700 DINSDAG 14 DECEMBER 1920. De heer Mulder. Dat is in mijn oog geen uitbuiten. Die menschen werken voor dat geld 6 uur per dag, moeten zij daar nu nog meer geld voor hebben? Er komt nog bij dat, wanneer zij overuren maken, zij ervoor betaald worden, in tegenstelling met de vastaangestelden. Ik kan dus met het voorstel van den heer Knuttel per sé niet meegaan. De Voorzitter. Er wordt slechts G uur gewerkt, daarop leg ik den nadruk, en overuren worden extra betaald. Er is bij het College van Burgemeester en Wethouders hoegenaamd geen reden om dat voorstel aan te bevelen, integendeel, wij moeten het ten stelligste ontraden. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den heer Knuttel wordt in stemming ge bracht en met 16 tegen 11 stemmen verworpen. Tegen stemmen: de heeren Wilbrink, Rotteveel, Bisschop, de Lange, Meijnen, Sanders, Ruivenhoven, Bots, van der Pot, van der Lip, Eerdmans, Oostdam, Sijtsma, Mulder, vafi Hamel en de Voorzitter. Vóór stemmen mevrouw BaartBraggaar, de heeren Eiker bout, Schoneveld, mevrouw DubbeldemanTrago, de heeren van Eek, Heemskerk, van Stralen, Groeneveld, Dubbeldeman, Knuttel en de la Rie. Volgnr 75 wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Volgnr 76 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming aangenomen. Beraadslaging over volgnr 77, luidende: i>Druk- en bind werk f 20000. De heer Heemskerk. M. d. V. Ook ik behoor tot degenen, die in de secties hebben aangedrongen op bezuiniging inzake druk- en bindwerk, en ik zou na het antwoord van Burge meester en Wethouders hierover niet gesproken hebben, in dien ik niet van de gelegenheid gebruik wilde maken om nog iets te zeggen ter aanmoediging van die zuinigheid. Deze week is ons gezonden de bijlage van het verslag 1919 en het is mij opgevallen, dat- verschillende vereenigingen, die hun verslagen inzenden en ook verschillende genootschappen op zeer ruime wijze gebruik maken van de gelegenheid, hun daarvoor geschonken. Ik zou er op willen aandringen om vooral ook daarin beperking aan te brengen. Welk belang is er eigenlijk mee gemoeid, of wij nu weten welke leerlingen van het Genootschap Mathesis Scientiarum Genitrix prijzen behaald hebben en welke leerlingen geslaagd zijn voor andere genootschappen enz. In het algemeen kan dunkt mij worden volstaan met vermelding van de resultaten van het onderwijs, zoodat wij niet een geheele lijst krijgen van namen, welke totaal overbodig is voor degenen, dien het niet rechtstreeks aangaat. De Voorzitter. Ik moet den heer Heemskerk opmerken, dat over de wenschelijkheid van de opneming van die mede- deelingen verschillend wordt geoordeeld. Ik kan hem echter wel deze verzekering geven, dat bij de verschillende ver eenigingen en corporaties herhaaldelijk er op is aangedrongen om de verslagen zooveel mogelijk te beperken. In de richting, welke hij bedoelt, is voortdurend gewerkt en zal ook in het vervolg gewerkt worden. De heer van der Pot. M. d. V. Ik wil aan het door u gesprokene nog even toevoegen, dat niet alleen het uitbrengen van het gemeenteverslag, maar ook het uitbrengen van ver slagen van verschillende vereenigingen gebaseerd is op arti kelen van de Gemeentewet. Art. 146 zegt namelijk: »Hij de Raad laat zich jaarlijks verslag doen van den toestand van alle in de gemeente aanwezige godshuizen, gestichten van weldadigheid, genootschappen en andere instel lingen van openbaar nut, enz. Nu is het een kwestie van beoordeeling wat een instelling van openbaar nut is dat is uiteraard voor verschillende appreciatie vatbaar doch, als men nu de bijlagen van thans vergelijkt met die van verleden jaar, zal men zien, dat er het snoeimes flink in gezet is. Waar wij echter van meening zijn, dat wij te doen hebben met instellingen van algemeen nut, moet daarover volgens de wet verslag worden uitge bracht. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik heb ook behoord tot de leden, die op bezuiniging op elk gebied, dus ook op dit gebied, hebben aangedrongen, maar ik zou ongaarne zulk een verslag missen. Wij hebben vanmiddag den heer Eerdmans holder de bolder naar de Leeszaal zien gaan, vanwaar hij met ge gevens terugkwam geput uit de jaarverslagen, welke werkelijk waarde hadden, om dezen toestand op heden te beoordeelen. Het verslag is een document, dat men jaren, nadat het uit gebracht is, nog kan raadplegen en, waar dat zoo is, zou ik het in zijn tegenwoordigen vorm willen behouden. De heer Heemskerk. Het kan bezuinigd worden en be knopter zijn. De heer Sijtsma. Vroeger was het zoo, dat iedere vereeniging, ook pleizier-vereenigingen als »Ons Genoegen" en All Right" lange verslagen instuurden en deze onverkort werden opge nomen, maar daarin is verandering gebracht, en ik zou het liefst niet kleiner of beknopter zien gemaakt. Ik zou dan ook aan Burgemeester en Wethouders den raad willen geven niet al te veel het oor te leenen aan de roepstem van den heer Heemskerk. De heer de Lange. Mag ik mij aansluiten bij het gesprokene door den heer Sijtsma? Ik ben het volkomen met hem eens. De heer Sijtsma. Ik zeg dus ook nog wel eens iets goeds. De beraadslaging wordt gesloten en volgnummer 77 zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnummers 78 tot en met 80 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgnummer 84, luidende: r>Kosten van abonnement op het Staatsbladhet Provinciaal blad en de dag-, week- of maandbladen en den aankoop van boeken f700. De heer van Eck. M. d. V. Ik heb gezien, dat Burgemeester en Wethouders zijn tegemoet gekomen aan mijn verzoek om de Raadsleden op de Leeskamer zooveel mogelijk te voorzien van materiaal, dat zij noodig hebben om zich behoorlijk van hun taak te kunnen kwijten. Ik zag vandaag, dat daar ook aanwezig is een volkomen volledige verzameling van de gemeente verordeningen. Ik ben echter, hoewel dankbaar, niet voldaan. Ik wensch alsnog een vraag te stellen. Burgemeester en Wethouders deelen mede, dat ten gebruike voor de Raads leden ook zal wrorden nedergelegd een exemplaar van Meyer's Nederlandsche Staatswetten, maar dat lijkt mij niet voldoende en daarom zou ik willen vragen of Burgemeester en Wet houders niet een exemplaar van Schuurman en Jordens' Nederlandsche Staatswetten ten gebruike voor de Raadsleden in de Leeskamer kunnen deponeeren. Ik geloof niet, dat alle Raadsleden voorzien zijn van het noodige wetten materiaal, terwijl het bij het bestudeeren der stukken noodig kan zijn, dat zij over dergelijke wetten beschikken. Die editie van Schuurman en Jordens bevat niet alleen vollediger de wetten dan die van Meyer, maar bovendien trelt men hier en daar de noodige toelichting aan op verschillende wetsartikelen. De Voorzitter. Ik moet den heer van Eck op dat gebied een minder aangename mededeeling doen. De ervaring, die op dat terrein is opgedaan, is nu juist niet heel prettig. De heer van Eck. Nemen zij ze dan mee? De Voorzitter. Ja, zij nemen ze even mee en vergeten ze dan terug te brengen. Het is een feit dat, wanneer er een compleet stel bezorgd wordt, het er gewoonlijk maar kort is. Als wij dus de wetten van Schuurman en Jordens nemen, schieten we heel weinig op, en in de Staatswetten van Meyer staat bijna alles. De heer van der Lip. Als de heeren beloven ze niet te zullen gappen, heb ik er geen bezwaar tegen. De heer de Lange. M.d. V. Ik stem in met de klacht, die door den heer van Eck geuit is. In de Leeskamer is voor de Raadsleden bitter weinig beschikbaar. Zelfs van de Handelingen van den Raad ontbreken vele jaargangen en van de enkele die er zijn, verkeeren sommige in een zeer desolaten toestand. Ik beveel daarom de bibliotheek zeer in de zorgen van Burgemeester en Wethouders aan, opdat er tenminste te vinden zal zijn een compleet aantal exemplaren van de Handelingen van den Raad. Op aanschaffing der Schuurman en Jordens editie durf ik niet aan te dringen na hetgeen u gezegd hebt. De heer Knuttel. Zij wordt niet in haar geheel gestolen! Als nu eens een kwart per jaar gestolen wordt, kunnen wij het toch wel doen. De heer Groeneveld. M. d. V. In het door u genoemde

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 22