MAANDAG 11 APRIL 1921.
133
rekening over 1920 aan den Raad over te leggen eene volledige
en overzichtelijke rekening van ontvangsten en uitgaven over
dat diensljaar van
a. de gemeentelijke waschinrichting;
b. den gemeentelijken verkoop van schoenen, kleeding-
stoffen, enz., voor zoover die niet plaats had onder de leiding
van den Directeur van het Levensmiddelenbedrijf of onder de
leiding van den Directeur van het Distributiebedrijf voor
vleesch en visch."
De bedoeling van het voorstel is deze.
De Raad is tot heden onbekend met de financieele resul
taten voor de gemeente van den verkoop, die heeft plaats
gehad eerst in de Waag, daarna in de Stadsgehoorzaal en
ook gedeeltelijk in den gemeentewinkel op de Vischmarkt;
en ook heeft de Raad nog nooit een behoorlijk overzicht
gekregen van de kosten der gemeentelijke waschinrichting.
Burgemeester en Wethouders zijn er natuurlijk evenzeer
als de Raad van overtuigd, dat het onze plicht en onze roeping
is om op de hoogte te zijn van de financieele resultaten van
deze zaken en van die overtuiging is dit voorstel het gevolg.
Ik verwacht natuurlijk niet, dat dit voorstel thans aan de
orde gesteld wordt. Onze bedoeling is alleen, dat het nu
gesteld wordt in handen van Burgemeester en Wethouders.
Dan kan het in een volgende Raadsvergadering een onder
werp van beraadslaging uitmaken.
De Voorzitter. Ik stel voor dit voorstel in handen van
Burgemeester en Wethouders te stellen om praeadvies.
Daartoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik zou gaarne willen ver
nemen wanneer wij kunnen verwachten het praeadvies, dat
door Burgemeester en Wethouders zal worden uitgebracht
in zake het dempen van die twee slooten, aan de Witte en
aan de Roode Laan. Die toestand wordt daar met den dag
slechter en, als wij een paar warme dagen krijgen, wordt
die onhoudbaar. Het begint daar te gisten. De kinderen zijn
bezig, als het water laag is, in een groot gedeelte van die
Slooten te spelen. De moeders, die natuurlijk groote gezinnen
hebben en dus de handen vol, kunnen daaraan niet genoeg
aandacht schenken. Zij zien bovendien het gevaar niet in.
Daarom is het noodig, dat de gemeente zoo spoedig mogelijk
ingrijpt.
De heer Bots. M. d. V. Het rapport van den Directeur
van Gemeentewerken is nog niet ingekomen, maar, zoodra
het is ingekomen, zullen wij het met bekwamen spoed be
handelen.
De heer van Eck. M. d. V. Dit jaar valt 1 Mei op Zondag
en door de strenge toepassing van de Zondagswet hier, in
tegenstelling met andere plaatsen, zullen wij genoodzaakt zijn de
Mei-betooging te houden op Maandag 2 Mei. Ik zou namens
onze fractie willen verzoeken of Burgemeester en Wethouders
daarmede rekening willen houden, omdat de leden onzer fractie
op Maandag 2 Mei eventueel een Raadsvergadering niet zullen
kunnen bijwonen. Wij zouden dus gaarne zien, dat op dien
dag niet een Raadsvergadering werd uitgeschreven.
De Voorzitter. Ik heb niet aan 2 Mei gedacht, maar ik
wil wel zeggen, dat wij van hetgeen te behandelen is eventueel
wel iets, waarbij geen haast is, willen achterwege laten. Ik
wil, wat mij betreft, gaarne daarmede rekening houden. De
volgende week is er raadsvergadering.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik wensch even mede te
deelen, dat ik mij had voorgesteld, dat de financieele voor
stellen, waarop ik den vorigen keer doelde, op 2 Mei zouden
worden behandeld. Dat zal nu dan 9 Mei worden.
De heer van Eck. Als wij op Zondag een optocht mogen
houden, kan het op 2 Mei.
De Voorzitter. Dat is reeds beslist. Gevraagd is om op
Maandag een optocht te mogen houden en daarvoor is toe
stemming gegeven. De zaak is dus uitgemaakt.
De heer Groeneveld. M. d. V. -Ik wensch even te doen
opmerken, dat op 14 December in den Leidschen Gemeenteraad
mijn motie betreffende de huurprijzen der ambtswoningen is
aangenomen. Ofschoon die motie is aangenomen, heb ik er
niet heel veel succes rr.ede gehad. Het gevolg is geweest,
dat ik genoodzaakt ben geweest in de Raadsvergadering van
7 Februari een andere motie in te dienen, waarop praeadvies
is toegezegd. Het gebeurt zeldzaam, dat een motie van ons
wordt aangenomen en, als iets zeldzaam is, hecht men er
groote waarde aan. Burgemeester en Wethouders zullen wel
begrijpen, dat zij dat praeadvies over die motie niet moeten
klaar maken, als zij een keer niets anders meer te doen hebben,
maar dat er haast bij is. Het wordt tijd, dat deze zaak wordt
afgedaan, en daarom dring ik er op aan, dat Burgemeester
en Wethouders in de eerstvolgende Raadsvergadering met
hun praeadvies zullen komen.
Dan nog een vraag. Verleden week is er hier gehouden een
bazaar van de Christelijke Oranjevereeniging. Het is al eens
een keer gebeurd, dat deze vereeniging ontheffing gekregen
heeft van de belasting op de openbare vermakelijkheden en
daarom heb ik een oogje in het zeil gehouden. Ik heb nu
vernomen, dat op die bazaar des avonds na 8 uur allerlei
artikelen verkocht zijn, die niet verbruikt zijn ter plaatse van
den verkoop, en vooral waar de waarnemende Burgemeester
in zijne functie bij de opening van deze bazaar tegenwoordig
is geweest, lijkt het mij toch zeer verkeerd dat daar in strijd
met de desbetreffende verordening is gehandeld.
Ik wil vragen, hoe dat precies in elkaar zit, of er voor deze
vereeniging weder een verordening is uitgeschakeld.
De Voobzitter. Wat dit laatste aangaat kan ik antwoorden,
dat ik op geen enkele manier heb kunnen vinden dat in
strijd met de verordening gehandeld is. Dus dat zou op dit
oogenblik aangetoond moeten worden. De zaken zijn wel na
te gaan en het is behandeld en overwogen.
Wat betreft de vraag van den heer van Stralen in zake
dien, woningaftrek, voor zoover ik het kan nagaan komt dat
in de Mei-vergadering in orde. Tegen de volgende vergadering
is het niet meer mogelijk.
De heer Groeneveld. M. d. V. Uw antwoord betreffende de
bazaar is zeer sober.
Ik heb gezegd, dat in strijd met de verordening op de
winkelsluiting in die bazaar des avonds na 8 uur artikelen
zijn verkocht die niet bestemd waren voor verbruik ter
plaatse van den verkoop. Ik vraag nu, of aan die vereeniging
ontheffing van de verordening is verleend. Daarop dient toch
een positief antwoord te komen en geen praatje, dat heelemaal
geen antwoord is. De Voorzitter heeft mij absoluut geen
antwoord gegeven. Ik wensch nader antwoord.
De Voorzitter. De heer Groeneveld kan dat geen antwoord
noemen, maar naar mijn oordeel is dat antwoord geheel
voldoende.
Van begunstiging is in deze geen sprake geweest. De toe
passing, welke de verordening voortdurend heeft gehad ten
opzichte van bazaars, heeft ook hier plaats gehad.
De heer Groeneveld. M. d. V. De Voorzitter schijnt de
verordening niet te kennen. Daarin staat: «Burgemeester en
Wethouders zijn bevoegd bij openbare kennisgeving eene al
dan niet voorwaardelijke ontheffing te verleenen van de ver
bodsbepalingen dezer verordening."
Nu is het met een beetje goeden wil mogelijk om aan zoo'n
bazaar onthelfing te verleenen, maar het moet geschieden bij
openbare kennisgeving en die is er niet geweest.
De heer van der Lip vraagt, of zoo iets onder de winkel
sluiting valt. Er staat hier, dat ontheffing kan worden ver
leend: y>b ten aanzien van alle winkels op eene tentoonstelling,
een fancy-fair of andere soortgelijke inrichting van tijdelijken
aard voor een in die kennisgeving vast te stellen tijdperk."
Dus met eenigen goeden wil kan men aan dergeiijke in
stelling ontheffing verleenen, maar het moet gebeuren bij
openbare kennisgeving en die is er in dit geval niet geweest.
Als er een kennisgeving geweest is, dan is die, in plaats van
openbaar, al zeer geheimzinnig geweest.
Ik begrijp, dat de Voorzitter, die zijn sanctie aan deze
instelling heeft verleend, in een moeilijk parket komt, maar
het is aan mij om ernaar te informeeren.
De Voorzitter. Verlangt nog iemand het woord?
De heer Groeneveld. Ik heb nog geen antwoord op mijn
vraag ontvangen.
De Voorzitter. Het antwoord op uw vraag heb ik gegeven
en ik treed er niet meer in.
De heer Wilbrink. M. d. V. Verleden jaar is een verzoek
schrift ingekomen van eenige schippers en reeders betreffende
het bruggengeld in de gemeente. De heer van der Pot heeft
praeadvies toegezegd, omdat zijns inziens wel termen aan
wezig waren om den menschen daarin tegemoet te komen,
maar tot heden heb ik er niets op vernomen.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik kan den heer Wilbrink
de toezegging doen, dat in de eerstvolgende vergadering, ten
zij die reeds de volgende week wordt gehouden, die zaak
behandeld zal worden. Het rapport van den Directeur van
den Markt- en Havendienst is kort geleden bij Rurgemeester
en Wethouders ingekomen.