GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
IH6EKOMEN 8ICKKEK.
N°. 34. Leiden, 27 Januari, 1921.
In onze voordracht betreffende de reorganisatie van den
Keuringsdienst van Eet- en Drinkwaren (Ingek. Stukken
no. 14) wezen wij er reeds op, dat ook ten opzichte van de
saiariëering van het aan den nieuwen dienst te verbinden
personeel een regeling zal moeten worden getroffen, aangezien
de bestaande salarisverordening hierin niet voldoende voorziet,
liet komt ons bij nadere overweging wenschelijk voor, het
desbetreffend voorstel tegelijk met de verordening op den
keuringsdienst en met de instructie's voor het personeel bij
U aanhangig te maken, opdat al deze besluiten gelijktijdig
aan Gedeputeerde Staten kunnen worden toegezonden.
De bezoldiging van het personeel van den nieuwen keurings
dienst ware in een afzonderlijke verordening vast te leggen.
De zeer aanzienlijke uitbreiding toch, welke deze dienst zal
ondergaan (uit ons bovenvermeld voorstel kan U blijken, dat
de dienst zich zal uitstrekken over vrijwel geheel Zuid-Holland
benoorden den Ouden Rijn, alsmede over een gedeelte der
provincie beneden deze rivier, waardoor de omvang van den
dienst meer dan driemaal grooter wordt dan hij thans is) en
de groote vermeerdering van werkzaamheden, welke daaruit
zal voortvloeien, maken, dat deze dienst moeilijk te verge
lijken is met eenigen anderen diensttak in deze gemeente en
dat dientengevolge ook de bezoldiging bezwaarlijk naar de
bestaande verordening kan worden geregeld. Wijziging van
die verordening met het doel haar ook voor den nieuwen
keuringsdienst te doen gelden, is evenmin wenschelijk, omdat
niet alleen bij den dienst rangen moeten worden ingevoerd,
die de verordening niet kent, maar ook omdat eenzelfde rang
anders bezoldigd dient te worden, al naar gelang de functio
naris werkzaam is bij den keuringsdienst dan wel bij een
anderen gemeentelijken diensttak. Bovendien heeft de Minister
van Arbeid aanwijzingen gegeven omtrent de aan liet perso
neel toe te kennen jaarwedden, met dien verstande, dat tegen
hoogere bezoldiging dan door hem voorgesteld, in verband
met verkregen rechten of plaatselijke toestanden, geen bezwaar
zal worden gemaakt, doch dat Zijne Excellentie aan een
saiariëering, gaande beneden de door hem aangegeven minima
de goedkeuring zal onthouden.
Een en ander maakt het gewenscht, voor den keurings
dienst een afzonderlijke salarisverordening in het leven te
roepen, en daarbij met het gevoelen van den Minister rekening
te houden.
Tot toelichting van de in ons voorstel opgenomen wedden,
te verbinden aan de verschillende rangen, diene het volgende:
Het salaris van den Directeur-Scheikundige behoort naar
onze meening te worden bepaald op ƒ7000.tot ƒ8000.
met 2 tweejaarlijksche verhoogingen van ƒ500.—De ver
grooting van het ambtsgebied, de uitbreiding van personeel
en, vooral, de groote verantwoordelijkheid, welke op dezen
hoofdambtenaar, die voor den goeden gang van zaken in het
zoo uitgestrekte district zal hebben te zorgen, komt te rusten,
motiveert deze cijfers genoegzaam. De regeling van den
Minister, die voor deze betrekking een salaris van ƒ5500.tot
ƒ7000.noemt, is dan ook voor Leiden ten eenenmale onvol
doende te achten; volgens deze toch zou de jaarwedde van
den Directeur-Scheikundige slechts met ƒ500.verhoogd
worden en het is duidelijk, dat de zoo veranderde positie van
dezen functionaris in een dergelijke regeling geen juiste uit
drukking zou vinden. In de gemeente Dordrecht, ten dezen
met Leiden vergelijkbaar, is dit tractement dan ook bepaald
op ƒ7000.— tot ƒ8500.-.
Het salaris van een assistent (scheikundige), 3000.tot
6000.is in overeenstemming met het voorstel van den
Minister van Arbeid. Afgezien van de omstandigheid, dat een
lagere bezoldiging diens goedkeuring niet zou verwerven, zou
het hoogst waarschijnlijk ernstige bezwaren opleveren om tegen
geringer salaris bruikbare krachten te verkrijgen.
Ook de wedde van den hoofdkeurmeester 3200.tot
3800.komt overeen met's Ministers aanwijzing. Overigens
geldt voor dit salaris mutatis mutandis hetzelfde als wat
hierboven ten opzichte van dat van den Directeur-Scheikundige
werd opgemerkt. Waar de functie van dezen ambtenaar in
hoofdzaak zal bestaan in de verdeeling der werkzaamheden
van den buitendienst en vooral in de controle op de ver
richtingen van de keurmeesters in de buitengemeenten, dient
23
de verantwoordelijkheid en belangrijkheid ook van dezen post
in het salaris tot uitdrukking te komen.
De keurmeesters zullen na de reorganisatie van den dienst
meer dan tot dusverre zelfstandig moeten optreden; naast
volkomen financiëele onafhankelijkheid tegenover een ieder,
initiatief, accuratesse en een hooge mate van plichtsgevoel,
wordt van hen geëischt een grondige warenkennis en een
deugdelijk besef van hunne verplichtingen en bevoegdheden.
Met een en ander dient bij de vaststelling van hun salaris
rekening te worden gehouden. Wij namen in ons voorstel
dan ook voor den keurmeester 1ste klasse het door den Minister
genoemde traktement 2400.tot 3200.over, terwijl
wij U voorstellen, dat van den keurmeester te houden op de
wedde, die de bestaande salarisverordening aan dien rang
verbindt 2200.tot 2600.—). Lager te gaan en voor
dezen rang de bezoldiging, zooals de Minister aangeeft, te
stellen op 1600.tot 2500.komt ons, nu de salaris
verordening een keurmeester reeds 2200.— tot 2600.
toekent, ongewenscht voor.
Aan de betrekking van analyst 1ste klasse ware gelijke
belooning te verbinden als aan die van keurmeester 1ste klasse;
evenzoo moet onzes inziens voor den analyst gelijke saiariëering
gelden als voor den keurmeester. Voor een keuringsdienst
toch zijn beide categoriëen van ambtenaren op één lijn te stellen.
De amanuenses, administratieve ambtenaren, klerken en
bedienden zullen wat hunne jaarwedden betreft onder de
bestaande regeling kunnen vallen. Hoeveel van deze ambte-
tenaren bij den dienst werkzaam gesteld zullen moeten worden,
laat zich thans nog niet zeggen.
Te zijner tijd zal U een voorstel bereiken, om den Direc
teur-Scheikundige uit staat D der algemeene salarisverorde
ning te doen vervallen.
Op grond van het bovenstaande geven wij U in over
weging over te gaan tot vaststelling van de navolgende ver
ordening:
VERORDENING betreffende de wedden van het personeel
van den gemeentelijken Keuringsdienst van Waren.
Artikel 1.
Onverminderd het bepaalde in de verordening betreffende
de wedden van ambtenaren in dienst der gemeente Leiden
en in afwijking van de wedderegeling in staat D dier ver
ordening, worden de wedden en de periodieke verhoogingen
van de na te noemen ambtenaren van den gemeentelijken
keuringsdient van waren bepaald als volgt:
1
Art. 2.
Deze verordening treedt in werking op den dag, waarop
de Warenwet (Staatsblad 1919, no. 581) volledig van kracht
wordt.
Aan den Gemeenteraad. Burg, en Weth. van Leiden.
N°. 35. Leiden, 29 Januari 1921.
Met de voorstellen van Burgemeester en Wethouders, op
genomen onder no. 12 der Ingekomen Stukken, kan de
Commissie van Financiën zich geheel vereenigen.
Zij adviseert U, dien overeenkomstig te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën.
Wedden
Periodieke verhoogingen
RANG.
minimum
maximum
Aantal en termijn
Bedrag
Directeur-Scheikundige
ƒ7000—
8000—
2 tweejaarlijksche
500—
Assistent
3000—
6000—
15 éénjaarlijksche
200—
Hoofdkeurmeester
3200—
3800—
6
100—
Keurmeester Ie klasse 1
Analyst le klasse j
2400—
3200—
8
O
T—
ft
Keurmeester
Analyst j
2200—
2600—
4
100—