MAANDAG 28 FEBRUARI 1921. 73 door den heer Dubbeldeman besproken, niet in deze voor stellen ligt opgesloten en nog nader aan de orde zal komen. Maar ik kan mij niet vereenigen met den Wethouder, als hij meent, dat ook het voorstel van den heer de Lange praematuur zou zijn. Ik geloof, dat met het benoemen van een adjunct-Directeur in den rang van commies 2e klasse geprejudicieerd wordt op de verhouding tusschen den Direc teur en den adjunct-Directeur. Ik gevoel veel voor de voorstellen van den heer de Lange. Wij moeten dien adjunct-Directeur plaatsen in een hoogere salarisklasse. Daaraan zit de geheele quaestie vast. Ik heb geen bezwaar tegen uitstel, maar wij kunnen er geen oor deel over uitspreken zonder de verhouding van Directeur en adjunct-Directeur ter sprake te brengen. De heer de Lange. Ik ben het volkomen eens met de be schouwingen van den heer Knuttel. Wij kunnen punt b niet behandelen zonder dat wij ons de geheele reorganisatie inge dacht hebben. Ook ben ik het eens met den heer Eerdmans. Ik heb het recht en den plicht om de zaken, die ik ter sprake wilde brengen, nu te bespreken, omdat Burgemeester en Wethouders, hoewel zij op dit oogenblik nog niet komen met het voorstel het traktement van den Directeur te verhoogen, toch uit drukkelijk zeggen: »Onder verwijzing naar het schrijven van »ae Commissie voor de Lakenhal, met wier voorstellen wij »ons, zooals gezegd, vereenigen met uitzondering...." Dus als wy er nu niet over spreken, dan zullen Burge meester en Wethouders naderhand zeggen: ge hebt er reeds toe besloten; de Directeur zou f 2500.krijgen. Het is nu de tijd erover te spreken. Wij kunnen over punt b niet beslissen, indien wij niet een oordeel hebben over de salarieering van den Directeur. Die twee zaken zitten onaf scheidelijk aan elkander vast. Ik heb echter geen bezwaar tegen uitstel. Alleen zou ik, als de zaak werd uitgesteld, toch de twee voorstellen nu reeds willen indienen. Dan komen ze in het Raadsverslag en kunnen wij er beter over oordeelen. De heer Oostdam. M. d. V. Ik wensch omtrent twee punten inlichtingen te vragen. Als de zaak nu wordt uitgesteld, dan kan men misschien den volgenden keer antwoord geven op wat ik ga zeggen. De vloerbedekking voor de kunstzaal zal f 2400.moeten kosten. Men wil daar kurkzeil leggen; maar ik vraag, aan gezien dat zeil natuurlijk gaat slijten, of het zooveel duurder zou zijn om in plaats daarvan een parketvloer te nemen. De vloer van de zaal moet geheel opgebroken wordennu zouden wij misschien toch niet die oude planken kunnen gebruiken en dan zou het wellicht overweging verdienen om daar een parketvloer aan te brengen. In het nieuwe gebouw komt die misschien ook. De heer van der Lip. Neen. De heer Bots. Kurkzeil is rustiger. De heer Oostdam. In de tweede plaats dit. Burgemeester en Wethouders gaan niet mede met het denkbeeld van de Commissie om het zoogenaamde «kamertje met de Delftsche schouw" en het daaraan grenzend privaat te verplaatsen. Ik kan er iets voor gevoelen een en ander te laten zitten; ver plaatsen is niet noodig. Maar de ruimte erachter is toch zeer donker. Kan die muur, welke achter dat kamertje aansluit, niet vervallen? Dan krijgen wij wat meer licht in de ruimte daar. Er staat nu een groote sjees; die kan men niet zien; men valt erover als men komt. Het wegbreken van dien muur, met behoud van het Delftsche kamertje, zou niet zooveel kosten medebrengen en dan was er tevens meer ruimte in de vestibule. De heer van Hamel. M. d. V. Ik wil ondersteunen het denkbeeld om deze zaak uit te stellen. Ik geloof', dat wij een verwarde stemming zouden krijgen, indien wij op dit oogenblik deze zaak afhandelden. Het denk beeld van den heer de Lange zal dan ook nog eens door Burgemeester cn Wethouders bekeken kunnen worden. Alles te zamen genomen meen ik, dat het het beste is dit punt van de agenda af te voeren. Alleen wil ik een uit zondering maken voor het voorstel sub e. Het is hoogst wenschelijk daaromtrent een beslissing te nemen. Dit praejudicieert niets en stelt Burgemeester en Wethouders in de gelegenheid ten aanzien van die centrale verwarming een beslissing te nemen, die urgent is. De Voorzitter. Ik stel voor de behandeling van dit punt der agenda aan te houden behalve voor wat betreft het voor stel sub e genoemd. Daartoe wordt besloten. De Voorzitter. Dan stel ik aan de orde het voorstel sub e genoemd. De heer van der Lip M. d. V. Ik wensch tot goed verstand van de zaak nog het volgende te zeggen. De heeren de Lange en Knuttel willen, dat Burgemeester en Wethouders tegelijk voorstellen zullen doen omtrent het salaris van den Directeur. Burgemeester en Wethouders hebben de zaak dus zoo op te vatten, dat het 't verlangen van den Raad is om niet afzonderlijk te behandelen het voorstel tot aanstelling van een adjunct directeur, maar om daarnaast te krijgen een voorstel betreffende het salaris van den Directeur, opdat die beide zaken tegelijk in behandeling kunnen komen. De Voorzitter. Door de heeren de Lange en Oostdam is het volgende voorstel ingediend »De ondergeteekenden hebben de eer voor te stellen, dat het salaris van den Museum-Directeur, omdat deze functie als nevenbetrekking door den archivaris wordt waargenomen, thans bij de reorganisatie van het Museum, met het oog op de benoeming van een adjunct-directeur, niet zal worden verhoogd" en een amendement, luidende: »De ondergeteekenden hebben de eer voor te stellen in het voorstel sub b te laten vervallen de woorden: »2e klasse". Het voorstelen hetamendement worden voldoende ondersteund en kunnen derhalve een onderwerp van beraadslaging uitmaken. De Voorzitter. Ik stel voor beide in handen van Burge meester en Wethouders te stellen om praeadvies. Daartoe wordt zonder hoofdelijke stemming besloten. Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens overeenkomstig het voorstel sub e van Burgemeester en Wethouders besloten. (Mevr. DubbeldemanTrago was inmiddels ter vergadering gekomen.) XXX. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de plaatselijke directe belasting, dienst 19191920 en dienst 19201921. (Zie lug. St. No. 52.) De beraadslaging wordt geopend. De heer Heemskerk. M. d. V. Ik wensch natuurlijk niet over dit advies van de Raadscommissie te spreken, doch alleen in verband met dit punt van de agenda een vraag stellen. Wij hebben, nadat wij geruimen tijd geen bezwaarschriften tegen aanslagen in de belasting hebben behandeld, nu een betrekkelijk kolossale lijst van zulke bezwaarschriften op de agenda van deze vergadering. De heer Oostdam. Is dat niet goed? De heer Heemskerk. Heel best zelfs, maar waar een zoo belangrijke lijst van de kohieren 19191920 is afgehandeld, zou ik willen vragen of er nog veel bezwaarschriften over het vorige belastingjaar zijn af te doen en zoo ja, of daarmede dan spoed kan worden gemaakt. Het feit is, dat men telkenmale hooit klagen, dat de menschen meenen te veel te hebben betaald, gereclameerd hebben, daarvan niets hebben gehoord en thans reeds de belasting voor dit jaar moeten betalen. Die menschen verkeeren vaak in moeilijke omstandigheden en het valt hun dikwijls zwaar de belasting te betalen, terwijl zij wachten op teruggave van de belasting van het vorige jaar. Misschien kan er in het algemeen belang een antwoord gegeven worden op de vraag of er van het vorige jaar nog veel bezwaarschriften zijn te behandelen en zoo ja, of met de afdoening daarvan zeer groote spoed zal worden gemaakt. De heer van Stralen. M. d. V. Ik wensch een inlichting van anderen aard te hebben. Ik weet niet, of het aan mij ligt maar ik vind het buiten gewoon moeilijk om in het kohier na te gaan, welke personen het voorstel van de reclamecommissie betreft. Op het lijstje, dat wij gekregen hebben, staan achter de namen nummers, maar die nummers vinden wij niet terug in het kohier. Het is dus zoo goed als ondoenlijk om in het kohier na te zien tot welk bedrag de belasting wordt teruggebracht. Ik zou gaarne vernemen, of Burgemeester en Wethouders bereid zijn daarin wijziging te brengen, zoodat het voortaan gemakkelijker in het kohier zal zijn na te gaan. De heer van der Pot. M. d. V. Op de vraag van den heer Heemskerk kan de heer Wilmer beter dan ik een antwoord geven. Die zal wel weten, of er nog vele reclames dienst 1919/1920 te behandelen zijn,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 17