690 DINSDAG 14 DECEMBER 1920.
Gaarne werken wij mede aan de verbetering van de samen
leving. En dit kan zonder eenig bezwaar plaats vinden ondanks
sommige verschilpunten aan deze zijde. Wij kunnen daarbij
samenwerken speciaal met de partijen, welker beginselen ge
grondvest zijn op hetgeen ook wij als basis aannemen.
Ik zou hierop verder kunnen doorgaan, doch nadat de
voorgaande spreker zulks reeds zoo duidelijk heeft gedaan,
zal ik de discussie daarmede niet gaan verlengen.
Ik wil nog wijzen, mijnheer de Voorzitter, op de manier,
waarop ginds wordt gesproken over bezuiniging. Bij het debat
is ons daar een meening in de schoenen geschoven, die vol
strekt de onze niet is. Wij bedoelen met bezuiniging dat deze
moet gevonden worden op uitgaven van weelderigen aard,
zooals het stenografisch verslag dezer zittingen en zooals te
dure bureaucratie. Maar wij bedoelen er niet mede, zooals
men het van de overzijde wil doen voorkomen, dat wij zouden
willen bezuinigen op wat voor het maatschappelijk welzijn
noodig is. Men zegt dat daar, om een nieuwe leuze te hebben,
waarmede men de kiezers bij gelegenheid kan opzweepen, en
datgene wat er hier tegen aangevoerd wordt, zetten de heeren
niet in hun courantDan is er geen plaats meer!
De averechtsche voorstelling, welke men aan de overzijde
geeft van de redenen, die ons tot bezuiniging voerende
zonderlinge manier, waarop die heeren van hun onjuiste
denkbeelden gewag maken ik zal een en ander niet kwali-
ficeeren, want dan zou ik zeer onparlementair worden.
De heer de la Rie. M. d. V. Nog een enkele opmerking
slechts, maar vooraf wil ik voor mijn partijgenoot van Eek,
die niet meer aan het woord komt bij de algemeene be
schouwingen, een zaak rscht zetten in verband met het
antwoord, dat gij hem gegeven hebt en dat aanleiding zou
kunnen geven tot het vormen van een legende: Men vond
het moppig, dat van Eek hier zou hebben gezegd, dat hij
hier anders zou spreken dan hij elders zou hebben gedaan.
Dat is absoluut onjuist: dat heeft van Eek niet gezegd en
ook niet bedoeld te zeggen. Hij zeide: als ik in den Haag
zou hebben gesproken als ik hier gedaan heb en mijn partij
genoot Albarda in Leiden zou hebben gezegd wat hij nu
geschreven heeft, dan zoudt gij hetzelide doen wat gij nu doet,
n.l. van Eek tegen Albarda uitspelen, inplaats van Albarda
tegen van Eek. Van Eek zeide dat om aan te toonen dat de
heeren citeeren wat in hun kraam te pas komt.
De Voorzitter. Ik geef het u cadeau!
De heer de la Rie. Het spijt mij, dat gij zoo weinig »snap-
vermogen" hebt, om dit mooie woord ook eens te gebruiken.
Het is wel een beetje dom, dat gij daar geen verschil in ziet.
Verder een opmerking aan het adres van den heer van der
Pot, die zeide, dat ik zou hebben verklaard na de laatste
commissie-vergadering niet veel wijzer te zijn geworden, en
er dan maar naar had moeten vragen. Ik wijs er op, dat ik
gezegd heb, dat de avond zeer interessant was, maar wij dat
gene, waarvoor wij gekomen waren, namelijk of de admini
stratie werkelijk zoo omslachtig en zoo duur moest zijn, nog
niet wisten. Wij wisten wel hoe de administratie was, wij
wisten wel, dat die prachtig was en schitterend in elkander
was gezet, maar wij wisten niet of zij werkelijk zoo schitterend
en zoo duur moet zijn. Het was de eigen opmerking van den
heer van der Pot, dat eventueele discussie later moest plaats
hebben, en hij weet, dat er na dien tijd nog geen commissie
vergadering is geweest, waar dit kon plaats vinden. Na afloop
van de vorige vergadering had ik nog enkele vragen willen
stellen, maar er is toen gezegd, dat het wel in de volgende
vergadering zou komen.
Wat de levensmiddelen betreft, heeft de Voorzitter gezegd,
dat ik als mijn meening te kennen had gegeven, dat wij den
weg van Amsterdam op moesten, en ik den toestand daar
had geprezen als zijnde punctueel in orde. Daarom gaat het
echter niet. Ik heb op de winkels daar gewezen en gezegd,
dat ik dergelijke winkels hier wilde hebben, omdat zij te
Amsterdam goed werken. De Voorzitter, die onzen partijgenoot
de Miranda gaarne citeert, moet maar eens nalezen wat deze
Wethouder heeft gezegd, toen in dit opzicht klachten ter
sprake kwamen in den Amsterdamschen Raad. Hij heeft die
klachten ontzenuwd door er op te wijzen, dat al die praatjes
over goedkoopere prijzen elders klets waren, omdat diegoed-
koopere prijzen er juist door de gemeentelijke winkels waren
gekomen.
De heer Stijnman. Die waren toch wel gekomen, al waren
die winkels er niet geweest.
De heer de la Rie. Dat is niet waar!
De heer Stijnman. Denkt gij, dat de kwestie van vraag
en aanbod door die paar gemeentelijke winkels wordt geregeld?
De heer de la Rie. Toen de gemeentelijke groentenhandel
kwam, werden de groentenprijzen lager en toen die gemeente
lijke groentenhandel werd opgeheven, liepen de prijzen weer
omhoog. Onze Burgemeester heeft hetzelfde gezegd over den
gemeentelijken vischhandel hier ter stede.
De gemeente-exploitatie is zoo duur, wordt er gezegd,
't Is waar: de gemeente-exploitatie is inderdaad iets duur
der..,, omdat de gemeente het doet! Wanneer wij het
gemeentebedrijf in Amsterdam nagaan, dan concludeeren wij,
dat dat bedrijf inderdaad iets duurder is dan het particuliere
bedrijf; maar het eigenaardige hierbij is, dat heel de bedrij
ven geen cent aan de gemeente kosten, doch dat er geld
van over blijft, niettegenstaande de lagere verkoopsprijzen.
De heer Rotlieb, de directeur daar, heeft opdracht gekregen
het bedrijf te beheeren op voorwaarde dat het de gemeente
géén geld zou kosten, en inderdaad het kost geen geld, doch
er blijft nog iets van over.
De heer Huurman. Wordt het publiek er beter van?
De heer de la Rie. Het publiek wordt er beter van. Men
weet zeker, dat als men er komt, men werkelijk den prijs
betaalt, dien men betalen moet; dien de waar werkelijk kost.
Ik heb hier verder gezegd, Mijnheer de Voorzitter, dat die
prijzen grootendeels precies vastgesteld zijn. De vrije handel,
de concurrentie in de winkels is zoo goed als uitgesloten. Een
enkel artikel; dat kan. Maar in het gros is concurrentie
uitgesloten door de prijsbepalingen van fabrikanten of groot
leveranciers. Als wij er dus toe komen om een gemeentelijk
levensmiddelenbedrijf in Leiden in te stellen, zullen wij het
goed moeten inrichten, zoodat alles een behoorlijk verloop
heeft. Laten wij dan de winkels plaatsen op meerdere punten
in de stad met sorteering van verschillende artikelen. Dan
zullen zoowel gemeente als gemeentenaren ermede gebaat zijn.
De heer Schoneveld. Het zij mij vergund, een enkel woord
te mogen spreken, mijnheer de Voorzitter!
De heer van Stralen heeft eenige opmerkingen gemaakt
omtrent de quaestie, die door den heer Eikerbout is naar
voren gebrachtden groei van de verschillende vakorganisaties.
Hij heelt in de eerste plaats aangetoond den achteruitgang
van het N. V. V. en van het N. A. S. Ik zou mij enkel willen
bepalen tot het N. V. V. Er is beweerd, onder anderen dooi
den heer van Stralen, dat het niet te verwonderen was, dat
het N. V. V. achteruit giDg. »Dat is zoo het gewone verloop
van zaken; je hebt altijd eenigen achteruitgang in ledental
bij het al-of-niet-slagen van eenige actie''- Tot op zekere
hoogte is dit juist, Mijnheer de VoorzitterMaar daartegenover
staan twee oorzaken, die hij ook genoemd heeft, en die
beteekenend zijn. Dat slaat op de Iransportarbeidersstaking
en de bouwvakarbeidersuitsluiting. Het feit, dat de Wethouder
de Miranda zelf heeft gezegd, dat de leiding van het N. V. V.
in het afgeloopen jaar niet bijzonder gelukkig is geweest,
bewijst, dat de transportarbeidersstaking en de bouwvak
arbeidersuitsluiting een gevolg zijn van het onverantwoordelijk
optreden van de bestuurders.
De heer Dubbeldeman. Heeft de Miranda dat gezegd?
De heer Sciioneveld. Neen, dat heeft hij niet gezegd, maar
hij heeft wel verklaard, dat de leiding van het N. V. V. niet
bijzonder gelukkig was geweest.
De heer Dubbeldeman. Waar heelt hij dat gezegd?
De heer Schoneveld. Dat heeft hij in »De Socialistische
Gids" gezegd. Hij heeft gezegd, dat die leiding niet bijzonder
gunstig is geweest, en nu beweer ik, dat de transportarbeiders
staking en de bouwvakarbeidersuitsluiting bewezen hebben,
dat werkelijk het beleidvolle bij de leiding in de moderne
vakbeweging heeft ontbroken. De transportarbeidersstaking
is uitgeloopen op een fiasco voor de organisatie en waarop
is de uitsluiting van de bouwvakarbeiders uitgeloopen? Hierop,
dat door de moderne vakbeweging en de Federatie het contract
is geteekend, hetgeen heeft bewezen, dat in dit opzicht de
Christelijke organisaties de juiste lijn hebben uitgestippeld.
De heer van Stralen. De klaploopers.
De heer Schoneveld. Vandaar dan ook de teruggang bij
de modernen en de Federatie en de vooruitgang bij de
Christelijke en de Katholieke bouwvakarbeidersorganisaties.
Daarmede is verklaard de achteruitgang van het N. V. V.
Verder heeft de heer van Stralen gezegd, dat de metaal-
bewerkersbond met 500 leden is achteruitgegaan en de afdeeling
Leiden alleen met 65. Als wij die zaak eens in den breede
gingen bespreken, zou wel blijken, dat zij eenigszins anders
stond. Zooals den heer van Stralen bekend is, is dit jaar
r