636
DINSDAG 7 DECEMBER 1920.
sociaal-democraten daarin niet genoeg vertegenwoordigers
konden krijgen. De heer van Eek moest dat weten. ,De heer
van Eek weet ook zeer goed, dat de schuld daarvan ligt bij
de diverse liberale partijen.
De heer van Eck. Uwe vertegenwoordigers hebben onze
eischen overdreven.
De heer Heemskerk. Het kan zijn, dat de rechtsche ver
tegenwoordigers op dat oogenblik de kracht der sociaal-
democratie onderschat hebben, feit is het, dat de liberalen
zich nog steeds verbeelden, aan dat ruime standpunt te moeten
vasthouden, wat zij tot dusver hebben ingenomen, waardoor
wij vanzelf, wilden wij genoeg zetels aan de sociaal-demo
craten toekennen, afstand hadden moeten doen van die zetels,
die rechtmatig aan de rechtsche vertegenwoordigers toe
kwamen.
De heer van Stralen. En de naastenliefde dan?
De heer Heemskerk. Een enkele zaak wil ik nu even
behandelen in verband met de jongste raadsverkiezingen. In
de eerste plaats is door den heer van Eck gememoreerd, dat
de Katholieken bij deze raadsverkiezing zouden verloren heb
ben. De héér Wilmer heeft gisteren reeds met een enkel
woord er aan herinnerd, dat. de Katholieken niet terug zijn
gegaan, maar dat zij hun 7en zetel, die eerst op een klein
overschot was toegewezen, bij deze laatste raadsverkiezing
hebben bevestigd gezien. Wanneer er dan misschien enkele
optimisten onder de Katholieken zijn geweest, die gehoopt
hadden 8 of 10 zetels te verwerven, ik voor mij heb nooit
tot die optimisten behoord en heb altijd gemeend dat, indien
wij behaalden wat wij op dat moment hadden, wij dan wer
kelijk als partij tevreden mochten zijn.
De heer Dubbeldeman. Bent u in de verkiezingsdagen niet
in de kerk geweest?
De heer Heemskerk. Dat gaat u niets aan, Mijnheer Dub
beldeman. Wanneer er sprake van mocht zijn, dat de Katho
lieken terug waren gegaan, zou ik dit in verschillende oorzaken
moeten zoeken, maar waar hier sprake is geweest van winst
en waar die winst zoo weinig, maar zoo scherp geaccentueerd
is, moet daar een bewijs in liggen voor ons, dat de Katholieke
partij het aantal stemmen heelt verkregen, waarop zij vast,
stelselmatig vast, kan rekenen. De opmerking van de Leidsche
sociaal-democratie, dat verschillende Katholieken dan ook zouden
gestemd hebben op socialistische candidaten, moet ik dus a
tout prix verwerpen, omdat ik te vast overtuigd ben, dat
niet eén Katholiek, die werkelijk nog principieel Katholiek
is en die niet alleen bij den Burgerlijken Stand met R. K.
achter zijn naam staat ingeschreven en dus absoluut niets
meer aan de practijk van het katholicisme doet, op een
sociaal-democraat zijn stem zou uitbrengen. Wij hebben dat
niet alleen in Leiden geconstateerd, maar een ieder, die ook
elders den toestand aanziet, zal moeten toegeven, dat noch in
Leiden, noch in andere gemeenten van ons land, noch ook
zelfs in andere landen, de Katholieken werkelijk groote schom
melingen in hun stemmencijfers krijgen. Wij zijn vast op
onze menschen en wij zijn niet alleen vast op onze menschen,
maar wij zijn ook vast op onze katholieke arbeiders. De
katholieke arbeiders, voor zoover hij dan werkelijk tot de
Katholieken door ons gerekend wordt, stemt niet rood. De
heer Knuttel heeft gisterenmiddag zelf gezegd, dat de Katho
lieke Kerk haar arbeiders nog in handen heeft, maar hij
betwijfelt het ten opzichte van de andereneen antwoord
dat ik ook zou willen toevoegen aan den heer van Eck, die
gisteren heeft geprofeteerd, dat hij ook katholieke stemmen
van arbeiders dacht te winnen voor de sociaal-democraten,
omdat zij in de sociaal-democraten de vertrouwensmannen
van het proletariaat zien.
De heer Dubbeldeman. Dat feit zien wij toch overal.
De heer Heemskerk. Dat is niet zoo. Dat feit ziet men
niet overal. Nergens ziet men dat een inderdaad goede Katho
liek stemt op de sociaal-democraten en het mag zijn dat dit
niet naar den zin van de heeren sociaal-democraten is, dat
ben ik volkomen met hen eens, maar ik ben er van over
tuigd dat en hier geef ik meteen een antwoord op datgene
wat gezegd is ten aanzien van de Christelijke arbeidersafge-
vaardigden, indien hier dan tenminste Christelijke arbeiders
afgevaardigden mogen zijn, dit verwerp ik natuurlijk a priori
wij in het algemeen genomen, genoegzaam het vertrouwen
van de Christelijke arbeiders hebben, in casu hier van de
Katholieken, om zeker te zijn, dat zij handelen in den geest
en naar de inzichten ook van de katholieke arbeiders. Nu is
het natuurlijk zeer goed mogelijk, dat, wanneer de heeren
van Eck en consorten, op huisbezoek gaan, zij wel eens de
deur voor den neus krijgen en het kan ook wezen, dat enkelen
wel eens zeggen, dat zij minder goed te spreken zijn over de
christelijke arbeiders in den Raad, maar dat is natuurlijk
een noodwendig gevolg van de omstandigheden waarin die
christelijke arbeidersafgevaardigden verkeeren. Vergeten wij
niet, en dat wil ik hier goed vastleggen, dat de christelijke
afgevaardigden, voor zoover zij dan christelijke arbeiders zijn,
of misschien Arbeiterfreundlich genoemd mogen worden, zich
in ieder geval in de eerste plaats gevoelen als rechtsche
vertegenwoordigers tegenover de leuzen van de sociaal-demo
cratie en tegenover de leuzen van het communisme moeten
handhaven de christelijke beginselen, en dat op de tweede
plaats dan pas komen de stoffelijke zaken, die door hen ten
bate van de arbeiders zullen worden behartigd, voor zoover
dat mogelijk is in verband met het algemeen welzijn. Er
wordt gezegd: De sociaal-democratie wordt er een verwijt
van gemaakt, dat zij de arbeiders in materialistischen geest
opvoedt en dat wij heri er een verwijt van zouden maken,
dat zij zoo ijveren voor de stoffelijke voordeelen, die de sociaal
democraten voor de arbeiders trachten te verkrijgen. Wij
nemen dat echter absoluut niet kwalijk. Ook wij zullen
trachten te verkrijgen voor de arbeiders, wat in het belang
van hen en in het belang van de gemeenschap noodzakelijk
zal zijn, maar wij duiden de sociaal-democraten wel kwalijk,
dat zij de arbeiders leeren streven alleen naar het materieele
van dit leven. Dat zij alleen voor hen trachten te bereiken,
datgene wat hier mogelijk is. Dit duiden wij hen niet kwalijk,
maar wel, dat zij alleen het oog daarop gericht houden, geen
rekening houdende met de maatschappij in het algemeen,
maar ook zeker geen rekening er mede houden, dat wij
bij ons pogen en streven om hier een beteren toestand
voor den arbeidenden stand te verkrijgen, toch nooit zullen
mogen vergeten, dat ook zij niet den hemel op aarde kunnen
verwerven.
De heer Knuttel. En als wij in Rusland niet genoegen
hebben, is het ook niet goed.
De heer Heemskerk. Dat is natuurlijk de sterkte van het
Communisme. Rusland is een heel ander land, wiens toestand
niet goed is voor ons christelijk Nederland. Nu heeft de heer
van Eck gezegd, dat er toch wel voorbeelden zijn aan te
halen, dat een aantal katholieke arbeiders hetzelfde standpunt
innemen, dat door de sociaal-democraten wordt voorgehouden.
Natuurlijk, Mijnheer de Voorzitter, zijn er van die voorbeelden
aan te halen en de voorbeelden door hem gisteren aangehaald
ten opzichte van het Haagsche raadslid, den heer Silvius en
ook ten opzichte van een predikant in Leeuwarden, kan ik
volmondig onderschrijven. Wanneer men even zijn oogen
den kost geeft, zal men zien, dat in de verschillende raden
van ons land de katholieke partij zich meermalen splitst in
voor- of tegenstanders van het een of andere economisch
onderdeel. Die weelde kunnen wij ons veroorloven, omdat wij
in de eerste plaats Katholieken en op de tweede plaats
vertegenwoordigers van verschillende standen zijn. De sociaal
democratie schijnt tot dusverre nog niet het inzicht te hebben,
dat de katholieke partij nog niet is gelijk een der andere
partijen, een toevallig samenbindsel van menschen, die dezelfde
grondgedachte hebben, maar dat de katholieke partij parallel
loopt met de beginselen van onzen godsdienst, dat al degenen
die buiten ons partijvelband staan, noodwendig moeten komen
ook tot een afdwaling van de beginselen van onzen gods
dienst. Het spreekt dus vanzelf dat, hoe wij ook mogen denken
over den economischen toestand, of wij zijn arbeiders, midden
standers, ja zelfs kapitalisten, wij, onder dezelfde Roomsche
vlag, de beginselen op maatschappelijk terrein zullen ver
dedigen. Dan zijn wij natuurlijk in de eerste plaats aan
gewezen, om met onze mede-christelijke partijen samen
te regeeren, maar ook, om, zooals hier in Leiden, samen
de verantwoordelijkheid te dragen. Daarbij spreekt het van
zelf, dat de heeren aan den overkant hier heel wat gemakke
lijker eischen kunnen stellen dan wij, omdat zij geen ver
antwoordelijkheid ooit hebben willen aanvaarden.
De heer Oostdam. Niet aandurven.
De heer Heemskerk. Nu is het natuurlijk mogelijk, Mijnheer
de Voorzitter, dat de samenstelling van een Raad zoodanig
kan zijn, wij zien dat in Amsterdam, dat er door geen der
partijen een meerderheid te behalen is, maar dan kan er wel
sprake zijn van samenwerking ook met de sociaal-democraten
wanneer dat gaat met een vooropgesteld program. Wanneer
wij dat hebben, dan zullen er natuurlijk wel punten zijn, die
ons beiderzijds wel tot overeenstemming zullen kunnen brengen,
maar, dan zullen ook van beide kanten de scherpe lijnen
zooveel mogelijk verzacht moeten worden en het spreekt vanzelf,
dat, wanneer hier niet de omstandigheden medebrachten, dat
in den Leidschen Raad een rechtsche meerderheid verkregen
was, een poging had moeten worden gedaan, om een andere