44 MAANDAG 7 FEBRUARI 1921. ons zullen mededeelen, dat dat werk niet aan de tegen woordige ambtenaren kan worden opgedr agen, dan zullen wij geplaatst worden voor een fait accompli en zullen wij onze stem moeten geven aan dit voorstel om 5000.beschik baar te stellen. Het is misschien een kwestie van veertien dagen, de zaak zal dan beter kunnen worden beoordeeld als ons klare wijn wordt geschonken. De motie van den heer Huurman wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad slaging uit. De heer Sijtsma. M d. V. Ik gevoel niets voor het voorstel van den heer Huurman. Wij hebben al heel langen tijd geleden dit piaeadvies van Burgemeester en Wethouders gekregen en wij hebben dus allen tijd gehad het te bestudeerenin de Leeskamer hebben wij verschillende stukken aangetroffen, adviezen en rapporten van den Directeur van Gemeentewerken. Ik geloof dus, dat wij op dit oogenblik er voldoende over kunnen oordeelen. Ik heb dan ook mij een oordeel daarover gevestigd, alleen nog afwachtend een nadere motiveering van Burgemeester en Wethouders na onze bezwaren gehoord. Ik acht het dus beter nu met de zaak door te gaan. Als wij gaan uitstellen, dan heeft, dat alleen tot gevolg dat wij er een volgenden keer weder eenige uren over gaan praten, en daarvoor gevoel ik niets. De heer de Lange. M. d. V. De motie van den heer Huurman is, geloof ik, overbodig. In het voorstel van Burgemeester en Wethouders zou de heer Huurman het antwoord reeds kunnen vinden op hetgeen hij vraagt, Hij vraagt een verklaring, of de Directeur van Gemeente werken niet deze zaak ter hand kan nemen, en in de stukken staat duidelijk te lezen, dat Burgemeester en Wethouders overeenkomstig het advies van den Directeur van Gemeente werken het noodig achten de oplossing van dit vraagstuk aan een specialiteit op rioleeringsgebied op te dragen. Daar is het antwoord. Nu kunnen wij de zaak wel 14 dagen uitstellen, maar wij kunnen geen ander antwoord verwachten dan dat, hetwelk wij hebben. Maar in het stadium, waarin wij nu verkeeren, acht ik het ook gevaarlijk. Het zou kunnen gebeuren, dat ten slotte, door de pressie van een of andere zijde den Directeur van Gemeentewerken toch werd opgedragen dit werk uit te voeren, en na de pertinente verklaring van dien Directeur, dat noodig is het advies van een bepaalde specialiteit, zou ik dat niet voor mijne rekening durven te nemen en durf ik den Raad te adviseeren dat ook niet voor zijn rekening te nemen. Wij willen toch gaarne hebben goed werk, werk dat de meest mogelijke garantie biedt dat de gemeente er profijt van zal hebben. Wordt het dan met dezen Directeur niet goed? vraagt de heer Huurman. De heer Huurman moet daar maar zelf op antwoordenik wensch geen antwoord te geven op elke vraag, die de heer Huurman mij stelt. De Directeur van Gemeentewerken stelt zich op het standpunt: wij moeten hebben een specialiteit, in de eerste plaats om te trachten te verkrijgen een voorloopige oplossing voor het terrein benoorden den Maresingel, maar die oplossing moet zoo wezen, dat zij past in het definitieve stelsel. Dus wij komen niet klaar met een afzonderlijke rioleering van dit stadsdeel. Wij moeten hebben een afzonderlijke rioleering van dit stadsdeel, welke past in het definitieve stelsel, en hoezeer ik het ook betreur dat dit ons nu weder een advies zal kosten hetwelk met ƒ5000.betaald moet worden, ik geef nu nog veel liever voor de gemeente ƒ5000.uit waarvan ik het profijt niet ken, dan dat ik den Directeur een zelfstandige oplossing opdring, terwijl hij zelf verklaard heeft een deskundige noodig te achten. Ik vind, dat wij dan als Raad iets op ons nemen dat wij niet kunnen verantwoorden, ook niet tegenover de belastingbetalende burgerij. De Voorzitter. Ik wil vragen, of wij nu niet tot stemming kunnen overgaan. Er is genoeg over de zaak gepraat en ieder zal nu wel zijne gedachten daaromtrent hebben. De heer Bots. M. d. V. Voor onze gemeente is het vraagstuk van de rioleering een zaak van zeer groot belang en van groote financieele beteekenis. Uit dat oogpunt beschouwd is ƒ5000.niet zulk een groot bedrag, terwijl misschien door die uitgave tonnen worden uitgewonnen. De vraag is besjproken of de ambtenaren van Gemeente werken niet in staat zijn de zaak te overzien en deze plannen te maken, maar ik prijs het in die ambtenaren, dat zij met het denkbeeld, in dit voorstel belichaamd, voor den dag zijn gekomen. Ik vind het flink, dat men, hoe kundig men zelf ook is, voor een bepaalde zaak aanraadt bij een ander, die men op dat gebied hooger schat, advies "in te winnen. Het is dikwijls een fout, dat dit niet gedaan wordt. De heer Sijtsma heeft gesproken over de mogelijkheid, dat de uitvoering van zulk een plan toch niet aan de orde komt, maar er komt al meer en meer drang om in deze rioleering te voorzien. Aan de vro?gere plannen, die onuitvoerbaar bleken, hebben wij niet; zij kunnen wel ter inlichting dienen, maar wij schieten er niet mede op. Bovendien moet de bouw ten behoeve van de volkshuisvesting worden stop gezet, indien niet in den afvoer van de riolen wordt voorzien. Ik kan mij levendig begrijpen, dat de Directie van Gemeentewerken, die meerdere plannen voor oogen heeft, zeer gaarne dit vraagstuk ook door een ander bezien heeft. Den heer Eerdmans wil ik antwoorden, dat het zaak is, dat men een plan krijgt dat in gedeelten kan worden uitgevoerd en dat misschien in aansluiting met andere stadsgedeelten de oude stad kan worden voorzien. Voorloopig is bericht ingekomen, men heeft ingezien, dat een goede oplossing met een minimum van kosten is te verkrijgen. De heer van der Pot. M. d. V. Ik wensch even in te gaan op de vraag van den heer Dubbeldeman, omdat het mij een zoo eigenaardig gestelde vraag voorkomt. De heer Dubbeldeman wil, dat Burgemeester en Wethouders ruiterlijk zullen zeggen of het bureau van Gemeentewerken in staat is in dezen rapport uit te brengen of niet. Zoo moet men die vraag echter niet stellen, want het gaat hier niet over in staat zijn of niet in staat zijn. Laat ik een parallel trekken. Toen de Gemeenteraad van Amsterdam opdroeg aan Berlage om een uitbreidingsplan te maken en toen de Rotterdamsche Raad aan Professor Evers opdroeg een plan voor een nieuw Stadhuis te maken, lag in dat eerste votum niet opgesloten, dat men onder het geheele corps van Amsterdamsche ambtenaren niet iemand had, die in staat was een uitbreidingsplan te maken, en sloot het laatstgenoemde votum niet in, dat te Rotterdam onder de gemeente-ambtenaren niemand was, die in staat was een toonbaar Stadhuis te bouwen. De heer Dubbeldeman. Dat is geheel iets anders. De heer van der Pot. Dat is in dit verband niet iets geheel anders. Even goed als men te Amsterdam en te Rotterdam voor een werk van dergelijk ver strekkend belang, waaraan men voor een verre toekomst vastzit, wilde hebben een speciaal advies van iemand, die op dat gebied volkomen en in alle opzichten deskundig is, meenden wij het vraagstuk van de rioleering een vraagstuk voor onze stad van zeer groot gewicht niet te moeten afdoen met onze eigen ambtenaren, die, hoe bekwaam zij ook zijn als ingenieur, op dit speciale gebied uit den aard der zaak niet die studie hebben gemaakt, welke iemand, die zich speciaal met deze aangelegenheid heeft bezig gehouden, achter den rug heeft. Dit is het standpunt, dat men misschien niet deelen kan, maar dat in het pi aeadvies van Burgemeester en Wethouders is neergelegd. Wij willen niet aan den Directeur van Gemeentewerken een testimonium paupertatis geven, maar wij erkennen de juistheid van hetgeen de Directeur zegt, namelijk dit: ik ben in rioleeringszaken geen speciaal deskundige, er zijn anderen, die daarvan meer studie hebben gemaakt en meer ervaring hebben dan ik, laat men die het uitbrengen van een advies opdragen. Dat standpunt kan men deelen of niet deelen, maar men moet er geen conclusie uit trekken, gelijk de heer Dubbeldeman door het stellen van zijn vraag deed. De heer Huurman. M. d. V, Ik heb geen antwoord gekregen op de door mij gestelde vraag. Indertijd hebben de heeren Knuttel en de Vries Broekman een plan tot rioleering van de stad ingediend; die plannen zijn niet uitgevoerd,niet omdat zij niet deugden, maar omdat de gemeente niet financieel krachtig genoeg was om ze uit te voeren. Omdat het niet zoo noodig was, zegt de heer van der Pot. In elk geval nam de toenmalige Directeur het initiatief om zelf een plan te ontwerpen. En ik geloof dat, als Burgemeester en Wethouders geweten hadden dat dit advies 5000.zou kosten, zij niet zoo spoedig besloten zouden hebben een advies bij een ander in te winnen, en eerst aan den heer Driessen zouden gevraagd hebben, wat hij zelf ervan dacht. Aangezien ik nu meen, dat de prijs van dit advies ver schrikkelijk tegènvalt en het te verwachten rapport hoogst waarschijnlijk toch niet tot uitvoering zal komen, vraag ik of het niet beter is om door onze eigen ambtenaren een plan te doen ontwerpen. Wanneer wij nu dit punt tot een volgende vergadering uitstellen, dan kunnen Burgemeester en Wethouders zich als nog beraden. Blijkt, dat het niet kan, dan kunnen wij over 14 dagen, als er weer wordt vergaderd, een definitief besluit nemen. De rioleeringsquaestie is al zoolang aanhangig het rapport is van Juli 1920;welk bezwaar is er nu, de motie aan te

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1921 | | pagina 12