134
MAANDAG 11 APRIL 1921.
Mevrouw DubbeldemanTrago. M. d. V. Ik zou gaarne
willen vernemen waarom niet bekend gemaakt wordt waar
en wanneer Argentijnsch vleesch te krijgen is, terwijl ik er
tevens op zou willen aandringen, dat gezorgd wordt voor een
zeer geregelden en grooteren aanvoer. Het komt meermalen
voor, dat het dagen lang niet is te verkrijgen.
De Voorzitter. Het ligt niet op den weg van het ge
meentebestuur daarvan kennis te geven. Hot is geen gemeente
lijk bedrijf.
Mevrouw DubbeldemanTrago. Ik dacht, dat dat wel het
geval was.
De Voorzitter. De kwestie was bij slot van rekening, dat
alleen de toestemming moet worden gegeven om dat vleesch
in te voeren. Nu die toestemming is verleend, wordt het
verkocht en verhandeld door zekere winkeliers; het is het
belang van die winkeliers, dat gezorgd wordt, dat de noodige
bekendheid aan de aanwezigheid van dat vleesch wordt gegeven.
Het gemeentebestuur heeft daarmede niets te maken.
De heer Groeneveld. M. d. V. Ik heb nog geen antwoord
op mijn vraag gekregen. Ik heb een pertinente vraag gesteld,
want ik wilde weten of door Burgemeester en Wethouders
de verordening op de winkelsluiting was nageleefd, of zij
ontheffing hadden verleend van de desbetreffende bepalingen
dier verordening dan wel of de betrokken vereeniging die
verordening had ontdoken.
Ik stel die pertinente vraag opnieuw en ik hoop, dat gij
nu niet het woord aan den een of ander zult geven om van
het antwoord af te komen.
De Voorzitter. Ik behoef nergens van af te komen. Er is
ontheffing gevraagd, want als men die niet bezat, dan had
men de zaal niet noodig, en was die niet door de Oranje
vereniging gehuurd geworden.
De heer Groeneveld. Dan heeft de vereeniging de verordening
overtreden.
De Voorzitter. Dat moet uitgemaakt worden
De heer Groeneveld. Ik protesteer tegen een dergelijke
wijze van behandeling.
De Voorzitter. Wij kunnen het onderzoeken.
De heer Groeneveld. Krijg ik dan in een volgende vergadering
antwoord?
De Voorzitter. Ik constateer, dat hetgeen bij deze bazaar
is gebeurd niets bijzonders is, en op dezelfde wijze als waarop
de zaak hier behandeld is, zal zij ook in de toekomst behan
deld worden. Van het innemen van een partijstandpunt is
geen sprake; wie ontheffing vraagt in een geval als dit, kan
die krijgen.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.