724
DONDERDAG 16 DECEMBER 1920.
dat, zooveel als mogelijk is, als er nieuwe scholen moeten
worden gebouwd, deze op die plaatsen komen, waar het
meeste behoefte aan nieuwe scholen is. Dan zou men kunnen
voorkomen, dat bijvoorbeeld twee vereenigingen, die absoluut
niets van elkander weten, tegelijkertijd elk een school gaan
bouwen bijvoorbeeld aan dezelfde straat.'Mij dunkt, ieder
zal toegeven, dat het wenschelijk is, dat de scholen, die er
bij komen, zoo gunstig mogelijk voor de geheele gemeente
worden gebouwd. Mijn vraag is dan ook alleenzouden
Burgemeester en Wethouders niet in overweging willen
nemen ik vraag daarop volstrekt van avond geen antwoord
of het niet wenschelijk is, dat iets van dien aard in de
gemeente tot stand komt, opdat ook deze zaken met het
noodige onderling overleg tot stand kunnen komen.
De heer Groeneveld. M. d. V. In artikel 8 van het Regle
ment op de schoolvergaderingen worden een aantal onder
werpen genoemd, die alleen in de schoolvergaderingen besproken
mogen worden. De praktijk heeft bewezen, dat dat soms een
bezwaar is, om alle dingen, die met het onderwijs in verband
staan, in de schoolvergadering te bespreken. Mij is bijvoorbeeld
vermeld, dat iemand wilde spreken over de besteding van de
geldmiddelen, of wat gedaan moest worden bij ontstentenis
van personeel en het werd toen door het schoolhoofd, zeer
te recht, verhinderd, omdat de verordening daartoe niet de
bevoegdheid geeft. Het lijkt mij daarom toe, dat de bepaling
in het reglement veranderd moet worden en dat die bepaling
moet worden gelezen zoo, dat in de schoolvergaderingen alle
onderwerpen, het onderwijs betreflende, kunnen worden be
sproken. Zoo is het ook in den Haag.
Dan acht ik het ook niet goed, dat de proeflessen in het
algemeen blijven bestaan. Wanneer toch een onderwijzer binnen
de stad, die vergrijsd is bij het onderwijs, solliciteert naar een
andere school, ook binnen de stad, moet hij toch gaan proef
lessen. Dat lijkt mij niet noodig, dat een onderwijzer, die
jaren les gegeven heeft, proeflessen moet, misschien wel voor
een schoolhoofd veel jonger dan hijzelf. Dat moet natuurlijk
wel gebeuren bij menschen, die van buiten de stad komen.
Dat gebeurt echter op een zeer kostbare manier. Wanneer
bijvoorbeeld een onderwijzer van buiten de stad solliciteert,
gaat een schoolhoofd hem bezoeken, om een proefles bij te
wonen. Wordt hij dan niet benoemd, dan gaat later weer een
ander schoolhoofd hem bezoeken. Dat brengt dus dubbele
kosten. Het lijkt mij daarom beter, dat er een commissie
benoemd wordt, die een lijst van bij voorkeur benoembaren
maakt, zooals in Amsterdam gebeurt. Dat brengt zeker groote
besparing met zich.
De heer de Lange. M. d. V. Mag ik nog een enkel woord
aan mijn betoog toevoegen? Ik wilde nog deze opmerking
maken: Ik heb gezegd met betrekking tot het aantal leer
lingen per klasse, dat het invloed heeft op het aantal school
lokalen, dat noodig is, maar dat heeft natuurlijk ook invloed
op het aantal onderwijzers, en dat maakt het belang, dat de
gemeente bij deze zaak heeft, financieel nog belangrijk grooter.
De heer van der Lip. M. d. V. De heer de Lange heeft
enkele wenken gegeven aan Burgemeester en Wethouders en
natuurlijk zijn wij gaarne bereid die te overwegen. Hij ver
wacht op de door hem gestelde vragen geen direct antwoord
en ik kan dat begrijpen, want in het sectieverslag komt van
al die dingen geen woord voor. Er kan dus moeilijk verwacht
worden, dat Burgemeester en Wethouders a bout portant
hierop een antwoord zullen geven. Wij leven in een tijd van
overgang en van afwachting wat de algemeene maatregelen
van bestuur tot uitvoering der nieuwe Lager Onderwijswet
ons zullen brengen, onder andere wat betreft de bepalingen
ten aanzien van het aantal leerlingen per klasse. Deze zaken
zullen wij later onder de oogen kunnen zien, maar in elk
geval zijn wij gaarne bereid de wenken van den heer de Lange
ter harte te nemen.
De heer Groeneveld heeft de opmerking gemaakt, dat in
de practijk is gebleken, dat artikel 8 van het Reglement voor
de schoolvergaderingen niet meer voldoet aan de eischen,
welke daaraan tegenwoordig gesteld mogen worden. Ik heb
echter nooit eenige aanmerkingen van welke zijde ook gehoord.
De heer Knuttel. Ik wel.
De heer van der Lip. Waarom brengt men die klachten
dan niet ter plaatse, waar dat behoort? Laten de betrokken
personen dan eens bij mij komen en hun bezwaren met mij
bespreken. Ik hoor nu van den heer Groeneveld voor het
eerst, dat er klachten zijn. In het sectieverslag is slechts een
zeer vage opmerking gemaakt, want er staat alleen, dat men
bedoeld Reglement verouderd acht. Dientengevolge is het mij
niet mogelijk geweest deze kwestie precies na te gaan.
Wat de proeflessen betreft, ben ik van opinie, dat die niet
gemist kunnen worden. Het is de meest natuurlijke zaak ter
wereld, dat een hoofd van een school, wanneer hij aan Burge
meester en Wethouders advies moet uitbrengen over een
voordracht ter benoeming van een onderwijzer, eerst eens wil
zien wat de verschillende sollicitanten praesteeren en dan kan
hij hen niet beter beoordeelen dan door hen een proefles te
laten geven of naar hun school te gaan om de lessen, welke
zij in hun eigen klasse geven, bij te wonen. Hier is toch
niets tegen.
De heer Groeneveld. Ik bedoel voor onderwijzers binnen
de stad.
De heer van der Lip. Wat voor moeite is dat nu om een
les van de verschillende candidaten te gaan bijwonen?
De heer de la Rie. De hoofden van scholen hebben toch
niets te doen.
De heer van der Lip. Die hatelijke opmerking laat ik daar.
De heer Groeneveld spreekt van groote sommen, welke er
mede gemoeid zouden zijn, maar dat is zeer overdreven, als
men in aanmerking neemt, dat in 1918 voor dit doel slechts
f 279.en in 1919 slechts ƒ400.is uitgegeven. Maar ook
al waren die bedragen grooter, dan nog zou dat geld niet
weggegooid zijn, want deze maatregel leidt er toe, dat de
kans vergroot wordt om hier de beste krachten te krijgen.
De heer Groeneveld. M. d. V. Ik wensch den heer van
der Lip te doen opmerken, dat ik in de secties niet heb
gezegd, dat het Reglement op de schoolvergaderingen ver
ouderd was. Ik heb dat woord »verouderd" niet gebruikt. Ik
heb wel eenige voorbeelden genoemd van dingen, die met
het onderwijs verband hielden en toch niet in de schoolver
gaderingen mochten worden besproken. Die voorbeelden zijn
niet in het sectieverslag opgenomen, maar dat is niet mijn
schuld. Ik neem het den rapporteur geenszins kwalijk, want
ik weet, dat hij genoodzaakt is het gesprokene verkort op te
nemen. Ik kan mij niet begrijpen welk bezwaar er tegen
kan bestaan de lijst van artikel 8 te vervangen door de
bepaling, dat alle zaken, het onderwijs betreffende, kunnen
worden besproken.
Wat de proeflessen betreft, blijf ik er bij, dat die voor
onderwijzers binnen de stad overbodig zijn, want of dezen
aan de eene dan wel aan de andere school werkzaam zijn,
is voor het onderwijs tenslotte hetzelfde; de gemeente houdt
hen toch. Ik zou wenschen, dat die onderwijzers naar anciën
niteit werden bevordeid.
Voor onderwijzers van buiten de stad ben ik het met den
Wethouder eens, dat de proeflessen niet gemist kunnen worden,
maar ik wilde daarvoor een Commissie benoemd zien, die, na
de proeflessen te hebben bijgewoond, een lijst maakt van bij
voorkeur benoembaren. Dan kan later iemand van die lijst
benoemd worden en behoeft men dus slechts eenmaal een
reis te maken. Dat lijkt mij in ieder geval minder kostbaar.
Ik heb de eer, wat betreft de schoolvergaderingen een
voorstel in te dienen.
De Voorzitter. Ik deel mede, dat de volgende motie door
den heer Groeneveld is ingediend:
»Ondergeteekende stelt voor de Commissie voor de huis
houdelijke verordeningen uit te noodigen een regeling te
ontwerpen, waardoor Art. 8 van het Reglement op de school
vergaderingen zoodanig gewijzigd wordt, dat alle zaken het
onderwijs betreffende in de schoolvergaderingen besproken
kunnen worden."
De motie wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve
een onderwerp van beraadslaging uit.
De heer Wilmer. M. d. V. Mag ik even omtrent dit voorstel
het woord? Ik kan niet direct zeggen, hoe ik denk over dit
voorstel, omdat ik niet eens precies weet, hoe artikel 8 van
het bestaande reglement luidt en dus weet ik niet in hoeverre
daarin verandering moet worden aangebracht. Oppervlakkig
bezien, moet ik zeggen, dat ik wel wat voor het voorstel gevoel.
Wanneer de heer Groeneveld zegt, dat bijvoorbeeld in de
schoolvergaderingen niet kon worden besproken de besteding
van geldmiddelen voor het een ol andere leermiddel en dus
de onderwijzers daaromtrent geen advies konden uitbrengen,
dan vind ik dat wel buitengewoon vreemd.
Ik kan dat voorstel echter niet beoordeelen en ben dus
eenigszins huiverig om mijn stem er aan te geven, al zou ik
ook niet graag mijn stem er tegen uitbrengen. Ik zou daarom
aan Burgemeester en Wethouders willen vragen, over dit
voorstel praeadvies uit te brengen.
De heer van der Lip. M. d. V. Mag ik eerst een formeel
bezwaar tegen dit voorstel in het midden brengen? De heer
Groeneveld stelt voor, de Commissie voor de huishoudelijke
verordeningen te verzoeken een verandering te brengen in art.