722
DONDERDAG
16 DECEMBER 1920.
aandehand van de cijfers, waarmedeik meen,dattehebbënkunnen
bewijzen. Naar mijn meening is er beslist bezuiniging mogelijk.
Wat den winkel op de Hooigracht betreft, meent de heer
van der Pot voldoende cijfeis te hebben gegeven, terwijl ook
de heer Sijtsma die cijfers voldoende heeft genoemd om aan
te toonen, dat de winkel vooruitgaat, maar ik houd staande,
dat die cijfeis niet voldoende zijn. Het is een vergelijking
van cijfers over vijf maanden, van Juli tot Uctober, juist de
maanden, waarin men in iederen winkel van gasartikelen een
toenemender) verkoop waarneemt. Volgens den Wethouder
zou het niet moge ijk zijn een volledige exploitatierekening
van dien winkel te geven, maar ik zie de onmogelijkheid
daarvan niet in en zonder een dergelijke volledige rekening
is het mij niet mogelijk de zaak te beoordeelen.
Ik stel daarom de volgende motie voor:
»De Raad van oordeel, dat er van den gemeentelijken
winkel op de Hooigracht een exploitatierekening moet worden
overgelegd
constateerende, dat deze niet in het antwoord van Burge
meester en Wethouders in de schriftelijke behandeling van
de begrooting is te vinden;
noodigt Burgemeester en Wethouders uit om alsnog aan
den Raad zulk een exploitatierekening over te leggen".
De Voorzitter. De heer Sanders heeft de volgende motie
voorgesteld
»l)e Raad van oordeel, dat er van den gemeentelijken
winkel op de Hooigracht een exploitatierekening moet worden
overgelegd
constateerende, dat deze niet in het antwoord van Burge
meester en Wethouders in de schriltelijke behandeling van
de begrooting is te vinden,
noodigt Burgemeester en Wethouders uit om alsnog aan
den Raad zulk een exploitatierekening over te leggen".
Deze motie wordt voldoende onde> steund en maakt derhalve
een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer van der Pot. M. d. V. Het is moeilijk debatteeren
met den heer Sanders, want hij komt telkens weer terug op
de kwestie van de kostprijsvergelijking, welke hij nu eenmaal
heeft gemaakt en erg mooi schijnt te vinden, maar waarvan
hij niet inziet, dat zij geen waarde heeft. Ik heb tot twee
keeren toe getracht aan te toonen, dat die niet juist is, een
derden keer zal ik dat niet probeeren. Men kan nu wel
telkens met die cijfers terugkomen, die op zichzelf vermoe
delijk juist zijn, maar voor een vergelijking in verband met
de vraag of het bedrijf hier ter stede economisch beheerd
wordt of niet, zonder waarde zijn. De heer Sanders zegt niet
te kunnen aannemen, dat die, andere fabrieken onder andere
omstandigheden werken dan de Leidsche. Hij noemt Haarlem
en zegt dan, dat de fabriek daar wel onder dezelfde omstan
digheden zal werken als de onze. Weet hij dat zoo precies?
Heeft Haarlem in zijn fabriek niet een meer moderne instal
latie? Levert Haarlem ook aan buitengemeenten? Ik bt-n er
niet zeker van, maar wel weet ik, dat er te Schoten een
gasfabriek is, zoodat aan die gemeente, zoo vlak bij Haarlem
gelegen, niet vanuit Haarlem gas geleverd wordt. Hoe het
oveiigens met Haarlem staat weet ik niet, maar terwijl Leiden
het gas brengt naar Benthuizen en Sassenheim, kan ik niet
aannemen, dat Haarlem het ook over zulk een grooten atstand
levert. En wanneer Haarlem '18000 aansluitingen heeft alleen
binnen de kom van de gemeente of vlak daarbuiten, zou
daarmede alleen reeds bewezen zijn, dat Haailem onder veel
gunstiger omstandigheden werkt dan Leiden.
Wat de Gasfabriek betreft, ik heb geen andere cijfers tegen
over die van den l eer Sanders kunnen stellen, maar wel ben
ik daartoe in staat geweest met betrekking tot het electrisch
bedrijf en, waar nu de leiding van beide bedrijven in handen
van eén directie is, mag men uit het feit, dat liet electrisch
bedrijf blijkbaar zeer economisch wordt beheerd, toch wel
afleiden, dat het met het gasbediijf niet anders is. Waarom
zou zij het eene bedruf goedkoop exploiteeren en het andere
niet? Waarom zou zij bij het eene bediijf met de aanstelling
van ambtenaren het overtollige weren en bij het andere bedrijf
nietUit hetgeen men waarneemt bij het bediijf, waaromtrent
men over meer zekere cijfers beschikt, kan men mijns inziens
veilig zijn conclusies trekken ten aanzien van het andere
bedrijf, waarvoor men die cijfers niet heeft.
Wat betreft de sulfaatfabriek, ik zal er kort op terugkomen,
maar ik wil toch zeggen, dat de heer Sanders niet geluisterd
heeft naar hetgeen ik den vorigen keer heb gezegd. De prijs
voor het ammoniak water is vastgesteld in vei band met de
hooge sulfaatprijzen in het begin van het jaar. Diezelfde prijs
zou niet zijn verkregen, wanneer het geheele jaar door aan
particulieren was verkocht. Wanneer men 'tan ook een geheel
zuivere berekening had wilhn maken, dan had men het
cijfer lager moeten stellen, maar men heeft den prijs maar
zoo gelaten, hoewel dan de gasfabriek iets te veel zou krijgen
en de sulfaatfabriek iets te weinig, omdat het toch niet van
invloed zou zijn op het eindresultaat van het geheele bedrijf.
Dan heeft de heer Sanders de exploitatiecijters van den
winkel zonder waarde genoemd, want, zegt hij, in den loop
van het najaar loopt dat altijd op. Ik heb echter gesproken
van een stijging van Juni op Juli, van Juli op Augustus,
van Augustus op September en van September op October.
Nu begrijp ik toch niet, waarom de omzet in Juli zou stijgen
in veiband met het seizoen? Dat is tegen den winter te
begrijpen maar niet van Juni op Juli en van Juli op
Augustus enz. Men moet dat staatje ook niet opvatten als
zou het willen geven een volledig beeld; het is alleen gegeven
om aan te toonen, dat het goed gaat. Natuurlijk hadden
Burgemeester en Wethouders evengoed de cijfers over 7 of
8 maanden kunnen geven, maar dat maakt geen verschil.
Wat de motie betieft, daartegen heb ik niet veel bezwaar,
maar ik kan niet aannemen, dat op die manier een exploitatie
rekening zal kunnen worden verstrekt. Men kan toch nooit
zeker zijn van de cijfers, omdat men van velschillende
salarissen bijvoorbeeld een gedeelte moet doen drukken op
den winkel. Het is natuurlijk heel gemakkelijk de salarissen
van de ambtenaren, die alleen voor den winkel werken, te
berekenen hoewel men toch ook moet bedenken, dat, als
de winkel alleen showroom was, er ook personeel moest zijn.
Verder zijn er echier inspecteurs, die bij de Gasfabriek
wei kzaam zijn, en ook komen, wanneer er iemand een gaskachel
noodig heeft. Wat moet men met het salaris van zoo iemand
nu doen?
De heer Wilmer. Daarom is het niet te vertrouwen.
De heer van der Pot. Daarom wil ik zeggen, dat zoo'n
staat altijd slechts bij benadering kan worden vastgesteld.
Het salaris van zoo iemand is er voor een gedeelte opgebi acht,
maar over dat cijfer kan men het wel niet eens zijn. Wanneer
ik bijvoorbeeld zeg: het moet 20% van het salaris zijn, kan
de heer Sanders zeggen: het moet 30 of 40% zijn.
Naar aanleiding van hetgeen de heer Wilmer heeft gezegd,
wil ik toch opmerken, dat ik zeker weet, dat het argument,
door mij genoemd, hier herhaaldelijk gebruikt is. Daarom
kan het natuurlijk wel zijn, dat de heer Wilmer het niet
gebruikt heeft en zich indertijd heeft uitgelaten, zooals hij
heden gezegd heeft. In ieder geval is echter herhaaldelijk
gezegdop die manier concurreert gij tegen de particulieren
met gemeentegeld. Nu kan ook wel gezegd zijn, dat de winkel
er hoofdzakelijk moest zijn voor reclame, maar het andere
argument is stellig herhaaldelijk door verschillende sprekers
op den voorgrond gebracht. De hoofdreden voor den winkel is
de ïeclame en zonder winkel zouden wij zeker niet tot dat
verbruik van gas zijn gekomen, dat wij nu hebben. Dat heeft
men indertijd ingezien en daarom is de winkel tot stand
gebracht. Ik geef natuurlijk volkomen toe, dat de gemeente
geen sigarenwinkel moet houden, maar deze winkel houdt wel
degelijk verband met het gasbedrijf.
De heer de Lange. M. d. V. De Gasfabriek en het electrisch
bedrijf zijn nu eenmaal bedrijven, die een monopolistisch
karakter dragen en die niet door particulieren, doch door de
gemeente moeten worden geëxploiteerd. Het is van groot be
lang, dat die bedrijven hun producten zoo goedkoop mogelijk
kunnen leveren; om die zoo goedkoop mogelijk te kunnen
leveren moet de productie van de fabrieken zoo hoog moge
lijk worden opgevoerd en om de productie te kunnen opvoeren
moet reclame worden gemaakt voor het afnemen van de
producten. Daarom kunnen wij niet buiten een toonkamer
en buiten een aan die toonkamer veibonden winkelbedrijf,
Dat kunnen wij daarom niet, omdat er tal van artikelen zijn,
waarvan het voor de Lichtfabrieken gewenscht is, dat zij zoo
spoedig mogelijk in gebruik komen, terwijl de installateurs
te Leiden niet het kapitaal, niet den moed of ook niet de
gelegenheid bezitten om, als het tijd is, de artikelen, welke
het gebruik van gas en electriciteit moeten bevorderen, op
goedkoope wijze in te slaan. De Directeur heeft daarvan in
de Commissie-vergadering de bewijzen geleverd.
Het artikel stofzuigers is door de Lichtfabrieken geïmpor
teerd. De Lichtfabrieken konden die dingen alleen koopen uit
de eerste hand en daardoor voor een zoodanigen voordeeligen
prijs, dat de gemeente en de afnemers er mede gebaat waren.
Een tastbaar bewijs daarvoor is, dat, als meri in het voorjaar
in den Haag zulk een artikel wilde gaan koopen, men daarvoor
170.a f 180moest betalen, terwijl de fabiiek hier het
leverde voor 135.En dan verdiende de fabriek nog 30%,
dus een behoorlijke winst. De iabrieken hadden er derhalve
voordeel van en de vei bruikers konden die stofzuigers voor
een redelijker prijs krijgen dan w:anneer zij ze bij particuliere
handelaren kochten. l)e fabriek kon ze voor dien lageren
prijs verknopen, omdat zij een groot quantum rechtstreeks
uit Amerika kon betrekken.
De heer Stijnman. Rechtstreeks?