MAANDAG 29 NOVEMBER 1920. 589 omdat verschillende Gemeenteraden het hebben gedaan en van hooger hand daartegen geen bezwaar is gemaakt, is het wenschelijk, dat Burgemeester en Wethouders deze zaak onder het oog zien. Dat idee behoeft niet te worden bestreden met het argument, dat Burgemeester en Wethouders toch al zooveel werk hebben, want deze zaak eischt dunkt mij niet zooveel studie. Ik zou daarom wenschen, dat Burgemeester en Wethouders de zaak nog eens behandelden. De heer van der Pot. M. d. V. De heer van Stralen zou gelijk hebben, indien destijds het afwijzend oordeel van Burgemeester en Wethouders alleen gegrond was geweest op de overweging, dat de wet niet toeliet boven de 40 van de Rijksregeling van gemeentewege een toeslag toe te kennen, maar daarnaast is het geven van een dergelijken toeslag ook bestreden met het oog op de wenschelijkheid daarvan en ik geloof niet, dat er eenige reden is te meenen, dat de Raad, hoewel hij zich met het praeadvies van Burgemeester en Wethouders vereenigde, het eigenlijk met dat oordeel van het College niet eens was. Daarom ben ik tegen het uitbrengen van praeadvies over deze zaak. De heer van Stralen kan denken, dat het niet zooveel werk geeft, maar dat is wel het geval. Er moet worden nagegaan hoe het in andere gemeenten is, er moeten nog andere dingen worden onderzocht, kortom, h«t eischt een aanmerkelijke studie, welke men op ditoogen blik allerminst van Burgemeester en Wethouders kan ver langen. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik wensch een opmerking te maken, niet echter om aan te dringen op het uitbrengen van praeadvies, want ik gevoel veel voor de argumenten, welke door den heer van der Pot zijn aangevoerd. Bovendien bevreemdt het mij eenigszins, dat de heer van Stralen heeft gezegd, dat indertijd door den Raad in deze een besluit is genomen hij drukte zich nog al sterk uit zonder dat vele Raadsleden geweten hebben hoe en waarover zij stemden. Dat is een manier van oordeelen over zijne medeleden, waartegen ik opkom. Ik kan van mij zelf verklaren, dat ik de zaken door de S. D. A. P. aan de orde gesteld even goed onder de oogen zie als elk ander voorstel en wanneer ik over iets mijn stem uitbreng dan weet ik waarom ik dat doe, en ik verwacht van mijn medeleden niet anders. Het gaat dus niet aan om in den Raad van zijn medeleden te zeggenge stemt maar mede, maar ge weet niet waarover het gaat en daarom moeten wij nog eens over stemmen. Daartegen moet ik protesteeren. De heer Oostdam. M. d. V. Ik acht geen enkele reden aan wezig om deze zaak anders te gaan behandelen dan wij tot dusver gedaan hebben. Dergelijke zaken zyn den laatsten tijd steeds ter visie gelegd en wij moeten die lijn doortrekken. Burgemeester en Wethouders meenen, dat als de Raad eenmaal over iets een beslissing genomen heeft, die zaak dan ook uit moet zijn, en alleen bij nieuwe voorstellen van Raads leden alsnog onder de oogen gezien moet worden. Zoo even heb ik mij er bij nedergelegd, dat het adres der A. R. K. A. betreffende den kindertoeslag ter visie gelegd zou worden en ik zie geen enkele reden om nu anders te handelen; deze zaak behoort tot dezelfde categorie en ik zal dan ook stemmen voor het voorstel van Burgemeester en Wethouders. De heer van Stralen. M. d. V. Ik vraag stemming over het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Met 16 tegen 5 stemmen wordt besloten het verzoek voor zoover betreft de toekenning van premievrij pensioen in handen te stellen vari Burgemeester en Wethouders om praeadvies en wat de toekenning van een duurtetoeslag betreft, ter visie te doen leggen. Vóór stemmen: de heeren Heemskerk, Wilbrink, Sijtsma, Rotteveel, de Lange, Bisschop, Sanders, Oostdam, Eerdmans, Bots, van der Lip, Meijnen, van der Pot, Eikerbout, K ui ven hoven en de Voorzitter. Tegen stemmen: de heeren Groeneveld, van Eek, van Stralen, de la Rie en Dubbeldeman. 10°. Verzoek van C. F. H. Dumont om eervol ontslag uit zijne betrekking van leeraar aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens. 11°. Verzoek van H. Kranenburg en J. Peeters om vergun ning tot het bouwen van een houten loods op een terrein in den Boschhuizerpolder. 12°. Verzoek van de afdeeling Leiden der vereeniging «Pro Juventute" om toekenning van een subsidie a ƒ200.in de kosten van haren timmercursus voor minderjarige jongens. 13°. Verzoek van de afdeeling Leiden en Omstreken van den Nederlandschen Bond van Gemeenteambtenaren om toe kenning van premievrij Weduwen en Weezenpensioen. Zullen worden gesteld in handen van Burgemeester en Wethouders om praeadvies. 14°. Bezwaarschriften tegen aanslagen in de Plaatselijke Directe Belasting. Zullen worden gesteld in handen van de Reclame-commissie. 15°. Voorstel van den heer van Eek inzake de los making der tarieven voor de levering van gas en electriciteit in de buitengemeenten aan die voor de Leidsche ingezetenen. De Voorzitter. Wenscht de heer van Eek zijn voorstel kortelijk toe te lichten? De heer van Eck. Burgemeester en Wethouders gaan dus niet in op mijn verzoek om mijn voorstel te behandelen bij punt 16 der Agenda? De Voorzitter. Neen. üp het oogenblik hebben Burgemeester en Wethouders het het beste geacht op deze wijze de zaak te behandelen. Laat de heer van Eck zijn voorstel nu toelichten; dan kunnen wij hooren welke argumenten hij daarvoor heeft aan te voeren. De heer van Eck. M. d. V. De laatste jaren is in Leiden herhaaldelijk aan de orde geweest de vraag, of wij met het stijgen van de kosten ook altijd de prijzen voor gas en elec triciteit zouden verhoogen en toen is gebleken, dat die zaak zeer moeilijk te beslissen was, eenvoudig daarbij uitgaande van het belang der ingezetenen, omdat er onmiddellijk ver band bestond tusschen de prijzen, welke van de Leidsche ingezetenen werden gevorderd en die, welke van de afnemers buiten de gemeente werden gevraagd. Ik geef' toe, 1 dat het niet zoo gemakkelijk is een andere basis van berekening te vinden, en daarom hebben wij voorgesteld in deze een onder zoek van Burgemeester en Wethouders te vragen. Er staat mij echter deze oplossing voor den geest, dat er verband zou worden gezocht tusschen de prijzen, geldende in de buiten gemeenten en den kostprijs. Die kostprijs zou dan natuurlijk berekend moeten worden door een onpartijdig college, waarin zoowel de gemeente'Leiden als de buitengemeenten haar invloed zouden kunnen doen gelden. De tweede vraag, welke hierbij ter sprake komt, is deze: wanneer het gelukt een andere prijsberekening te vinden, dus om de prijsberekening voor de buitengemeenten los te maken van de prijzen, geldende voor de Leidsche ingezetenen, is het dan mogelijk om de overeenkomsten, welke met de buiten gemeenten zijn gesloten, in dien geest gewijzigd te krijgen? Nu lijkt mij dat niet zoo heel moeilijk toe, omdat mij gebleken is, uit een enkel contract ik denk, dat die contracten alle wel ongeveer gelijkluidend zullen zijn dat dit absoluut niet waar borgt aan de ingezetenen van de gemeente, waarmede dat con tract is gesloten, dat zij denzelfden prijs moeten betalen als de Leidsche ingezetenen. Als wij hier staan voordenzelfden toestand, waarvoor wij meermalen hebben gestaan, dat wil zeggen, wanneer de kosten van de productie van het gas aanmerkelijk stijgen en daardoor dus een sterke pressie op den Leidschen Raad wordt uitgeoefend, om, gehoord de Commissie voor de Lichtfabrieken, den prijs van het gas te verhoogen, maar daarentegen het belang van een groote massa der ingezetenen het wenschelijk maakt, dat die prijsverhooging niet plaats heeft, dan is het mogelijk om, zij het dan langs een omweg, een prijs te bepalen, onafhankelijk van den prijs, voor de afnemers buiten de gemeente Leiden geldende. Men heeft dan slechts den volgenden weg te volgen ik onderstel, dat deze contracten gemaakt zijn met behulp van deskundigen en dat men dezen uitweg opzettelijk heeft opengelaten de prijs voor Leiden wordt verhoogd, automatisch gaat die voor de buitengemeenten in de hoogte, maar, als omgekeerd de prijs voor Leiden wordt verlaagd, omdat de economische toestand van de groote massa der bevolking niet toelaat, dat deze dien hoogen prijs betaalt, behoeft volgens de contracten voor de ingezetenen buiten Leiden de prijs niet te worden verlaagd. Dus langs een omweg krijgen wij hetzelfde gedaan: de prijs voor de ingezetenen buiten Leiden blijft verhoogd, maar die voor de ingezetenen van Leiden wordt lager. Ik zal het desbetreffende artikel voorlezen uit het contract, dat gesloten is met de gemeente Benthuizen omtrent gaslevering ik meen, dat die contracten wel alle eensluidend zullen zijn en dan zal de Raad spoedig zien, dat het een heel eenvoudig middel is, ik zeg niet om die contracten te ont duiken, maar een middel, dat voorloopig door het contract wordt toegelaten om de zaak aldus in te richten. Dat artikel uit het contract met Benthuizen luidt als volgt:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 3