DINSDAG 7 DECEMBER 1920. 045 er nog 11 dubbel bewoond worden. Als dat geen schande is, weet ik niet meer wat schande is. »Dat die onbewoonbaar verklaarde woningen op den naam van woning geen aanspraak kunnen maken, mogen we zeker wel aannemen. Als dan zulke krotten, die voor pakhuizen nog te slecht zijn, voor 2 gezinnen voor woning dienen moeten, is de woningnood toch hoog gestegen. Tevens mogen we niet over het hoofd zien, dat op het oogenblik der telling reeds honderden nieuwgebouwde woningen van de bouwvereenigingen in gebruik waren genomen. We vertrouwen, dat, als de volledige gegevens het licht zullen zien, deze een schril licht werpen zullen op de vraag, hoe de Leidsche arbeiders wonen. We mogen evenwel niet nalaten, aan de hand van deze gegevens na te gaan, hoe het met het woninggebrek staat. Er zijn geteld aan bewoonbare woningen13628 Daarvan stonden onbewoond. 96 Er waren dus met gezinnen bewoond13532 In noodwoningen waren opgeborgen16 In onbewoonbaar verklaarde woningen38 Dubbel waren er bewoond784 Met drie gezinnen bewoond (28)56 vier (4)12 Er waren voor de aanwezige gezinnen dus noodig. 14438 Rekenen we, dat 3% moet leeg staan voor. er sprake kan zijn van een eenigszins dragelijken toestand, dan moesten er zijn 14438 plus (0.03 X14438) is 14872 woningen. Er zijn geteld 13628 woningen, zoodat er dus minstens tekort zijn 14872 min 13628 is 7244 woningen. Tevens blijkt hieruit, dat van de hierbij getelde 12859 woningen, verdeeld over 24 huurklassen, zich bijna de helft (5664) bevinden in de huurklassen 6, 7, 8, 9 en 10, waarvan de huur bedraagt van f 2.tot f 3.per week. »Wij vertrouwen", zegt de redacteur dan, »dat, als de vol ledige gegevens bekend zijn, de cijfers nog heel wat te leeren zullen geven." Waarom die 96 nu juist in dezen nijpenden tijd onbewoond staan, heeft de woningtelling waarschijnlijk niet aan het licht kunnen brengen. Misschien krijgen wij dat zoo straks nog te hooren. Misschien zijn dat wel van die gevallen waarop door den heer van Stralen en door mij ook al eens gewezen is, namelijk dat men die woningen dichttimmerde en dat er door de toeziende macht niet voldoende op werd gelet, want anders lijkt het mij toch te gek, dat, terwijl er een zoo groot gebrek aan woningen is, er nog 96 zouden leegstaan. Mijnheer de Voorzitter. Er waren voor de aanwezige gezinnen dus noodig 14438 woningen. Dat is eigenlijk nog niet genoeg, want om een behoorlijk aantal te hebben moet er eigenlijk nog 3% bijgerekend worden, want zijn die er niet, dan spreekt het van zelf, dat de huurders altijd overgeleverd zijn, met handen en voeten, aan de huiseigenaren. Dan kan men met de huurders doen wat men wil en dat is natuurlijk altijd in het nadeel van de huurders. Rekenen wij dus, dat er 3°/0 moeten leegstaan voor er sprake van kan zijn, dat er een eenigszins dragelijke toestand heerscht, dan moeten er dus zijn 14438 woningen plus 3°/0, of 14872 woningen. Er zijn er in totaal 13628, zoodat er dus een tekort is van 1244 woningen. Als dat den heeren niets zegt, dan weet ik het niet. Ik ben verplicht nu al die cijfers hier te geven. De heer Knuttel. Ach doe het toch niet. De heer Dubbeldeman. Dat zou ik met u eens zijn, als de gemeente er voor had gezorgd, dat wij langs officieelen weg gehoord hadden hoe de toestand, is, maar ik voor mij, als sociaal-democraat, heb gevoeld, dat men getracht heeft die cijfers te verdonkeremanen voor het groote publiek. De heer van der Pot. Zij hebben ook in het Leidsche Dagblad gestaan. Dat is toch geen verdonkeremanen. De heer Dubbeldeman. Het staat voor mij vast er wordt zoo heel veel papier en drukwerk verknoeid -- dat het de taak van het gemeentebestuur was geweest, om van die zaak mededeeling te doen. De heer Eerdmans. Laat u ze dan opnemen in het verslag. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Dan zal ik de opmerking van mijn linkerbuurman ter harte nemen en ik zou u willen vragen, of u het goedvindt, dat ik die cijfers niet voorlees, maar dat ze worden opgenomen in het officieel verslag. Uit de klassenindeeling blijkt: 3 ;ot f S Burgemeester en Wethouders hebben vastgesteld, dat de woningen van de eerste 9 huurklassen, dus met de huren tot aan f 3.— per week, behooren tot arbeiderswoningen, die van de volgende 6 huurklassen, dus met huren van f 3. tot f 6.per week, tot de kleine middenstandswoningen, en in de derde groep de woningen der overige 9 huurklassen met huren hooger als f 6.— per week. Natuurlijk is deze door Burgemeester en Wethouders gestelde indeeling zeer willekeurig, daar een woning met een huur van 5.per week op dit oogenblik een arbeiderswoning is. Zie nu maar eens naar wijk 10 waar van de 1775 slechts 10 woningen zijn met een hoogere huur als f 6.— per week en van die 1775 woningen slechts twee woningen of 0.28 onbewoond zijn. We kunnen het uit de cijfers niet zien doch we vermoeden wel, dat die twee woningen niet bewoonbaar zijn. 1 248 3 88 1 107 5 443 9 5.33 2 567 4 155 1 59 1 781 6 1.84 3 491 3 157 206 6 854 9 3.60 4 221 2 248 5 370 16 839 23 4.41 5 833 3 218 2 148 1 1199 6 1.99 6 842 9 388 3 350 4 1580 16 2.11 7 561 3 245 4 186 1 992 8 1.87 8 879 3 143 37 1059 3 1.30 9 910 1 394 3 239 3 1543 7 2.62 10 1374 2 391 10 1775 2 0.28 11 182 109 205 496 12 511 1 442 2 370 4 1323 7 1.67 Op één omstandigheid moet ik nog even wijzen n.l. op het groot aantal woningen welke door eigenaars worden bewoond, vooral onder de twee eerste groepen. Men zou daaruit den indruk krijgen, dat het de arbeidersbevolking in Leiden zoo goed gaat, dat zoovelen een eigen huisje kunnen bewonen. Evenwel, de schrikbarende woningnood en de oorlogswinst- manie van vele huiseigenaren heeft honderden arbeiders ge dwongen, zelf een huisje te koopen. We zouden gevallen kunnen noemen dat iemand door den huiseigenaar voor de keus gesteld werd, het huis tegen een schandelijken prijs te koopen, of de keien op te gaan. We kennen er, die met veel moeite geld hebben moeten opnemen voor le en 2e hypotheek, en nu van hun inkomen f 10. per week moeten besteden voor hun woning, terwijl zij vóór dien tijd 4.huur verwoonden. Natuurlijk wordt dat metter tijd wel beter voor hen, doch op het oogenblik moeten ze een onevenredig deel van hun inkomen voor hun woning besteden. We geven hieronder de cijfers. We willen er direct op wijzen, dat de volledige staat, met alle 24 huurklassen een vollediger beeld geeft, doch we moesten om ruimte te sparen, ons hiertoe bepalen. We willen nu nog een beeld geven, hoe de verschillende soort woningen over de verschillende groepen zijn verdeeld. 00 00 FTniir vnn Totaal Onbe pero. Bew. door gezinnen woond Twee Drie Vier 1.— per week 138 4 2.89 21 3 1 2 r> 1.— 17 V 1.25 V 17 392 46 2 3 n 1.25 17 17 1.50 17 17 547 6 1.09 24 4 V 1.50 17 17 1.75 17 17 1042 8 0.76 63 3 2 5 it 1.75 17 17 2.— 17 17 861 5 0.58 90 4 6 r> 2.— 17 2.25 17 17 1374 3 0.21 90 3 7 7) 2.25 17 17 2.50 17 r7 1035 3 0.28 41 1 V 2.50 17 17 2.75 17 17 1161 3 0.25 42 1 9 17 2.75 17 17 3.— 17 17 1036 2 0.19 42 1 10 17 3.— 17 17 3.50 17 17 1058 6 0.56 64 11 71 3.50 17 17 4.— 17 17 704 6 0.85 41 1 12 7) 4.— 17 17 4.50 17 17 337 2 0.59 33 13 17 4.50 17 17 5.— 17 17 331 2 0.60 16 3 14 77 250.— 17 17 275.— 17 jaar 357 4 1.12 25 15 17 275.— 17 17 300.— 17 17 194 11 16 17 300.— 17 17 350.— 17 17 508 8 1.57 22 17 17 350.— 17 17 4.— 17 17 359 7 1.94 20 18 17 400.— 17 17 4.50 J7 17 280 5 1.75 14 19 77 450.— 17 17 500.— 17 17 199 2 1.— 7 20 17 500.— 17 17 600.— 17 17 281 1 0.35 16 21 77 600.— 17 17 700.— 17 17 212 4 1.88 6 22 17 700.— 17 800.— 17 17 168 5 2.99 6 23 17 800.— 17 17 1000.— 17 17 150 8 5.33 5 24 1) 1000.— en hooger 17 17 135 2 1.49 10 Arbeiderw. KI. Middenst. Overige won. Totaal percent Wijk onbew. Aantal Onbew. Aantal Onbew, Aantal Onbew. Aantal Onbew. Groep Totaal Eigen dom Percen tage Arbeiderewoningen tot f 8.p. w. 7586 502 6.6 Kleine Middenstand - 6. 1980 743 37.-% Overige woningen, hooger als f 6. 2293 890 39.-%

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 13