MAANDAG 27 DECEMBER 1920.
759
De Voorzitter. Ik verzoek den Secretaris het adres nog
maals te willen voorlezen.
Leiden, 11 December 1920.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Ondergeteekenden, docenten aan de H. B. S. v. M. alhier,
hebben de eer mede namens overige leeraren dier school, het
volgende onder uwe aandacht te brengen
dat zij met groote teleurstelling kennis genomen hebben van
de nieuwe salarisvoorstellen omdat, waar billijkheidshalve een
tractementsstijging van 20 wordt voorgesteld, zulks
omdat bij de laatste salarisherziening voor de docenten der
H. B. S. v. J. en het Gymnasium eveneens +20% werd vast
gesteld, nu voor de leerkrachten aan de H.B. S. v. J. en het
Gymnasium alsnog een premievrij pensioen in uitzicht wordt
gesteld, terwijl dit bij de regeling van de H. B. S. v. Meisjes
ontbreekt
dat daardoor de salarisstijging aan H. B. S. v. J. en Gym
nasium 27 bedragen zal, terwijl die voor de H. B. S. v. M.
20 blijft.
Redenen waarom de docenten aan de H. B. S. v. M. U
beleefd doch dringend verzoeken, alsnog, ook voor haar een
premievrij pensioen voor te stellen, opdat hare salarissen, die
toch reeds de laagste in het geheele land voor dergelijke
inrichtingen van onderwijs zullen blijven, niet nog meer
gedrukt zullen worden.
Hetwelk doende enz.
M. H. Nederburgh.
A. M. D. Langezaal.
De heer Eerdmans. M. d. V. Ik wensch naar aanleiding
van dit voorstel iets te zeggen.
De pensioenregeling, welke voor deze leeraressen geldt, is
een andere dan die geldt voor de leeraren van de Hoogere
Burgerschool. Deze betalen 7% van hun traktement over een
maximum van /"3000.zooals ook de Rijksregeling is, maar
voorde leeraressen geldt nog het oude stelsel, dat in 4 jaren
de helft van de wedde gestort moet worden. Waarom is het
bij de eene inrichting anders dan bij de andere? Die zaak zal
toch voor beide categorieën gelijk geregeld moeten worden.
Dè heer van der Lip. Zeker.
De heer Eerdmans. Dan wil ik aanbevelen het verzoek,
dat in het zooeven voorgelezen adres gedaan wordt.
Na de langdurige discussie van zoo even en de gehouden
stemming zal ik geen rede meer daarover houden; dat zou
vrijwel nutteloos zijn; maar ik wensch toch als mijn gevoelen
te doen kennen, dat ik het verzoek van het adres billijk en
rechtvaardig acht.
De heer van der Lip. Ik begrijp niet wat het piactisch
resultaat moet zijn van de opmerking van den heer Eerdmans.
Stelt hij voor zekere verhooging aan deze leeraressen te geven?
De heer Eerdmans. Ik heb uiting willen geven aan mijn
gevoelen, dat het verzoek, dat in het adres gedaan wordt,
billijk en rechtvaardig is.
Als ik een voorstel in dien geest deed, dan zou het ver
worpen worden, gelijk zoo even pas het voorstel van den
heer Uubbeldeman met 17 tegen 13 stemmen verworpen is.
Daarom wil ik geen voorstel doen.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik wil mij, ook namens
mijn fractie, aansluiten bij hetgeen de beer Eerdmans heeft
gezegd. Wij achten het onbillijk, dat deze leeraressen achter
gesteld worden bij de leeraren van de Jongens Hoogere
Burgerschool en het Gymnasium.
De algemeene beschouwingen worden gesloten.
De Voorzitter. Ik wijs er op, dat in artikel 5 staat:
Als vorens". Dit moet zijn: «Alvorens".
De artikelen 1 tot en met 4, het gewijzigd artikel 5 en de
artikelen 6 tot en met 11 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna
de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming wordt
vastgesteld.
b. Voorstel tot regeling van de bezoldiging van de tijdelijke
leerares in de Engelsche taal en letterkunde aan die inrichting.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
De Voorzitter. Ik geef thans het woord aan den heer
Sijtsma, die het gevraagd heeft.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik heb medegedeeld waarom ik
het woord gevraagd heb en ik heb u tegelijk de gvonden
aangegeven, waarop het verzoek, dat ik wensch te doen,
steunt. Bij de behandeling van de begrooting had ik er reeds
over willen spreken, maar deze zaak was niet in de secties
behandeld en ik meende, dat het daarom niet toegelaten kon
worden. Bovendien wist ik toen nog niet of het over een of
meer ambtenaren liep. Het is namelijk een kleine salaris
kwestie.
De Inspecteur van Politie L. Duval is tot dien rang be
vorderd op 1 Juni 1913. Destijds werden de salarissen dei-
inspecteurs om de drie jaar verhoogd, zoodat hij zijn eerste
verhooging heeft ontvangen 1 Juni 1916; de tweede en derde
verhooging had hij moeten ontvangen respectievelijk 1 Juni
1919 en 1 Juni 1922 bij de oude regeling.
Op 1 Januari 1919 werd de nieuwe salarisregeling ingevoerd
en werd daarbij voor de inspecteurs van politie bepaald: vier
tweejaarlijksche verhoogingen van f 200.zoodat na 8 jaar
het maximumsalaris werd genoteneen en ander bij een
regelmatig verloop.
Artikel 4 van de Verordening van den eersten Mei 1919,
Gemeenteblad No. 15, betreffende de nieuwe salarisregeling
luidt: Voor de Ambtenaren, voor wie de termijnen voor het
verkrijgen van periodieke verhoogingen tengevolge van deze
verordening worden verkort, gelden deze verkorte termijnen
van het tijdstip af, waarop zij hun laatste periodieke ver
hooging bekwamen, of, wanneer zij nog niet in het genot
zijn van een periodieke verhooging, van hun aanstelling af.
Als gevolg van die verordening ontving de Inspecteur
bovengenoemd niet op 1 Juni 1919 zijn derde verhooging,
(toen was hij 6 jaar inspecteur) doch op 1 Juni 1920,
dus een jaar later. Hij krijgt ook zijn maximumsalaris
niet op 1 Juni 1921, (wanneer hij 8 jaar inspecteur is), doch
1 Juni 1922 (wanneer hij 9 jaar inspecteur is). Door deze
bepaling heeft hij in het jaar 1 Juni 1919 tot 1 Juni 1920 één
salarisverhooging (ƒ200.zijns inziens te weinig ontvangen,
en krijgt hij zijn maximum-salaris in plaats van 1 Juni 1921,
op 1 Juni 1922.
Bij een ambtenaar1, jonger in aanstelling dan hij, heeft een
en ander een normaal verloop; krijgt dus na 8 jaar zijn
maximumsalaris, terwijl hij, zonder dat daartoe eenige
aanleiding zijnerzijds bestaat, 9 jaar moet doen, om zijn
maximumsalaris te verkrijgen.
Naar mij is medegedeeld verkeerde indertijd zijn collega
Eskens in hetzelfde geval, doch deze heeft door bemiddeling
van den Burgemeester een verhooging van wedde bij ver
vroeging gekregen. Ik weet wel, dat de heer Duval door de
salarisregeling van 1919 toch reeds in beter doen is gekomen
doch dit hebben alle ambtenaren met hem gemeen, doch het
onbillijke is, dat jongere inspecteurs, die later in dienst zijn
gekomen, een voorsprong op hem krijgen.
Dit is te meer onbillijk omdat de oudere garde, waartoe
ook hij behoort, lang niet zoo spoedig promotie maakte,
anderhalf jaar proefdienst deden zonder definitief te worden
aangesteld enz.
Waar een andere inspecteur, die ongeveer in dezelfde
omstandigheden verkeerde, in verband met de nieuwe regeling
wel zijn verhooging heeft ontvangen, zou ik willen vragen of
Burgemeester en Wethouders geen aanleiding vinden om ten
aanzien van dezen inspecteur, die nu achterstaat bij enkele
collega's van hem, die later inspecteur zijn geworden, maar
dadelijk in de nieuwe regeling vielen en dientengevolge over
8 jaren hun maximum-salaris zullen ontvangen, terwijl de
heer Duval er 9 jaren over zal moeten doen, dit plooitje glad
te strijken en hem alsnog die vervroegde verhooging toe te
kennen ik durf er bij te voegen, dat deze ambtenaar bekend
staat als een goed, plichtgetrouw en ijverig ambtenaar
waarvan Burgemeester en Wethouders zeker ook niet zullen
willen dat hij zich tegenover jongere inspecteurs verongelijkt
kan achten.
De Voorzitter. Laat ik den heer Sijtsma mededeelen, dat
Burgemeester en Wethouders nog niet de gelegenheid hebben
gehad de zaak tot in finesses na te gaan, zoodat ik moet
volstaan met de toezegging, dat hij een volgenden keer een
antwoord zal ontvangen.
De heer van Hamel. M. d. V. Ik zou aan Burgemeester en
Wethouders willen verzoeken aan de Commissie voor de
Lichtfabrieken de volgende vraag over te brengen.
Het is mij opgevallen, dat wij van de Gasfabriek en van de
Electriciteitsfabriek twee kwitanties krijgen en op die manier
twee keeren zegelgeld moeten betalen. Is nu de administratie
niet zoo in te richten, dat men slechts één kwitantie krijgt
en dus slechts éénmaal zegelrecht heeft te betalen Misschien
zal het op moeilijkheden stuiten, maar wellicht is het te
overwegen, omdat het een besparing geeft van ƒ1.20 per jaar,
aangezien het elke maand terugkeert. Het is vermorsen van
zegelgeld.