver
bonden."
Ik begrijp niet best, dat de heer van der Pot beweert dat
dit gedeelte der voorgestelde verbouwing zoo gemakkelijk
kan worden uitgesteld.
De entrée van het Museum zou er mede gebaat zijn, indien
dat kamertje werd weggebroken.
Daarom wil ik gevolg geven aan het verzoek van den heer
Oostdam om mijn amendement te splitsen, zoodat afzonderlijk
gestemd kan worden over de punten g en h van het plan
der Commissie.
De heer A. Elkerbout. M. d. V. Ik ben zeer verwonderd over
dfe^ bestrijding van mijn amendement door den heer van der
Lip. De Wethouder zegt, dat ik niet moet vergeten, dat het
salaris van den Directeur bedraagt ƒ2500.voor eenige uren
per dag, welke hij aan die betrekking zal moeten wijden,
omdat zijn hoofdbetrekking die van Archivaris is, terwijl de
adjunct-Directeur de geheele week in dienst zal zijn. Maar
juist op grond van het feit, dat de adjunct-Directeur de ge
heele week in functie zal zijn, acht ik het verschil tusschen
de beide salarissen te gering. Voor iemand, die de geheele
week in functie is aan een inrichting, welke op zich zelf
moet drijven, omdat de hoofdleider slechts enkele uren per
dag aanwezig is, acht ik het voorgestelde salaris veel te laag.
Er komt bij, dat er momenteel, nu de inrichting opnieuw
moet worden geïnstalleerd, veel werk zal zijn, ook voor den
Directeur, maar dit na verloop van jaren veel minder zal
worden, zoodat dan het verschil in salaris tusschen den
adjunct-Directeur, die altijd in functie is, en den Directeur,
die eenige uren per week arbeidt, te klein zal wezen. Meent
de Wethouder werkelijk, dat voor iemand, die geschikt is
voor een dergelijke verantwoordelijke betrekking, een salaris
van 52.per week voldoende moet worden geacht?
De heer Knuttel. M. d. V. Naar aanleiding van de bestrijding
van het amendement van den heer Eikerbout door den Wet
houder wensch ik een paar opmerkingen te maken.
Het is misschien juist wat de Wethouder zegt, dat voor
het voorgestelde salaris iemand is te vinden, die voor de
taak van adjunct-Directeur geschikt is, maar dan komt dat
door de omstandigheid, dat er in dit opzicht in de maat
schappij een groote misstand heerscht, namelijk dat dergelijke
betrekkingen op het gebied van kunst en wetenschap te veel
als luxe-baantjes worden beschouwd, welke iemand, die in
het bezit is van geld, kan waarnemen zonder dat hij daar
voor behoorlijk wordt betaald. Ik meen, dat wij ons in dit
opzicht niet mogen stellen op het standpunt van vraag en
aanbod en dat wij ons zonder meer hebben af te vragen of
hetgeen geboden wordt voor een dergelijke zeer verantwoorde
lijke betrekking die verantwoordelijkheid komt uit, als wij
bijvoorbeeld denken aan het doen van aankoopen een be
hoorlijke salarieering is. Die vraag moet mijns inziens in ont-
kennenden zin worden beantwoord en daarom steun ik het
amendement van den heer Eikerbout ten sterkste.
De heer van der Lip. M. d. V. In de eerste plaats nog een
enkel woord over het voorstel van den heer Huurman. De
heer van der Pot heeft er terecht aan herinnerd, dat bij de
conferentie, die wij met de Commissie voor de Lakenhal
hebben gehad, is gezegd, dat het wegbreken van het kamertje
van de Delftsche Schouw niet dringend noodzakelijk was,
d. w. z. dat het niet direct verband hield met den aanbouw
van het Museum, maar ik vestig er de aandacht op, dat toen
toch ook op den voorgrond is gesteld, dat, nu er .eenmaal in
het Museum verbouwd wordt en vaststaat, dat aan dien wan
toestand toch eens een einde moet worden gemaakt, het van
belang werd geacht alles tegelijk in orde te brengen. De heer
van der Pot beeft trouwens zelf toegegeven, dat op den duur
de toestand daar niet zoo kan blijven.
Er komt bij, dat de ingang van het Museum de heer
Huurman was in dit opzicht in de war komt in de Schei
straat, de ingang aan de Oude Vest wordt gesloten, en dit zal
medebrengen, dat, indien die hokkenrommel, waaronder het
kamertje van de Delftsche Schouw, niet wordt weggebroken,
de misstand nog meer in het oog zal loopen, dan op het oogen-
blik nu de ingang er vlak bij is en men er als't ware dadelijk
langs loopt. Daarom heb ik in overweging gegeven direct het
plan van de Commissie geheel te volgen en alles in eens in
orde te laten maken. Wij zijn aan het verbouwen en nu kan
alles in één moeite doorgaan.
Wat het traktement van den adjunct-Directeur betreft, ik
herhaal, dat mij is medegedeeld, dat een dergelijke betrekking
ook in andere musea op dezelfde wijze wordt gesalarieerd. Er
zijn jonge kunst-historici, die zich in die richting hebben
bekwaamd en voor wie een traktement, aanvangende met
f 2600.en opklimmende tot f 3000.voldoende kan
worden geacht.
Er komt nog iets bij. Het is geen traktement, dat met den
tijd niet veranderd zal kunnen worden.
Men benoemt volgens het voorstel een commies-2e klasse,
maar als de titularis eenigen tijd in dienst is en werkelijk
goed voldoet, dan kunnen wij hem bevorderen tot commies
le klasse en aan dien rang-is natuurlijk een hoogere jaarwedde
verbonden.
Voor het oogenblik, om mede te beginnen, achten wij het
voorgestelde salaris echter voldoende en er is, naar ons oor
deel, geen enkele reden om hooger te gaan.
De heer de Lange. M. d. V. Toen ik straks ons amende
ment introk heb ik ook als grond aangevoerd, dat wij niet
in de discussie iets wenschten te mengen wat zou gaan ge
lijken op een dissonant, aangezien hetgeen wjj begeerden niet
in overeenstemming was met de appreciatie welke de capa
citeiten van den directeur van het Museum verdienen. Nu
spijt het mij, dat de Commissie voor het Museum thans, ik
zeg niet een anderen dissonant in de discussie brengt, maar
toch zoo wat aan het eind van den maaltijd met verras
singen komt.
Het is nu voor de derde maal, dat dit punt hier in den
Raad op het agendum staat en vóór vandaag was niet ge
bleken van gebrek aan overeenstemming tusschen Burgemeester
en Wethouders en de Commissie.
Ik heb mij beijverd om hetgeen ik dacht dat een soort
van twistappel zou kunnen worden, weg te nemen, omdat ik
meende dat daarvoor voldoende argumenten gegeven waren
door de Commissie zelf en door Burgemeester en Wethouders.
Ik kan dan ook niets anders zeggen dan dat ik het bejammer,
dat thans de Commissie komt met weder andere voorstellen,
terwijl zij tot heden toe ons den indruk had gegeven dat zij
het geheel met Burgemeester en Wethouders eens was.
Wij doen het veiligst indien wij het voorstel van Burge
meester en Wethouders aannemen en het gesplitst amende
ment van den heer Huurman verwerpen. Het is toch duide
lijk aangetoond dat die verbouwing, er moge voor te pleiten
zijn er zal voor elke verbouwing wel wat te zeggen zijn
naderhand evengoed kan uitgevoerd worden als nu; de rente
standaard is, zooals de heer van der Pot terecht in herinnering
heeft gebracht, thans zeer hoog.
Ik ben het met den heer Sijtsma eens, hoe blij wij ook
zijn met het legaat, wij moeten toch eigenlijk met een beurs,
die al overbelast is, de lasten er van voor de gemeente
nemen. Laten wij dus hetgeen op het oogenblik niet strikt
noodig is nog wat uitstellen.
De algemeene beraadslaging wordt gesloten.
De Voorzitter. In de eerste plaats is aan de orde punt a,
met het daarop voorgestelde amendement van den heer Huur
man, om de verbouwing van het Museum uit te voeren zoo
als het plan door de Commissie is voorgesteld, en wel in de
eerste plaats hetgeen voorgesteld is sub gwat een vermeer
dering van 6000.zal veroorzaken.
En dan h, een verandering van de bestuurskamer, welke
f 1500.zal kosten.
Ik moet er met nadruk op wijzen, dat het College het
voorste], dat het gedaan heeft, handhaaft. Men kan wel zeg
gen, dat de andere uitgaven, welke worden voorgesteld, toch
te eeniger tijd zullen moeten worden gedaan, maar het is
onze zaak ons oogenblikkelijk te onthouden van alle uitgaven,
welke niet direct bepaald noodzakelijk zijn. Dat is bij de be
spreking met de Commissie voor de Lakenhal ook uitdruk
kelijk op den voorgrond gesteld. Het is geen onwil van Bur
gemeester en Wethouders, integendeel, ook zij erkennen de
wenscbelijkheid van het aanbrengen van die verdere ver
anderingen, maar er komen zooveel van die dingen van alle
kanten, dat wij er op uit moeten zijn ons tot het noodzake
lijke te beperken. Indien de toestand van de gemeentefman-
ciën zoodanig wordt, dat wij ons wat meer zullen kunnen
veroorloven, ligt het op onzen weg zulke dingen te doen.
a. Het eerste gedeelte van het voorstel van den heer Huur
man om 6000.beschikbaar te stellen voor de verplaatsing
van het zgn. kamertje van de Delftsche schouw en de uit
voering van daarmede samenhangende werken in den beneden-
corridor, wordt in stemming gebracht en met 19 tegen 7
stemmen verworpen.
Tegen stemmende heeren de Lange, Heemskerk, Bisschop,
Meijnen, Van Eek, Sijtsma, Eerdmans, Sanders, Bots, van der
Pot, A. Eikerbout, Kuivenhoven, Wilbrink, Splinter, Oostdam,