DINSDAG 14 DECEMBER 1920.
709
Ik weet niet, ot ik het goed verstaan heb, maar dat voorstel
zou komen; mij dunkt, laten wij eerst eens afwachten tot
het voorstel komt, dan kunnen wij het eens kalm bekijken
en nagaan of werkelijk het bouwen in eigen beheer de aan
gewezen weg is. Inderdaad, het is bij ons geen dogma, dat
de gemeente die woningen moet bouwen, absoluut niet; wanneer
op practische wijze door medewerking van reeds bestaande
productieve krachten snel in den woningnood kan worden
voorzien, dan zijn wij daarvoor te vinden, maar wij moeten
ook in dit opzicht weten, wat wij doen. Wij hebben met
blijdschap gelezen, dat, om in die richting te gaan, zelfs een
commissie is samengesteld, die in dit opzicht goed werk zal
ver richten en op verschillende plaatsen zal onderzoeken hoe
de woningbouw daar wordt aangevangen. Wat betreft den
particulieren woningbouw, daarover wordt nog al smalend
gesproken, maar de sociaal-democraten kunnen dunkt mij er
toch ook niet tegen zijn, dat die worden aangemoedigd, het
zijn productieve krachten in de maatschappij en die moeten
toch ook aangewend worden. In het socialisatierapport wordt
gezegd, dat alle personen zooveel mogelijk aan het voort'orengings-
proces moeten medewerken.
De heer Dubbeldeman. Voor de gemeenschap, niet voor
hun eigen zak.
De heer Schoneveld. Als zij bouwen, zullen zij ook voor
de gemeenschap moeten bouwen,
De heer van Stralen. Voor een zoet winstje.
De heer Schoneveld. Zij bouwen natuurlijk niet voor eigen
genoegen of pleizier. Wie werkt er nu zonder winst? De
gemeentebedrijven in Amsterdam moeten ook winst opleveren
en die worden bestuurd door een sociaal-democratischen
Wethouder. Laten wij het begrip, winst, van uw zijde dus
maar laten rusten.
Ik wilde in het algemeen dit zeggen, dat wij met belang
stelling zullen afwachten de plannen, die zullen worden
ingediend omtrent het eigen beheer, dat wij daar sympathiek
tegenover staan, en die met alle kracht zullen bevorderen.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik wil nog wel even het
woord, om den heer Knuttel toe te geven, dat, wanneer ik
verleden jaar een getal van 1300 woningen heb genoemd, dat
ik verwachtte, dat in den zomer van 1921 klaar zou zijn, ik
in die raming te optimistisch ben geweest, maar wie kon op
dat oogenblik verwachten, dat de wijziging, die het Rijk in
zijn eischen gebracht heeft, een zoo belangrijke vertraging van
de toen aanhangige plannen met zich zou brengen. De plannen
van de «Goede Woning" die gisteren zijn aanbesteed, zijn reeds
in April van dit jaar in den Raad behandeld. Hetzelfde is het
geval met plannen van «Eensgezindheid". Het spreekt vanzelf
dat ik die plannen met vrij groote zekerheid gebracht had
onder de woningen, die in Juli 1921 gereed zouden zijn.
Hetzelfde gold dan ook van andere plannen, die op het
oogenblik nog niet verder zijn dan bij den Minister. Sedert
wij verleden jaar hier over deze zaak gesproken hebben, zijn
ongeveer 500 woningen gereed gekomen. Aan 663 andere is
van gemeentewege alles gedaan, wat gedaan moest worden.
Dat die plannen op het oogenblik niet in een verder stadium
zijn, daarvoor is het gemeentebestuur niet aansprakelijk. Ik
geef dus toe, dat de raming te optimistisch was, er zal nog
wel wat tijd bij komen, voor dat al die woningen gereed zijn.
Ook is volkomen toe te geven, dat het niet alleen uit
sanitaire overwegingen is geweest, dat poortwoningen zijn
opgeruimd; die grond is daar ook ten behoeve van fabrieken
in beslag genomen en dat kon in dien tijd, omdat er woningen
beschikbaar waren, waar de bewoners van die poortwoningen
in konden gaan, maar waar de heer Knuttel zoo pleegt af te
geven op het kapitalistisch stelsel, daar wil ik toch zeggen,
dat het kapitalistische stelsel dan toch maar heeft meegebracht
eenerzijds door de uitbreiding van fabrieken, en anderzijds
doordat de particuliere bouwnijverheid voor nieuwe woningen
zorgde, dat men aldoor in de richting werkzaam is geweest
van opruiming der slechtere woningen.
Wat betreft het totaal van de bijdragen, die de gemeente
aan de woningbouwvereenigingen geeft, daaromtrent behoeft
Vle heer Dubbeldeman geen inlichtingen te vragen op de Secre
tarie, want hij kan dat cijfer vinden in de begrooting. Hij
zeide, dat er stond een bedrag van f 52.090.— en dat daar
onder nog waren begrepen de bijdragen voor woningen, welke
nog niet gebouwd waren. Er staan juist omgekeerd op volgnr
121 voor Memorie uitgetrokken bijdragen voor woningen, die
al zoo goed als klaar zijn, namelijk voor die van plan III van
«de Eendracht" dat komt omdat de bijdrage door de Kroon
nog niet definitief is vastgesteld.
Als er gezegd wordt, dat dit cijfer uitdrukt het eenige wat
voor den woningbouw is gedaan, dan is dat bovendien een geheel
onjuiste bewering, want hetgeen vóór den oorlog is gebeurd is
tot stand gekomen zonder bijdragen. Dat is het oude systeem
van de Woningwet, waarvan de ontwerper nooit heeft gedacht,
dat woningen zouden worden gebouwd met Rijks- en gemeente
lijke bijdragen, tenzij de bouw gepaard ging met opruiming
van krotten en dus met aankoop van duren grond. Plannen
als de eerste van de vereenigingen «De Eendracht," «Ons
Belang" en «De Goede Woning" zijn gebouwd zonder eenige
overheidsbijdrage en die treft men dus in de opgave bij post
121 niet aan. Leidt men nu uit het bedrag van dezen post
af, dat slechts zooveel voor deze zaak is gedaan, dan geeft
men van de werkzaamheid van de gemeente in dit. opzicht
een totaal verkeerd beeld.
Tenslotte nog een antwoord op de opmerking -an den heer
de Lange. Burgemeester en Wethouders hebben naar aan
leiding van de betrokken ministerieele circulaire geïnformeerd,
welke de premiën en de verdere eischen van den Minister
waren, met betrekking tot den particulieren bouw en Zijne
Excellentie heeft ons in antwoord daarop verwezen naar een
weldra te geven uitlegging daarvan in de Staatscourant. Deze
is eenige dagen geleden gekomen, maar eenig standpunt van
Burgemeester en Wethouders in dit opzicht kan ik nog niet
mededeelen, want het College heeft daarov'er nog niet beraad
slaagd. Alleen zou ik, waar de heer de Lange vraagt om
propaganda te maken voor dien bouw van particuliere zijde,
willen zeggen: voor propaganda zie ik, wat mij persoonlijk
betreft, geen reden; dat wij, als dat middel strekken kan tot
vermindering van den woningnood, daaraan ook onze aandacht
zullen schenken, wil ik geen oogenblik ontkennen, maar dat
in deze propaganda zou moeten gemaakt worden zie ik niet in.
Ik wil er nog dit aan toevoegen, dat, als wij dien weg
opgaan en den particulieren bouw willen steunen, het wel
degelijk de taak, en een betrekkelijk moeilijke taak zijn zal
van het gemeentebestuur om te zorgen, dat er niet alleen
woningen, maar ook goede woningen komen. De heer de Lange
en ieder ander zal toegeven, dat hier nog meer dan bij den
bouw vanwege de woningbouwvereenigingen een intensief
toezicht op de kwaliteit van hetgeen geproduceerd wordt
noodig zal zijn.
De heer de Lange. M. d. V. Het stelt mij te leur, dat de
Wethouder zegt, dat volgens zijn persoonlijke opvatting voor
de* nieuwste wijze van bevordering van den woningbouw
geen propaganda behoeft te worden gemaakt. Ik ben van
een tegenovergesteld gevoelen en ik hoop, dat het College
dat gevoelen ook zal zijn toegedaan, wanneer het de circulaire,
welke blijkbaar in het College nog geen onderwerp van be
spreking heeft uitgemaakt, eens goed onder de oogen zal
hebben gezien. Wat is toch de kwestie? Er zijn te weinig
woningen en nu moet er een behoorlijk aantal woningen
komen op de voor de gemeente minst bezwarende wijze.
Voor dat laatste wordt door den Minister een perspectief
geopend, dat totnogtoe nog niet geopend was. Het is toch
voor de gemeentekas heel wat voordeeliger, als door parti
culieren honderd woningen worden gebouwd uitsluitend met
steun van het Rijk en in hoofdzaak met eigen geld. dan dat
er honderd woningen worden gebouwd, waarvan 40% van
de jaarlijksche exploitatie-kosten voor i door de gemeente
en voor f door het Rijk wordt gedragen.
De Wethouder zegt, dat er waarborgen moeten zijn, dat
wij goede woningen krijgen, en dat ben ik met. hem eens,
maar daarin voorziet de circulaire van den Minister, want
daarin lees ik het volgende:
«Premiën worden alleen beschikbaar gesteld voor deug
delijke arbeiders- of bescheiden middenstandswoningen, waar
van de gevels voldoen aan redelijke eischen van welstand."
Wij hebben dus garantie voor degelijkheid en welstand.
Wat wil de Wethouder nog meer?
De heer van der Pot. Dat dat in die circulaire staat, is
toch geen waarborg, dat aan die eischen wordt voldaan
De heer de Lange. De premiën worden alleen gegeven
voor den bouw van deugdelijke woningen, welke tevens vol
doen aan eischen van welstanddaarin moeten de waarborgen
gelegen zijn. U hebt bij de woningbouwvereenigingen ook
geen anderen waarborg.
Een Stem. Ja, dat zijn de belanghebbenden, die daar gaan
wonen.
De heer de Lange. De bestekken en de teekeningen moeten
ook goedgekeurd worden U hebt dus precies dezelfde waar
borgen als bij den woningbouw met Gemeentesteun volgens
de WoningwTet.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik wil gaarne den heer
Schoneveld antwoordenzijn redeneering ging langs mijn betoog.
Hij behoeft, mij niet voor de voeten te gooien dat mijn
voorstellen in strijd zouden zijn met de gangbare opvatting,