718
DONDERDAG 16
DECEMBER 1920.
wijzigd, dat deze post met 1000.zou worden verminderd.
Het is dan slechts een getuigen, waaraan elk lid dat zuinig
wil zijn, kan meedoen.
De Voorzitter. De heer Sijtsma heeft het volgende amen
dement ingediend:
»Ondergeteekende stelt voor de post voorkomende in volgnr
136: Onderhoud van wandelplaatsen en plantsoenen met
f 1000.te verminderen."
Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt
derhalve een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik ben het met den post van
f 700.voor aankoop van bloemen en planten voor de parken
aan de Prinsessekade, het Rembrandtmonument, de bloemen
korven van de licht- en trampalen enz. niet eens. Zulks
evenwel niet uit een oogpunt van bezuiniging, maar omdat
ik die versiering, vooral die van de licht- en trampalen stads-
ontsiering vind. Na de toezegging van Burgemeester en Wet
houders, om een verandering van de methode van aanleg te
overwegen, zal ik daarvan echter geen voorstel maken.
Overigens wil ik wel zeggen, dat ik ten zeerste tegen het
amendement Sijtsma ben, omdat ik het onderhoud van de
plantsoenen niet uit een schrale beurs wil doen geschieden.
De heer Kuivenhoven. M. d. V. Ik zal tegen het amendement
van den heer Sijtsma stemmen, omdat alleen een ondeskundige
zulk een amendement kan indienen. In dat park is beslist
meer dan één man noodig om het werk te verrichten. Iemand,
die eenigszins kennis heeft van den tuinbouw, kan constateeren,
dat nooit één man dat werk kan waarnemen. Ik ben dan ook
tegen verlaging van dezen post, omdat ik overtuigd ben, dat
het, bij aanneming van dit amendement, het volgend jaar
slecht zou uitkomen en de heer Sijtsma spijt zou hebben een
dergelijk voorstel te hebben gedaan.
De heer Sijtsma. M. d. V. Ik ben overtuigd, dat het bedrag
veel te hoog is. Kon men dat werk aanbesteden den iaatsten
tijd is toch al vaak gezegd, dat het gemeentebeheer minder
goed is dan het particuliere beheer dan kregen wij het
veel goedkooper gedaan. Waar ik echter zie, dat de Raadsleden
wel over bezuiniging spreken, maar, als het er op aankomt
tot daden over te gaan, terugkrabhelen, en waar ik geen werk
voor niets wil doen, trek ik mijn amendement in.
De Voorzitter. Aangezien de heer Sijtsma zijn amendement
heeft ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraad
slaging meer uit.
De heer Eerdmans. M. d. V. De laatste woorden van den
heer Sijtsma nopen tot een protest. Als hier parken en
plantsoenen zijn in Leiden, en die zijn er niet veel, dan acht
ik het niet alleen een groot genot, maar werkt het mijns inziens
ook opvoedend, als die netjes worden onderhouden. Wij
kunnen niet beoordeelen of het iets goedkooper kan, maar in
elk geval is de weelde in Leiden in dit opzicht, vergeleken
met andere plaatsen, bijvoorbeeld Arnhem, niet groot. Ik heb
mij er over verheugd, dat de Prinsessekade met dat park
een vriendelijk aanzien krijgt, en ik hoop, dat dit met menig
punt in de stad het geval zal zijn. Ik ben ook voor bezui
niging en, als er gezegd wordt, dat wij wel in theorie over
bezuiniging spreken, maar er in de practijk tegen zijn, dan
moet ik voor rnij de reserve maken, dat ik die woorden van
den heer Sijtsma niet voor waar kan aannemen.
De beraadslaging wordt gesloten en volgnr 136 zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 137, luidende: i>Kosten van brug
gen en overzetveren enz. enzf 102655.
verhoogd met f 104.—, voor verhooging van jaarwedde van
de brugwachters N. Eduard en D. Stijger en van den haven
rechercheur H. Horn, wegens het behalen, voorzoover de beide
eerstgenoemden betreft van het politiediploma en voorzooveel
den laatstgenoemde aangaat van het politiediploma met
aanteekening.
De heer Wilbrink. M. d. V. Ik heb in de secties gevraagd
of het niet mogelijk was tot inkrimping van den dienst op
Zondag over te gaan en ik heb een tamelijk onbevredigend
antwoord ontvangen. Er wordt door Burgemeester en Wet
houders gezegd, dat het met het oog op de watersport noodig
is, dat die bruggen op Zondag een paar uur worden geopend,
en er wordt aan toegevoegd, dat de bruggen aan tiet Rijn
en Schiekanaal op Zondag gesloten zijn, maar dat daar de
bruggen zooveel hooger zijn. Ik weet niet of de Wethouder
dat zelt heeft onderzocht, maar ik kan hem mededeelen, dat
het slechts een verschil van enkele centimeters is. Het is niet
noodig, dat, als er een jachtje door komt, dit de Oude Vest
vaart; het kan de richting Oude Rijn Apothekersdijk nemen,
want de hoogte van de bruggen aan den Zoeterwoudschen
weg en het Rijn- en Schiekanaal en die van de brug aan
het einde van den Apothekersdijk, de Borstelbrug, schelen een
paar centimeters. Dat argument gaat dus niet op.
Moeten de vaartuigen in de richting van Leidschendam,
dan kunnen zij niet weg, want daar zijn de sluizen gesloten.
Zijn het pleiziervaartuigen, die uit de Haarlemmermeer komen
en naar Katwijk gaan, dan behoeven zij Leiden niet te
passeeren, want dan loopen zij kans eenige uren vóór de te
lage spoorbrug te moeten blijven liggen. Daarover behoeven
wij ons dus niet bezorgd te maken.
Ik kan wel zeggen, dat het een hooge uitzondering is, als
er op Zondag een jacht of ander vaartuig binnenkomt. Was
het regel, dat er 4 of 5 pleizierjachtjes in de stad kwamen,
dan zou de zaak nog anders staan, maar zooals ik zeide, is
het een hooge uitzondering, als er één komt, behalve dan die
pleizierboot, die van de Beestenmarkt vaart, maar deze blijft
op den terugweg aan de Zijlpoortbrug liggen.
Waar de gemeente, als er geen buitengewone belangen
tegenover staan, zooveel mogelijk moet bevorderen, dat de
menschen op Zondag vrij zijn, daar het voor hen veelal de
meest aangename dag is om in hun gezin door te brengen,
dient deze Zondagsdienst voor de brugwachters, al is het ook
slechts ééns in de vier weken, geheel te worden afgeschaft.
De heer Mulder. M. d. V. Ik ga volmaakt mede met de
gedachten, hier door den heer Wilbrink uitgesproken. Ik ben
ook van meening, dat het belang zoo heel gering is en dat
die enkele vaartuigen, meestal pleizierbooten, en enkele
motorvaartuigen, met heel geringe moeite de groote vaart,
het Rijn -en-Schiekanaal, kunnen nemen. De geringe last,
dien de menschen daarvan zullen ondervinden, weegt zeker
niet op tegen het genot, dat de brugwachters hun Zondagen
vrij zullen hebben.
De Voorzitter. De heer Wilbrink heeft de volgendemotie
ingediend:
»De Raad noodigt Burgemeester en Wethouders uit de
verordening op havens en bruggen zoo te herzien, dat alle
beweegbare bruggen onder beheer van de gemeente des
Zondags niet langer zijn of worden geopend als door het
Provinciaal Reglement is vastgesteld."
De motie wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve
een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Wilbrink. M.d. V. Ik weet niet, of het noodzakelijk
is, dat ik mijn voorstel nog verder toelicht?
De Voorzitter. Dat is niet noodzakelijk, u hebt het
reeds toegelicht.
De heer Bots. M. d. Y. Het heeft bij Burgemeester en
Wethouders een punt van ernstige overweging uitgemaakt,
of kon worden gedaan, wat de heer Wilbrink nu voorstelt.
Burgemeester en Wethouders hebben echter gemeend, dat
het gewenscht was, dat er op enkele uren in de stad gelegen
heid werd gegeven, om te kunnen binnen varen. Dat geldt
niet alleen voor pleiziervaartuigen, doch ook voor booten als
de «Volharding" die in de binnenstad moeten komen.
Doch de heer Wilbrink vergist zich, wanneer hij meent,
dat deze booten de Oude Rijn door kunnen varen, want dan
moeten zij onder de Schrijversbrug, de Groote Havenbrug en
de Scheluwbrug passeeren, welke bruggen vrij laag op het
water zijn. Ik geloot dus dat de heer Wilbrink zich vergist,
want die bruggen hebben geen voldoende doorvaarthoogte.
De heer Wilbrink. De Scheluwbrug heeft een grootere
doorvaarthoogte.
De heer Bots. En dan is de Sint Jansbrug aan de Donkersteeg
ook nog lager.
Daarbij komt nog, dat deze brugwachters tegelijkertijd
toezien op het havengeld, omdat er altijd van de gelegenheid
gebruik kan worden gemaakt, als er geen wachtpost is, om
de stad in of door te varen zonder havengeld te betalen.
De heer Wilbrink. Dan wachten ze zeker nu tot halfeen?
Daarvan is geen sprake. De schippers nemen dan toch de
gelegenheid wel waar. Dat is dus geen argument.
Bovendien zijn aan de Schrijversbrug in de laatste zeven
weken twee koolschuiten binnengekomen, die ligplaats hebben
genomen in den Nieuwen Rijn. Die menschen hebben het haven
geld betaald, niet het bruggeld, want zij kunnen onder de
bruggen door. Zij hadden dat havengeld evengoed 's Maandags
kunnen betalen, zoodat het niet noodig is, dat acht menschen
blijven zitten om dat havengeld te innen. Ik kan dat werkelijk
niet als een argument gevoelen. Er is wel aangevoerd, dat