42
MAANDAG 7 FEBRUARI 1921.
Dat is niet te ontkennen, al zegt de heer Huurman honderd
maal dat een verdiepinghoogte van 2,90 M. beter is. Natuurlijk,
3 M. is nog beter; maar daarom gaat het niet. Als wij mede
gaan met het voorstel van Burgemeester en Wethouders dan
plegen wij een oneerlijke handeling, waardoor de particuliere
bouwers, die ook werkmanswoningen wenschen te bouwen,
en dat komt aanstonds wij hopen hoe eerder hoe liever
onverbiddellijk benadeeld worden.
Ik gun den bouwvereenigingen van ganscher harte dat zij
goedkooper kunnen bouwen, maar laat men geen onbillijkheid
begaan en ook aan anderen dan bouwvereenigingen toestaan
de verdiepinghoogte te verminderen.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik geloof, dat hetgeen in
deze discussie is aangevoerd eigenlijk alle argumenten zijn ten
gunste van het amendement van den heer van Eek.
Ik geef toe, als men den heer van der Lip zoo hoort spreken
en toelichten, dan zou men zeggenwanneer wij het voorstel
van Burgemeester en Wethouders zoo aannemen, dan is er
geen enkele reden om angstig te zijn. Maar aan den over
kant hooren wij toch wel iets anders. En ten slotte staat het
toch niet in het artikel uitgedrukt, op welke wijze Burgemeester
en Wethouders dat gedeelte van het artikel zullen moeten
uitleggen, en daarop komt het ten slotte toch aan.
Nu wordt wel gezegd: de bouw zal, als de verdiepinghoogte
2,70 M. mag zijn, goedkooper zijn, maar dat staat volgens
deskundigen lang niet vast. Er wordt nu wel gezegd: het
zal toch niet zooveel hinderen, want het hangt niet alleen af
van de hoogte van het vertrek maar ook van de diepte en de
breedte van de kamer, welke moet worden gebouwd.
Daarom lijkt het mij verstandig, dat wij daarover in den
Raad steeds kunnen spreken. Burgemeester en Wethouders
zijn zeer knap en kunnen beschikken over alle mogelijke
gegevens; dat geef ik toe; maar de Raad kan ook wel eens
iets weten wat Burgemeester en Wethouders niet bekend is.
Daarom is het verstandiger niet in te gaan op het amendement
van den heer Mulder maar wel op het amendement van den
heer van Eek. Burgemeester en Wethouders kunnen er geen
bezwaar tegen hebbenzij kunnen ons in elk speciaal geval
van advies dienen. Dat het zoo'n lange omweg zou zijn, geloof
ik niet. De Raad vergadert dikwijls genoeg.
Dan krijgt ge al die quaesties hier, zegt de heer van der
Pot. Daaraan is niets te doen. Men krijgt hier veel kleinere
dingen te doen.
De heer Wilbrink. M. d. V. Ik wensch mij te verklaren
vóór het voorstel van den heer Mulder, want de logica, welke
zou moeten liggen in het betoog van den heer van der Lip,
ontgaat mij wel eenigszins, als hij zegt: een hoogte van 2.90
M. is noodig, maar wij kunnen er niet over oordeelen, omdat
wij geen deskundigen zijn. Het kan dunkt mij voorkomen,
dat een particulier, die uit bekrompen middelen zelfstandig
moet bouwen en niet kan profiteeren van de voordeelen van
de bouwvereenigingen, die met steun van Rijk en gemeente
bouwen, bovendien nog eens door de gemeente gedupeerd
wordt doordat deze hem dwingt nog duurder te bouwen dan
die bouwvereenigingen. Daarom hoop ik, dat het voorstel
van den heer Mulder zal worden aangenomen, waardoor geen
dispensatie meer, hetzij van den Raad, hetzij van Burgemeester
en Wethouders, noodig zal zijn. Die dispensatie zou altijd
aan bouwvereenigingen moeten gegeven worden maar parti
culieren kunnen die dan verkrijgen.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik wensch nog op één
punt de aandacht te vestigen, namelijk dat men niet moet
vergeten, dat, al is het jammer, dat het Rijkswoningtoezicht
dezen eisch voor de verdiepinghoogte heelt gesteld, aan den
anderen kant de Overheid, als er aanvragen om Rijkssteun
inkomen, de bevoegdheid heeft andere eischen te stellen,
welke er min of meer tegenop wegen. Daarom zou de aan
neming van het voorstel van den heer Mulder een achter
uitgang zijn voor den particulieren bouw, waarvoor die andere
eischen niet kunnen worden gesteld en Burgemeester en
Wethouders de vergunning niet mogen weigeren, tenzij op
grond van een norm van de bouwverordening.
Ik kan ook niet gevoelen, dat hier een oneerlijke concurrentie
in het leven geroepen zou worden. Indien die bestaat, is dat op
geheel andere gronden, namelijk omdat de bouwvereenigingen
op andere financieele voorwaarden kunnen bouwen dan
particulieren. Zoolang dat het geval is, vind ik de omstandig
heid, dat men bij den particulieren bouw een iets grootere
verdiepinghoogte moet hebben, een kwestie van ondergeschikt
belang.
Mijnheer de Voorzitter. De heer Huurman voegt mij toe,
dat het hooger bouwen zooveel meer kost, en dat geef ik toe,
maar, als men de oppervlakte van de woningen dan wat
kleiner maakt, kan men de woningen even goedkoop bouwen
als bij een hoogte van 2.70 M. Ik meen inderdaad, dat wij de
verordening slechter maken, als wij voor alle woningen tot die
hoogte van 2.70 M. afdalen, en wij daarmede dus niet verder
moeten gaan dan strikt noodig is.
De heer de Lange. M. d. V. Ik wil er nog even de aan
dacht op vestigen, dat wij een nieuw element hebben gekregen
in de voorziening in den woningnood, namelijk den bouw
met premie van het Rijk en hypotheek van de gemeente.
De heer van der Pot. Dat is een geheel andere regeling.
De heer de Lange. Ja, dat is een geheel andere regeling
dan die krachtens de Woningwet, maar die bouw moet om
tot ontplooiing te kunnen komen, vooral niet in minder conditie
komen dan de bouw door woningbouwvereenigingen.
De heer Dubbeldeman. Dat is niet noodig.
De heer de Lange. Dat is hard noodig. Dat nieuwe instituut
moet noodzakelijk ook die faciliteiten hebben.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer Mulder wordt het eerst in
stemming gebracht en met 18 tegen 12 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Sijtsma, Rotteveel, Dubbeldeman,
van Eek, Heemskerk, Eerdmans, Bots, van der Lip, van der
Pot, Eikerbout, van Stralen, Groeneveld, Mevr. BaartBrag-
gaar, de heer Knuttel, Mevr. DubbeldemanTrago, de heeren
Bisschop, Schoneveld en de Voorzitter.
Vóór stemmen: de heeren de Lange, üostdam, Mulder,
Wilmer, Splinter, Sanders, Wilbrink, Meijnen, Kuivenhoven,
van Hamel, Huurman en Stijnman.
(De heer Stijnman was inmiddels ter vergadering gekomen.)
Het amendement van den heer van Eek wordt vervolgens
met 21 tegen 9 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Rotteveel, de Lange,Heemskerk,
üostdam, Bots, van der Lip, van der Pot, Mulder, Eikerbout,
Wilmer, Splinter, Sanders, Wilbrink, Kuivenhoven, Meijnen,
van Hamel, Huurman, Stijnman, Bisschop, Schoneveld en de
Voorzitter.
Vóór stemmen: de heeren Sijtsma, Dubbeldeman, van Eek,
Eerdmans, van Stralen, Groeneveld, mevr. BaartBraggaar,
de heer Knuttel en mevr. DubbeldemanTrago.
Artikel II wordt ten slotte zonder hoofdelijke stemming
aangenomen, waarna de geheele verordening eveneens zonder
hoofdelijke stemming wordt vastgesteld.
XVI. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten be
hoeve van de kosten verbonden aan het instellen van een
deskundig onderzoek en het inwinnen van advies in zake de
rioleering in het bijzonder van de buitenstad.
(Zie Ing. St. No. 20.)
De heer Mulder. M. d. V. Ik geloof, dat wij verstandig
doen met, althans voorloopig, deze zaak, welke van ingrijpen
den aard is, te behandelen in besloten zitting.
Ik stel dus voor over te gaan tot de behandeling van dit
agendanummer in een zitting met gesloten deuren.
De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders nemen het
voorstel van den heer Mulder over.
De Voorzitter doet de deuren sluiten.
Na eenigen tijd wordt de openbare vergadering hervat,
welke vervolgens dootf den Voorzitter tot des avonds 81/* uur
wordt geschorst.
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering
des avonds te 8£ uur.
Behalve de Burgemeester, is thans ook de heer Eikeibout
afwezig.
Aan de orde is: Voortzetting van de behandeling van punt 16
der agenda.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik wensch na al hetgeen in de
middagzitting over dit punt is gezegd met een enkel woord
te constateeren, dat ik geen vrijheid heb kunnen vinden om
vóór dit voorstel te stemmen. Burgemeester en Wethouders