662 MAANDAG 13 DECEMBER 1920. zitten, althans zeker niet wat de Christelijk-Historischen en de Anti-Revolutionnairen betreft en naar ik vertrouw ook niet wat de Roomsch-Katholieken betreft. Wij hebben Anti- Revolutionaire, Christelijk-Historische en Èoomsch-Katholieke Raadsleden en niets anders. Wat aangaat het niet meer heffen van de pensioenpremie zijn wij te wachten een advies van Burgemeester en Wethouders. De heer Wilmer heeft nu aan Burgemeester en Wethouders aanbevolen om in overweging te nemen die premie in elk geval te blijven heffen van de salarissen voor zoover zij de ƒ3000.te boven gaan. Hij heeft dat aanbevolen met de mededeeling, dat dit zoo democratisch was. Met de gedachte sympathiseer ik. Als men zegt, dat die gedachte democratisch is, dan maak ik er geen kapsie op, maar ik moet verklaren dat ik er geen sikkepitje democratie in vind; ik ondersteun die gedachte dan ook niet omdat zij zóó democratisch is, maar omdat zij voor de gemeentekas goedkooper is en die menschen ontheffing van een last geeft die het noodig hebben. Ik zeg dit, omdat er in den tegenwoordigen tijd geen woord is dat meer misbruikt wordt dan het woord democratie. Ik heb met belangstelling gehoord het betoog van den Wethouder van der Pot over het voorstel van den heer Wilmer c.s. inzake het eventueel toekennen van den kinder bijslag. Met instemming heb ik vernomen, dat het College geen principieel bezwaar heeft tegen dat voorstel en dat het alleen de aanneming ervan ontraadt omdat nog zoo kort geleden dergelijk voorstel verworpen is. Is dat een reden 1 hoor ik vragen. Degeen, die deze interruptie bezigt, kan die vraag aan Burgemeester en Wethouders stellen. Ik zal op de zaak niet verder ingaan. Ik onderstreep, dat ik met genoegen gehoord heb dat Burgemeester en Wethouders geen financieel bezwaar er tegen hebben en dat zij er in principe ook niet tegen gekant zijn. De heer van der Pot schijnt dit laatste te ontkennen. Ik meende het verstaan te hebben. De heer van der Pot. Ik heb niet gezegd, dat wij geen principieel bezwaar er tegen hadden. De heer de Lange. In elk geval heeft de Wethouder toch gezegd, dat voor Burgemeester en Wethouders de kosten geen beletsel waren. Ik heb met instemming van den Wethouder van der Pot vernomen, dat Burgemeester en Wethouders dit tijdstip niet het geschikte achten om tot een generale loonsverhooging over te gaan. Ik ben dat met Burgemeester en Wethouders eens en wanneer er hier sprake van is, dat plooien moeten worden glad gestreken, zal dat kunnen geschieden door ont heffing van premiebetaling voor pensioen en door het toe kennen van kindertoeslagen, welke dan zullen komen in de gezinnen, die het noodig hebben. Het betoog van den heer Sanders en de weerlegging daar van door den Wethouder heb ik met zeer groote belang stelling gehoord, maar ik zal mij daarin op dit oogenblik niet mengen. Ik hoop, dat de rede van den Wethouder den heer Sanders zal hebben overtuigd, dat de zaken aan de Licht fabrieken er niet zoo zwart uitzien als hij aanvankelijk dacht. Ik kom thans tot den heer Dubbeldeman, dien ik met name nog even moet noemen, omdat hij mij de eer heeft aangedaan om somwijlen tot mij te spreken. De heer 'van Eek sprak tot het publiek, de heer Dubbeldeman sprak som wijlen tot mij. De heer van Stralen. Dat is een vriendelijkheid! De heer de Lange. Een vriendelijkheid, welke ik apprecieer, maar de heer Dubbeldeman moet niet alleen vriendelijk zijn, doch ook de waarheid huldigen. Hij heeft gezegd, dat ik de man in den Raad ben, die niet arbeiderswoningen met gemeentesteun wil bouwen, dat ik de man ben, die in den Raad zegt, dat het maar eens uit moet zijn met het putten daarvoor uit de gemeentekas! Dat zijn van die beweringen van den heer Dubbeldeman, welke er glad neven zijn. Ik geef hem in overweging dat te her roepen en, als hij het niet doet, constateer ik, dat hij niet altijd even waarheidlievend is. Ik heb alleen hiervoor ge pleit: laat de gemeente zoo krachtig mogelijk voortgaan om aan de woningbouwvereenigingen steun te verleenen, opdat wij zoo spoedig mogelijk uit den woningnood komen, maar laat zij tegelijkertijd eenigermate de belangen van de gemeente- financiën sauveeren door de bijdragen in de huur niet onge limiteerd te verleenen, doch die op het voetspoor van den sociaal-democratischen Wethouder Heykoop te Rotterdam, een groote vriend van den heer Dubbeldeman, te beperken. Ons geacht medelid kan wel niet gelooven, dat hij het ge daan heeft, maar met volkomen instemming heeft hij het gedaan, niet overbluft door de burgerlijke mannen, die hem verzochten anders maar heen te gaan; hij heeft er voor ge pleit, dat de gemeentelijke bijdragen aan woningbouwver eenigingen moesten worden gelimiteerd. Hij heeft dat blijk baar gedaan, omdat bij hem nog eenige interesse voor de gemeentekas bestaat. Dit is het eenige wat ik gezegd heb en ik was daarbij in goed gezelschap: het spijt mij, dat de Gemeenteraad nog niet op dat denkbeeld, niet van mij, maar van den heer Heykoop, is ingegaan en de bijdragen nog niet heeft gelimi teerd. Volgens den heer Dubbeldeman is Leiden zoo achterlijk in de voorziening in de behoefte aan arbeiderswoningen. Dat is een lak, welke de heer Dubbeldeman op de gemeente legt, maar die ik hem gaarne zag bewijzen. Ik geloof er niets van en wie beschuldigt moet bewijzen. De heer Dubbeldeman. Ik wil het u bewijzen. Ga maar eens met mij mee, dan zal ik u honderden woningen laten zien, die öf verbetering behoeven óf door andere moeten wor den vervangen. De heer de Lange. De heer Dubbeldeman is zoo haastig gebakerd, dat hij iemand niet eens de gelegenheid geeft te zeggen wat hij wil. Ik durf beweren, dat Leiden ten aanzien van de voorziening in de behoefte aan arbeiderswoningen aan de spits staat, vergeleken met andere gemeenten. De heer Dubbeldeman heeft gezegd, dat de gemeente Leiden op het oogenblik uit de gemeentekas voor huurbijslag bijdraagt ƒ51000.Dat bedrag is zeker niet geflatteerd. De gemeente heeft op dit oogenblik toegezegd aan de woningbouwvereeni gingen als bijdrage in de exploitatietekorten een bedrag van ƒ64650.en het Rijk heeft daarnevens toegezegd een bedrag van ƒ161650.totaal dus ƒ226300.per jaar. Om nu te bewijzen, dat te Leiden zoo weinig gedaan wordt aan den woningbouw moest hier een philippica gehouden worden tegen het onderwijs en tegen de politie De heer Sijtsma. En tegen de liberalen. De heer de Lange. Dat Iaat ik aan u over; ik behoef niet te spreken voor de liberalen. Het onderwijs hier zou te veel geld kosten. Ik heb dit met instemming van de sociaal-democraten gehoord, maar thans voor het eerst. Toen ik verleden jaar bij de behandeling der begrooting heb durven zeggen, dat Leiden met zijn gemiddeld 27 leerlingen per klasse in de lagere school veel te royaal was en veel royaler dan noodig was om goed onderwijs te krijgen en dat daardoor het gemeentegeld onnoodig werd weggegooid, heb ik van de sociaal-democraten den wind van voren gekregen. Wilt ge mij nu komen helpen het onderwijs goed te houden maar goedkooper te maken, ge hebt in mij een vriend en medewerker, heeren. Die critiek van den heer Dubbeldeman past echter in geen geval in den mond van een sociaal-democraat, op wiens strijd- programma heden ten dage nog prijkt dit punt: verplicht voortgezet onderwijs tot het 18e jaar; kostelooze openstelling van alle inrichtingen van openbaar onderwijs met gratis verstrekking van leermiddelen en zoo noodig verpleging der leerlingen. Een partij, die dit in haar strijdprogramma heeft staan, moet niet in den Raad zeggengij, liberalen, hebt het onder wijs duur gemaakt; als uw programma wordt uitgevoerd,zult ge het nog veel duurder maken. Ook de politie moest het ontgelden. De heeren zeggen, dat zij van de politie alleen dit ervaren, dat deze hen met den gummistok afranselt. Ik geloof er niets van. Er is geen land in de geheele wereld, waar de individu zoo vrij is als in Nederland. Juist omdat iedereen zich hier zoo vrij kan bewegen, huiveren wij zoo van uw leer en van die der communisten. Wij willen die vrijheid behouden; wij danken eiken dag voor haar bezit, en God beware ons voor uwe tyrannie. Maar wilt ge die politie niet, welnu, doet als de heer Knuttel en stemt er tegen. Dat durven de heeren niet. Wel schreeuwen maar niet doen. Yoor het voorstel van den heer Dubbeldeman om 250 woningen te doen bouwen rechtstreeks door de gemeente zal ik mij niet verklaren, omdat de woningbouwvereenigingen genoegzaam in de behoefte voorzien. Het resultaat van dat voorstel zou alleen zijn, dat' de woningen misschien 50% meer zouden kosten dan wanneer een woningbouwvereeniging ze bouwde, en aan dergelijke geld verkwisting doe ik niet mede. Nog een enkel woord over het bezuinigingsidee. Wanneer ik de sociaal-democraten en den communist uitzonder, kan ik zeggen, dat wij allen voor bezuiniging zijn, maar ik ben het toch met den heer van der Pot eens, als deze de hoop uitspreekt, dat er geen bezuinigingscommissie uit den Raad zal komen, want ik geloof, dat de instelling van een dergelijke commissie geen effect zou sorteeren. Ik ben ook niet voor een bezuinigingsinspecteur. Leiden is een gemeente van middel-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 14