38 MAANDAG 7 FEBRUARI 1921. genoeg om een amendement in te dienen, maar wat is er tegen om ook die wetjes te verstrekken? De Voorzitter. Het is geen zaak van den Raad. Het is altijd zoo geweest, dat de Commissie over een zeker bedrag kon beschikken en dan die dingen in eigen kring uitmaakte. De heer van der Lip. M. d. V. Ik wensch aan den heer van Eek te antwoorden, dat ik het nut er niet van inzie om aan elk der leden van de Commissie al die wetten ter hand te stellen. Zou het niet voldoende zijn, indien aan den secretaris voor het archief der Commissie de Lager Onderwijswet, de Leerplichtwet enz. werden verstrekt, want de leden zeiven hebben toch niet ieder oogenblik met die wetten te maken? De beraadslaging wordt gesloten en artikel 11 zonder hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele verorde ning eveneens zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. XV. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 12 October 1905 (Gem. Blad No. 25) op het Bouwen en Sloopen. (Zie Ing. St. No. 9.) Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. Beraadslaging over artikel I, luidende: »Na artikel 18 van bovengenoemde verordening wordt in gevoegd een nieuw artikel, luidende: »Art. 18bis. Het uiterlijk van een nieuw te maken gebouw en het uiterlijk, na de herstelling of de verandering, van een naai den uiterlijken vorm te herstellen of te veranderen gebouw, met al wat daarbij behoort, muren, hekken en dergelijke werken, moet zoodanig zijn, dat het noch op zichzelf noch in verband met de omgeving uit een oogpunt van welstand aanstoot geelt of kan geven. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd te dien aanzien nadere eischen te stellen met betrekking tot den vorm, de samenstelling en de afwerking van de uitwendige deelen der gebouwen en der terreinafscheidingen."" De heer Mulder. M. d. V. Ik heb met aandacht dit nieuwe artikel 18fns gelezen, maar ik moet verklaren niet te weten hoe men zich voorstelt dat dit moet gaan. Ik weet wel, die Schoonheidscommissie heeft een niet ge makkelijke taak De heer Knuttel. Er is geen Schoonheidscommissie! De heer Mulder. Maar dit voorstel wordt toch gedaan als uitvloeisel van het voorstel van den heer Knuttel en anderen tot instelling van een Schoonheidscommissie. Wie maakt uit dat iets zoo is gemaakt, veranderd of hersteld, dat het uit een oogpunt van welstand geen aanstoot geeft? De heer van der Lip. Dat doen Burgemeester en Wethouders. De heer Oostdam. Dat staat bovenaan. De heer Mulder. Dat weet ik wel, maar ik vraag, hoe het College van Burgemeester en Wethouders dat kan beoor- deelen. Dat snap ik niet recht. Dat is hoogst moeilijk en ik vermoed dan ook, dat er telkens captie op gemaakt zal worden, wanneer Burgemeester en Wethouders iets zullen hebben goed- of afgekeurd. De heer Knuttel. Evenals op andere uitspraken van Burge meester en Wethouders. Daarop wordt ook wel aanmerking gemaakt De heer Mulder. In die andere gevallen kunnen de heer Knuttel en andere leden van den Raad het zelf in den regel goed uitmaken, maar dat kunnen zij niet in de hier bedoelde gevallen, evenmin als het College van Burgemeester en Wethouders. Ik wil het College geen brevet uitreiken van onbekwaamheid om in deze een oordeel uit te spreken, maar zij zullen geen afdoend oordeel kunnen uitspreken. Daarom gaat het. Hoe het mogelijk zal zijn dat het kan marcheeren, is voor mij onverklaarbaar. Ik moet eerlijk bekennen, ik zie in dat nieuwe artikel 18bis niet alleen geen heil, maar ook zie ik er ellende van komen. Ik zou het dan ook veel beter achten het niet op te nemen in de verordening. De heer Oostdam. M. d. Y. De heer Mulder treedt terug in de discussie van de vorige maal en dat is toch niet meer noodig. De Raad heeft reeds Burgemeester en Wethouders uitgenoodigd dergelijke verordening te ontwerpen. Burgemeester en Wethouders hebben aan dit Raadsbesluit uitvoering gegeven en nu gaat het er niet meer over, of dergelijke bepaling wenschelijk is dan wel niet. De Raad heeft reeds verklaard, dat hij haar zeer wenschelijk acht; alleen kan gesproken worden over de vraag, of ze scherp genoeg gesteld is, of de redactie mooi genoeg is, enz. Het gaat om de uitvoering, zegt de heer Mulder. Die is nu niet meer aan de orde; daarover hebben wij de vorige maal gesproken. Als de Raad toen gemeend had, dat het niet zou gaan, dan had hij Burgemeester en Wethouders niet uitgenoodigd dergelijke bepaling te ontwerpen. Maar de Raad heeft het wel gedaan en zie hier nu het resultaat. Ik geloof dus, dat wij over de mérites van de zaak niet behoeven te spreken, doch ons eenvoudig kunnen beperken tot het bezien van deze bepaling op zich zelf. Nu is mijns inziens de redactie niet zoo erg mooi; ze had misschien wat gladder kunnen loopen, maar als niet-jurist wil ik daarop geen aanmerking maken. Ik heb wel eens hooren zeggen, dat men met wettelijke bepalingen nooit voorzichtig genoeg kan zijn, omdat men altijd haken en oogen vindt om een of ander aan op te hangen; doch waar er juristen in de Commissie voor de Strafverorde ningen zitten, geloof ik, dat deze redactie daarover kunnen wij alleen spreken wel de beste in het gebruik zal zijn. De heer Eerdmans. M. d. V. Ik wensch een vraag te stellen over de redactie. De Commissie voor de Strafverordeningen heeft die natuurlijk nauwkeurig overwogen, maar ik ben ge struikeld over het woord «welstand". Ik weet wel, wat men wil dat het in dit verband beteekent, maar ik weet niet of het ooit zoo in het Hollandsch wordt gebruikt. Er wordt b<*loeld, dat het wel zal staan in verband met de omgeving, dat het geen misstand zal wezen, maar wij vinden dat woord «welstand" altijd gebruikt in den zin van welvaart, van uiterlijken voorspoed. Ik had eerst gedacht, dat men er een zekere kostbaarheid aan kon voorschrijven, maar dat is blijk baar de bedoeling niet. Ik geel in overweging de redactie zoo te kiezen, dat dat Hollandsche woord niet die nieuwe beteekenis krijgt, dat wil zeggen de beteekenis dat het geen misstand met zijn om geving vormt, noch op zich zelf, noch in onderling verband met andere woorden. Misschien heelt het ook wel die betee kenis. De heer Knuttel weet het beter dan ik, maar mij is het niet bekend of het woord «welstand" in deze beteekenis in het Hollandsch voorkomt. De heer Knuttel. M. d. V. Zooals de heer Eerdmans mij daar toeroept, word ik er ingehaald en niet op een aange name wijze, want om over zulk een kwestie een oordeel te vellen moet men over het noodige materiaal beschikken. Dat woord «welstand" wordt tegenwoordig zoo dikwijls in dezen zin gebruikt, maar het is zeer moeilijk te zeggen, vooral als men er zelf niet over gevallen is, of het historisch ook die beteekenis heeft. Als wij dit woord vergelijken met het woord «misstand", dan geloof ik, dat tegen het gebruik in deze beteekenis niet zooveel bezwaar is, want als contrasten behooren die woorden bij elkander. Ik geloof niet, dat dit een woord is, dat, zooals met zoovele andere woorden het geval is. klakkeloos uit het Duitsch is overgenomen. Ik kan mij daarin vergissen en dan zou dat de eenige reden kunnen wezen het woord af te keuren. De heer Eerdmans. M. d. V. Ik zou hetgeen ik zooeven heb gezegd nog willen aanvullen met de opmerking, dat in onze wetten het woord «welstand" beteekent ik denk aan de oude Kieswet uiterlijken voorspoed. Ik zou daarom in overweging willen geven om, als wij het niet in één woord kunnen zeggen, b.v. de uitdrukking te gebruiken, dat het «geen misstand vormt". Ik laat de keuze van de woorden dan aan Burgemeester en Wethouders over. De heer van der Lip. M. d. V. In de eerste plaats zou ik mij ten aanzien van hetgeen de heer Mulder heeft gezegd willen aansluiten bij de opmerking van den heer Oostdam. Ook mij komt het voor, dat de zaak zelve op dit oogenblik niet meer aan de orde is, die is hier in November al beslist. Overigens ben ik het met den heer Mulder eens, dat Burge meester en Wethouders een zware taak op de schouders wordt gelegd en wij daardoor misschien wel eens een moeilijk oogenblik zullen moeten doormaken, maar dat moeten wij er bij de ook overigens toch al moeilijke taak nog maar bij nemen. Het gaat op het oogenblik dus alleen maar over de redactie. Nu is over de redactie slechts één opmerking ge maakt namelijk door den heer Eerdmans, waarmede ik het niet eens ben. Met den heer Knuttel ben ik het volkomen eens, dat het woord «welstand" als tegenhanger van het woord

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 6