728 DONDERDAG 16 DECEMBER 1920. De volgnrs 175 tot en met 180 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnr 181, luidende: nKosten voor musea of openbare bibliothekenf 6372. De heer Dubbeldeman. M. d. Y. Ik ben met het antwoord van den Wethouder niet zeer ingenomen De heer van der Lip. Het antwoord 'van Burgemeester en Wethouders. De heer Dubbeldeman. Natuurlijk, het antwoord van Burge meester en Wethouders, maar ik mag toch aannemen, dat het afkomstig is van den Wethouder voor het onderwijs. Ik had gedacht, dat het College het denkbeeld niet zoo direct van de hand zou wijzen, namelijk om in de Lakenhal een of twee lokalen ter beschikking van het onderwijs te stellen. Ik had gedacht tot antwoord te krijgen, dat een onderzoek zou worden ingesteld in plaatsen waar dergelijke lokalen wel voor het onderwijs ter beschikking zijn gesteld en ik hoop, dat Burgemeester en Wethouders dat alsnog zullen willen doen en dat zij speciaal willen onderzoeken, hoe men dat in den Haag heeft geregeld. In de eerste plaats zou ik Burgemeester en Wethouders dan in overweging willen geven te lezen, wat in »Vaevo," dat is het orgaan van de Vereeniging tot bevordering van het aesthetisch element in het voortgezet onderwijs, is geschreven. Ook kunt u daaromtrent veel vinden in een van de afleve ringen van »De Socialistische Gids" van 1920, waarin dr. van Gelder uit den Haag een uitvoerig artikel heeft geschre ven, waaraan trouwens het artikel in »Vaevo" is ontleend. Ik had niet verwacht, dat door Burgemeester en Wethouders daaromtrent direct voorstellen zouden worden gedaan, maar een onderzoek zou toch wel gewenscht zijn geweest. Ik zou in overweging willen geven, dat alsnog te doen, dan zult gij wel overtuigd worden, dat het voor het onderwijs beslist noodzakelijk is. Er wordt wel gezegd, dat de Lakenhal al in gebruik genomen is voor het onderwijs, maar dat gebeurt mijns inziens niet zoo, dat het vruchtdragend zal kunnen zijn. Zooals het op het oogenblik geregeld is, krijgt men er wel een groot overzicht van wat er te zien is, maar daarvan gebruik te maken bij het onderwijs is onmogelijk, daar er te veel artikelen staan, die er zich niet voor leenen, terwijl zij uit stekend geschikt zouden zijn, wanneer het goed geregeld stond. Nu wordt wel gezegd, de ruimte die er zal komen en die er is, zal in beslag genomen worden doordat er zooveel is. Dat is juist, maar ik zou willen, dat een of twee zalen zoo worden geïnstalleerd, dat ze direct geschikt zijn voor het onderwijs. De heer Knuttel. M. d. V. Ik heb in de afdeelingen gevraagd naar de loonregeling van de oppassers van het Stedelijk Museum en daarop heb ik een zeer zonderling antwoord ontvangen, namelijk dit: »De oppassers in het Stedelijk Museum worden per dag betaald en doen geregeld op alle werkdagen dienst. Als zoodanig fungeeren Invaliden uit het Invalidenhuis. Op Zon- en feest dagen wordt de dienst waargenomen door daartoe speciaal aangewezen oppassers, die eveneens per dag betaald worden." Hoeveel die menschen verdienen per (lag wordt echter verzwegen. Op die manier wordt het onderzoek in de afdeelingen vrijwel tot een paskwil, als men op duidelijke vragen dergelijke malle antwoorden krijgt. Ik dring er op aan, dat ik alsnog word ingelicht hoeveel die menschen per dag krijgen. Ik zie wel, dat er geld wordt uitgetrokken ten behoeve van een kleine verhooging, maar, als wij niet weten tot welk bedrag als eenheid dat loon wordt gebracht, kunnen wij moeilijk beoordeelen of het voldoende is. De heer van der Lip. M. d. V. In de eerste plaats de vraag van den heer Dubbeldeman. Ik moet eerlijk zeggen, dat die vraag in het afdeelingsverslag zeer onduidelijk is gesteld, zooals trouwens ook met meer vragen het geval is. VVij meenden, dat de bedoeling was, dat, in verband met het gebrek aan schoollokalen, eenige lokalen van de Lakenhal voor het gewone onderwijs beschikbaar zouden worden gesteld. De heer Sijtsma. Een goed verstaander heeft een half woord noodig. De heer van der Lip. Dat zegt u zeker omdat u rapporteur zijt geweest. De heer Dubbeldeman wenscht blijkbaar een paar lokalen te hebben, waar voorwerpen voor het onderwijs kunnen worden geëtaleerd en waar de leerlingen kunnen worden onderwezen aan de hand van die voorwerpen. Aan dien wensch kunnen wij echter niet voldoen, omdat er geen lokalen gemist kunnen worden. Er is geen gelegenheid aparte lokalen voor het onderwijs beschikbaar te stellen, daargelaten nog dat zij voor dit doel niet geschonken zijn. Den heer Knuttel moet ik toegeven, dat de door hem in de afdeelingen gestelde vraag niet volledig is beantwoord. Ik hoop, dat hij ons dit niet kwalijk zal nemen en de nadere inlichtingen, welke ik hem zal verstrekken, alsnog zal willen accepteeren. De oppassers, die Zondagsdienst doen in de week doen enkel invaliden dienst krijgen in de wintermaanden ƒ1. en moeten daarvoor dan dienst doen van 12| tot 3 uur, in het voor- en najaar krijgen zij ƒ1.50, dan is hun diensttijd van 12a uur tot 4 uur, en in den zomer krijgen zij voor een diensttijd van 12| uur tot 5 uur een belooning van 2 De invaliden, die in de week den bewakingsdienst verrichten, krijgen 50 cent en in de zomermaanden 75 cent per dag. De heer Knuttel. M. d. V. Naar mijn meening moeten die loonen minstens verdubbeld worden. De heer Huurman. Op grond van? De heer Knuttel. M. d. V. Op grond van het feit, dat het toch geen betaling is, als iemand voor zijn Zondagmiddag krijgt ƒ1.of, als de diensttijd wat langer is, ƒ2.met andere woorden een loon van 30 a 40 cent per uur voor Zon- dagswerk. Laat het licht werk zijn, maar als regel geldt, dat voor arbeid, waardoor de Zondag in beslag wordt genomen, 100% wordt berekend boven het loon, dat voor werk in de week dagen wordt betaald. Verdubbeling van de thans geldende loonen is dus niet te veel en omdat ik het verkeerd vind van de omstandigheid, dat die invaliden vrije huisvesting hebben, gebruik te maken om dien menschen 75 cent per dag te geven, stel ik voor dezen post met ƒ881.50 te verhoogen teueinde de loonen te verdubbelen. De heer Huurman. M. d. V. Ik zal iets zeggen wat ik liever in het openbaar niet zou zeggen, maar de rede van den heer Knuttel brengt mij daartoe. De heer Knuttel moest toch begrijpen, dat die menschen, die volledige huisvesting genieten in het Invalidenhuis, eigenlijk voor tijdverdrijf in het Museum oppasser zijn. Hij kan toch weten op welke wijze het geld, dat de invaliden verdienen, wordt besteed. Het spijt mij, dat ik dit in deze vergadering zeggen moet, maar nu de heer Knuttel de zaak op zulk een eenzijdige wijze voorstelt, ben ik als lid van de Commissie voor de Lakenhal verplicht dat te doen. In de eerste plaats wijs ik er op, dat, volgens de inlichtingen, welke ik heb gekregen van den Directeur van het Museum, de menschen volkomen tevreden zijn met de regeling en dat deze loonregeling, ik meen een half jaar of 8 a 7 maanden geleden, is vastgesteld. Nu is het eenvoudig zoo de goeden natuurlijk niet te na gesproken dat men bij nog meerdere loonsverhooging in het Invalidenhuis met de menschen last krijgt. Het geld dat de oppassers ontvangen, wordt voorname lijk besteed voor tabak en sigaren en voor andere dingen, die voor de menschen niet wenschelijk te achten zijn.... Een Stem. Dat is hun eigen zaak. De heer Huurman_ Het is niet enkel hun zaak, óók de zaak van den Directeur van het Invalidenhuis; als de directie veel last van de verpleegden heeft, worden zij uit het Invaliden huis verwijderd. Men kan dat ook wel hun zaak noemen, maar dat is zeker niet in het belang van die menschen. De heer Heemskerk. M. d. V. De invaliden worden ook gebruikt in het rijksmuseum voor oudheden en nu zou ik wenschen, dat Burgemeester en Wethouders een onderzoek instelden, hoe de loonregeling wordt toegepast in dat museum, want wanneer wij andere normen gaan stellen ten opzichte van degenen, die in de Lakenhal toezicht houden, dan wekken wij onder de invaliden in dat huis een zekere wrijving, die misschien tot minder aangename verhoudingen aanleiding kan geven en zal gevenmisschien zal men gaan chicaneeren ten opzichte van de eene inrichting tegenover de andere. Wat betreft het loon, op Zon- en feestdagen uitbetaald, wil ik als mijn meening uitspreken, dat ik er voor ben, dat de arbeid op Zondag hooger betaald wordt dan op weekdagen. Maar men kan dit werk eigenlijk niet als arbeid beschouwen. Die menschen passen daar in zekeren zin op; het moet dan ook eigenlijk meer beschouwd worden als een aanvulling van het weekloon, terwijl zij er geen arbeid voor behoeven te doen. De heer Knuttel. Maar zij besteden er hun Zondag aan. De heer Heemskerk. De menschen zijn er niet toe verplicht, zij hebben misschien een behoorlijke positie in de week en doen dit er bij, om een extraatje te verdienen. Het is maar een paar uur oppassen en geen arbeid.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 14