MAANDAG 13 DECEMBER 1920. 651 Als ik daartegenover stel de cijfers, verstrekt door de directie, waaruit blijkt, dat eigenlijk de productiekosten van het gas en de opwekkingskosten van den stroom in Leiden liggen beneden het gemiddelde van dergelijke fabrieken De heer van der Pot. Zoudt gij mij daarop niet eerst eens laten antwoorden? Het is in het geheel niet juist. De heer de la Rie. M. d. V. Ik wil er eerst mijn steun aan geven. De heer van der Pot. Het is niet juist. De heer de la Rie. Dan zullen wij dat straks wel hooren. De directie heeft getracht door middel van een vergelijking aan te toonen, dat de productiekosten van stroom en gas beneden het gemiddelde liggen, maar de cijfers van den heer Sanders, welke ik niet heb kunnen controleeren, omdat ik niet precies weet hoe hij er aan komt, toonen aan, dat die productiekosten hier boven het gemiddelde liggen en zelfs tamelijk aan den hoogen kant zijn. Het verschil ligt dus hierin, dat de distributie- en administratiekosten hier bedui dend hooger zijn dan in andere plaatsen. Dat is mijns inziens volkomen juist. Men kan het niet direct aantoonen, maar ook mijn meening is, dat het aan onze Lichtfabrieken veel te omslachtig toegaat. Er wordt wel gecontroleerd of in de fabrieken alles zuinig gebruikt wordt, zooals potlooden, papier en andere kantoorbehoeften, maar er wordt niet gecontro leerd ik heb daarvan althans niet gehoord of het noodzakelijk is, dat de directeur, de adjunct-directeur, de secretaris, technische en administratieve hoofdambtenaren reisjes maken naar Duitschland en Engeland. Voorzoover ik inlichtingen heb gekregen, waren niet alle reisjes, welke veel geld hebben gekost, volstrekt noodzakelijk. De reisjes in het land zelf, zooals naar Maastricht, Rotterdam, den Haag enz., welke evengoed per spoor konden geschieden, gebeuren per auto, wat mijns inziens geldwcgsmijterij is. Ik meen, dat in dit opzicht bezuinigd kan worden. Dit is hetgeen ik ter ondersteuning van da rede van den heer Sanders wilde zeggen. Op de opmerking van den heer Wilmer over mijn verant woordelijkheid als commissaris van de Lichtfabrieken ga ik niet in. De heeren weten wel hoe ik daarover denk, want ik heb dat reeds dikwijls verteld. Ik kom nu tot de levensmiddelen voorziening. In de secties werd aangekondigd, dat er van onzen kant een voorstel zou komen tot het daarstelien van gemeentewinkels, en daarbij werd gewezen op de winkels zooals die in Amsterdam zijn. Aan hetgeen daarover verder in het afdeelingsverslag staat, ben ik niet schuldig. Er is gezegd, dat ik het maar eens waar moest maken, dat het met de levensmiddelenvoorziening in Amsterdam zoo goed gaat. Over het al of niet goed zijn heb ik niets beweerd, omdat dit niets ter zake doet. Ik wees op de Amsterdamsche winkels als model. Men is op dit oogenblik bang voor prijsdaling, ik zal niet zeggen: voor het groote publiek, maar er is een daling in de prijzen te voorzien en juist omdat die daling ten deele te wachten is, vind ik in grijpen van gemeentewege noodig. Men zal trachten om de prijzen van de directe levensbehoeften, het kost wat het kost, op prijs te houden. Men heeft altijd geroepen, dat vermeer dering der productie het middel zou zijn om de zaak in orde te maken. Nu is er wat voorraad gekomen, ofschoon nog lang niet voldoende om in alle behoeften te voorzien, en dadelijk begint men met het sluiten van fabrieken. Men spreekt ervan de scheepvaart ten deele stil te leggen, omdat men anders zou kunnen beleven, dat de boel goedkooper werd. Bovendien wordt alles gedaan van de zijde van de fabrikanten om juist in den kleinhandel de prijzen op peil te houden. Schept men op verschillende plaatsen van de stad de gelegenheid artikelen, welke men direct en dagelijks noodig heeft, te koopen, dan breekt men daardoor de mogelijkheid om de prijzen noodeloos hoog te houden. Op welke wijze moet het bedrijf beheerd worden? Het moet niet behandeld worden op de gewone ambtenaarswijze, maar men moet aan het hoofd hebben iemand, die zich wat vrij bewegen kan. De heer Heemskerk. Die het gratis doet. De heer de la Rie. Dat is niet noodigde heer Heemskerk werkt ook niet gratis. Iemand moet aan het hoofd staan, die vrij is om onmiddellijk maatregelen te nemen die noodig zijn en daartoe niet eerst de toestemming van hoogere autoriteiten behoeft te gaan vragen; hij moet onder latere verantwoording kunnen over gaan tot een prijsbepaling, als het noodig is. Dat dergelijk bedrijf prijsregelend werkt, heeft men hier toch in kleinen omvang reeds gezien. Wij hebben hier gehad den groentenverkoop. In de afdeelingen is gezegd, dat dat een mislukking geweest is, want toen de groentenverkoop ophield, gingen de prijzen de hoogte in. Dit pleit juist voor ons standpunt, want het bewijst dat, zoolang de groenten verkoop van gemeentewege plaats had, de prijzen lager waren dan toen het stop gezet werd. Ook de tijdelijke verkoop van stoffen van gemeentewege aan de Waag heeft getoond dat, als de gemeente iets verkoopt, men onmiddellijk dergelijke artikelen in den particulieren handel tegen ongeveer dezelfde prijzen kan krijgen. Al deze dingen moeten tenslotte aanleiding geven tot het in het leven roepen van een permanent levensmiddelenbedrijf, zoodat men voortdurend de prijzen in de laagte kan houden en men niet afhankelijk is van een enkelen keer, dat de gemeente iets te verkoopen heeft. Wat de inrichting aangaat, ik stel mij voor dat het niet moet gaan op bureaucratische wijze. Het moeten winkels zijn, zooals te Amsterdam, waar men van alles en alles te koop heeft, gewone winkels, waar men kan koopen zooals in andere winkels doch die aan niets bijzonders laten zien dat het winkels van de gemeente zijn. Ik dring er dan bij den Raad ten zeerste op aan om ons voorstel op dit stuk aan te nemen. De heer Kuivenhoven. Ook ik wensch nog even terug te komen op wat in dit debat in het midden gebracht is. De sociaal-democraten hebben verleden week verklaard van de Christelijke arbeiders wat te verwachten. Het is misschien nog niet voldoende in dezen Raad uitgedrukt, maar ik wil zeggen, dat zij van de Christelijke arbeiders als zoodanig in dezen Raad niets te verwachten hebben. In dit verband herinner ik aan het rijmpje: De voog'laar op bedriegen uit Den vogel lokt met zoet gefluit. Dat zal den heeren natuurlijk niet lukken. De Christelijke arbeiders hier zijn niet door de arbeiders gekozen om alleen de arbeidersbelangen voor te staan, maar om de belangen van de gemeente als zoodanig te behartigen. De heer van Eek had verwacht, dat wij werkelijk met hem zouden medegaan. Dat kunnen wij niet doen, omdat wij niet van een revolutionnair standpunt uitgaan. Wij hebben ons eigen beginsel, en waar dat beginsel is gegrond op Gods ordinantiën, kunnen wij, zoolang de sociaal-democraten daar mede geen rekening houden, met hun voorstellen, ook die van den heer Dubbeldeman betreffende den gemeentelijken woningbouw, niet meegaan, om de eenvoudige reden, dat de sociaal-democraten langs dien weg het doel bereiken, dat zij beooger. en dat Troelstra in 1918 heeft aangegeven, namelijk de macht in handen te krijgen. Daaraan zullen wij nooit medewerken. De heer Oostdam. Na al hetgeen dezerzijds reeds in het midden is gebracht, ook wat betreft de houding van onze fractie, kan ik zeer kort zijn en zal ik slechts eenige practische punten behandelen, in de eerste plaats de salariskwestie. Ik geloof verstandig te doen door vierkant mijn meening dienaangaande te zeggen. Ik ben niet van plan mijn stem te geven aan eenig voorstel tot verhooging van eenigen salaris grondslag. Wij hebben die salarisgrondslagen nog kort geleden vastgesteld, volkomen in overeenstemming niet alleen met hetgeen het georganiseerd overleg wilde, maar ook in samen werking met geheel de sociaal-democratische fractie. Wij kunnen wel aannemen, dat het toen in orde was. Sindsdien hebben de heeren der overzijde eenige op- of aanmerkingen moeten hooren, zoodat zij nu uit een ander vaatje zijn gaan tappen. Ik heb in dit opzicht niets ondervonden, zoodat ik meen, dat hetgeen zes maanden geleden goed was, ook nu nog wel goed geacht kan worden. Men heeft tegen ons aangevoerd de houding van den heer Guit, die zich zeer laatdunkend uitliet over de loonen, welke hier ter stede worden betaald. Als ik mij niet vergis, is de heer Guit «vrijgestelde" of gesalarieerd bestuurder, dit wil zeggen dat hij er voor betaald wordt om nooit tevreden te zijn en altijd nieuwe actie te voeren. De heer Knuttel. De Katholieken doen er dus ook aan mee. De heer Oostdam. De heer Guit is ook Katholiek en is niettemin gesalarieerd bestuurder of vrijgestelde. Maar of die menschen nu Katholiek of niet-Katholiek zijn, de meeningen, welke door die vrijgestelden of gesalarieerde bestuurders worden geuit, aanvaard ik slechts onder benefice van inventaris. De heer van Stralen. En de heer Raaymakers, het lid van de Staatscommissie, dan? Die is toch geen vrijgestelde? De Voorzitter. Ik verzoek den heeren geen samensprekingen te houden, maar ieder voor zich te laten spreken. De heer Oostdam. Ik vind het wel aardig.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 3