61 Art. 8. De Commissie en ieder harer leden hebben te allen tijde recht van toegang tot alle gebouwen, werken en terreinen, behoorende tot de in art. 3 genoemde diensten. Zij zijn tevens bevoegd inzage te nemen van alle boeken en bescheiden, tot de administratie dier diensten behoorende. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 102. Leiden, 4 April 1921. In verband met de ongesteldheid van den heer Dr. A. Hendriks, leeraar aan het Gymnasium, alhier, werd door ons College met ingang van den 4en Januari j.l. de heer E. W. Schallenberg benoemd tot tijdelijk leeraar in de Nederlandsche taal en letterkunde, aan die onderwijsinrichting. Nu deze tijdelijke opdracht langer dan drie maanden moet duren, verzoeken wij Uwe Vergadering, overeenkomstig het bepaalde bij art. 16, 3e lid, der verordening van 31 October 1912 (Gem. blad no. 30), deze tijdelijke benoeming te willen bekrachtigen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 103. Leiden, 4 April 1921. Wij hebben de eer U in overweging te geven gunstig te beschikken op bijgaand verzoek van Mej. D. A. E. van Kaat- hoven, om ontslag uit hare betrekking van leerares in de Fransche taal en letterkunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes, alhier en haar dat ontslag eervol te verleenen met ingang van den len Mei 1921. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 28 Februari 1921. Ondergeteekende, Diederika Anna Elisabeth van Kaathoven, Leerares in de Fransche taal en letterkunde aan de Hoogere Burgerschool voor Meisjes alhier, die volgens verordening der Gemeente Leiden aanspraak kan maken op pensioen, heeft de eer U te verzoeken, haar met ingang van 1 Mei 1921 eervol ontslag uit genoemde betrekking te willen verleenen. Hetwelk doende, enz. D. A. E. van Kaathoven. Aan den Raad der Gemeente Leiden. N®. 104. Leiden, 4 April 1921. In de raadszitting van 1 Februari j.l, werd ons College een crediet verleend van f 1000.—, ten einde, in al wachting van het resultaat van het met den Minister van Binnenlandsche Zaken te plegen overleg omtrent het in het leven roepen van steunregelingen ten behoeve van uitgetrokken leden van werk- loozenkassen in den trant als voor de sigarenmakers is geschied, steun te verleenen aan uitgetrokken personen ter beoordeeling van ons College. Eene definitieve beslissing omtrent deze steunregeling is door den Minister nog niet genomen. Nu inmiddels het crediet van ƒ1000.weldra zal zijn verbruikt en het ons alleszins gewenscht voorkomt, in afwachting van de definitieve regeling op dit punt, nog eenigen tijd met de tegenwoordige ondersteuning voort te gaan, geven wij U in overweging het op den len Februari j 1. voor bovenomschreven doel verleende crediet van f 1000.—met ƒ2000te verhoogen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 105. Leiden, 4 April 1921. Bij Raadsbesluit van 21 Augustus 1919 (Ingek. Stukken n°. 225) werd besloten tot den aankoop van eenige perceelen weiland en water in den Boschhuizerpolder. Tot dezen aankoop behoorden o. m. de perceelen Leiden, Sectie O, 916, 917 en 918, ter gezamenlijke grootte van 0.87.22 H.A. welke bij contract van 5 September 1912 door een vorigen eigenaar, den heer Mr. C. W. J. J. Pape, tot Kerstmis 1922 verhuurd waren aan den heer D. Poot te Overschie voor den prijs van 75.— per jaar. Vermits het ons College gewenscht voorkwam van deze huur te worden ontslagen, wendden wij ons tot den heer Poot, ten einde v^n hem te vernemen, ol hij bereid was tot ontbinding der huurovereenkomt mede te werken. Aangezien de huurder dit land weer had onderverhuurd voor 500. per jaar aan de Vereeniging Groenten-Centrale te Leidschen- dam en hij daardoor zeer hooge eischen stelde, kon geen overeenstemming op redelijke voorwaarden worden verkregen. Toen wij echter vernamen, dat de genoemde Vereeniging binnenkort van de terreinen geen gebruik meer zou maken, zijn opnieuw onderhandelingen aangeknoopt, die ten slotte tot het volgende resultaat hebben geleid. De heer Poot is bereid afstand te doen van de loopende huur tegen betaling van een schadevergoeding van f 750. Daartegenover is de Vereeniging Groenten-Centrale genegen van deze vergoeding aan den heer D. Poot te betalen een bedrag van f 300.indien zij van de verplichting wordt ontslagen, het land, dat als opslagterrein werd gebruikt, weder als weiland op te leveren, waartegen onzerzijds geen bezwaren bestaan aangezien deze terreinen, naar wij meenen te mogen veronderstellen, binnenkort in bebouwing zullen komen. De door de gemeente te dragen kosten zouden dan dus slechts f 450.beloopen. Wij zijn van oordeel, dat deze gelegenheid moet worden aangegrepen om tot een beëindiging van de huur te geraken. De Woningbouw vereeniging »Ons Belang" heeft n.l. bij ons College reeds stappen gedaan, om voor het uitvoeren van haar 3e bouwplan de beschikking over eenige terreinen te verkrijgen nabij de Pieter van Twistlaan, tot welke terreinen ook de hierboven genoemde perceelen behooren. En het spreekt vanzelf, dat de uitvoering van dit plan bemoeilijkt wordt, indien over een deel van het terrein eer.-t met Kerstmis 1922 de beschikking werd verkregen. Op grond van een en ander geven wij Uwe Vergadering aisnu in overweging te besluiten tot ontbinding, met ingang van een nader door ons College te bepalen datum, van de over eenkomst d.d. 5 September 1912. waarbij door den heer Mr. C. W. J. J. Pape aan D. Poot tot Kerstmis 1922 werden ver huurd de perceelen kad. bekend gem. Leiden Sectie O 916, 917 en 918, onder toekenning aan den huurder van een schadevergoeding groot f 450. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 106. Leiden, 5 April 1921. Eenigen tijd geleden werden ons namens den eigenaar, den heer G. F. Hemerik, alhier, te koop aangeboden de perceelen teelland met schuren benoorden den Heerensingel, nabij de Lusthoflaan, Kad. bekend Sectie K nis 333 en 1836, te zamen groot 7617 M3., voor de som van 18500. Met de Commissie voor het Grondbedrijf kwam ons aankoop van deze perceelen, die ten zuiden aan een bestaande bebou wing en ten noorden aan de Ringsloot grenzen, wel gewenscht voor. Aan den overkant van die sloot ligt eveneens aan de gemeente toebehoorende grond, terwijl de perceelen in kwestie voor bebouwing zeer geschikt zijn en in verband met hunne hooge ligging bijna niet behoeven te worden opgehoogd. Intussehen kwam ons de gevraagde prijs te hoog voor, weshalve onderhandelingen werden geopend om tot aankoop voor een lager bedrag te geraken. Het resultaat was, dat de eigenaar zich ten slotte bereid verklaarde met een koopsom van f 14000.genoegen te nemen, een bedrag, hetwelk zoowel aan de Commissie voor het Grondbediijf, als aan ons College aannemelijk voorkomt. De beplantingen, bollenstellingen, bloemkweekersgereed- schappen en andere goederen, zoowel op het land als in de gebouwen aanwezig, zijn niet onder den koop begrepen, ter wijl met den eigenaar verder is overeengekomen, dat de aanvaarding en betaling uiterlijk op 1 December 1921 zal plaats hebben. Wij geven U mitsdien in overweging: a. te besluiten tot den aankoop ten behoeve van de volks huisvesting van de perceelen teelland met schuren benoorden den Heerensir.gel nabij de Lusthoflaan, kad. bekend Sectie K nis 333 en 1836, te zamen groot 7617 M3. voor de som van f 14000, onder voorwaarde, dat de aanvaarding en betaling uiterlijk op 1 December 1921 zal plaats hebben; b. over te gaan tot vaststelling van den hierbij overgelegden suppletoiren begrootingsstaat, groot met inbegrip van de kosten van overdracht f 14'35; c. te besluiten, de sub a bedoelde perceelen in te brengen in het gemeentelijk grondbedrijf voor de koopsom, vermeer derd met de op den aankoop gevallen kosten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 3