610 MAANDAG 29 NOVEMBER 1920. van het brood. Alleen op deze wijze kunnen wij er iets mede bereiken. De beer Eerdmans wil er een geheel nieuw element in brengen, namelijk dat van de samenstelling, en nu weet ik wel, dat dat in artikel 4 ook gebeurd is, maar dat is, zooals in bet Ingekomen Stuk staat, juist het zwakke punt van ons concept. Laten wij dus waar het niet bepaald noodig is, de samenstelling er buiten laten. De Voorzitter. Wat de heer Eerdmans wenscht, vindt wel algemeene instemming, maar de zaak is hier niet op haar plaats. Wanneer de controle gebracht wordt in de verordening op den keuringsdienst, wordt het doel, dat de heer Eerdmans beoogt, toch bereikt. De heer de Lange. M. d. V. Mag ik een vraag doen aan de Commissie voor de Strafverordeningen Wat de heer Eerdmans bedoelt, juichen wij allen toe, want wij willen allen brood hebben samengesteld uit voedende bestanddeelen, maar wordt dat niet bereikt door hetgeen in artikel 5 staat? In dat artikel wordt namelijk verboden, dat de bakkers grondstoffen van ondeugdelijke samenstelling in voorraad heb ben, en nu zullen stoffen als gemalen krijt, enz. door het meel gemengd, dat meel wel stempelen tot een grondstof van ond< ugdelijke samenstelling. Ik meen, dat in artikel 5 in deze een voldoende waarborg ligt. De heer van der Lip. M. d. V. Ik geloof, dat het voorstel van den heer Eerdmans verder gaat dan de strekking van artikel 5. omdat het betrekking heeft niet alleen op meel van schadelijk gehalte, maar ook op meel van minder goede kwaliteit. De heer de Lange. Het meel wordt er ondeugdelijk door. De heer van der Lip. Als dat de bedoeling is, is artikel 5 voldoende. De heer Eerdmans. M. d. V. Artikel 5 is het bewijs, dat het element, dat wij in de verordening willen hebben, er in ligt, maar ik zie niet in, waarom men, als men verbiedt het in voorraad hebben van meel van ondeugdelijke samenstelling, iemand, bij wien het niettemin in het product, het brood, zit, vrij laat, alleen omdat dat ondeugdelijke meel bij hem niet in voorraad is. Ik zie niet in, waarom een dubbele waarborg niet beter is dan een enkele waarborg. De heer de Lange wijst terecht op artikel 5 ten betooge dat hier met de kwaliteit rekening gehouden wordt en niet alleen met het gewicht. Dat is in deze verordening zeer duidelijk nedergelegd. Ik kan daarom de verdediging van den Wethouder niet bijzonder gelukkig vindenhij moet zelf toegeven, dat in artikel 4 reeds iets genoemd wordt wat op de kwaliteit be trekking heeft. In de artikelen 4 en 5 wordt ook over de samenstelling gesprokenwaarom mag het nu ook niet in artikel 2? De heer van der Lip. Ja, ik kan het den heer Eerdmans niet aan zijn verstand brengen. De Voorzitter. Ik zou zeggen, als zekere eisch reeds in de Verordening staat, is het dan nog noodig dien voor een tweeden keer daarin op te nemen? Zou de heer Eerdmans niet kunnen besluiten zijn amendement in te trekken? De heer Eerdmans. Het gaat er hier om, dat het bakproduct onderzocht moet worden. De Commissie wil het zelf onder zoeken op droge stof en men zal tevreden zijn als men droge stof heeft en niet water. De heer van der Lip. Ik wil de aandacht van den heer Eerdmans nog vestigen op de verordening op de keuring van eet- en drinkwaren. Daar staat in artikel 4: »Het is verboden voor het bereiden van ten verkoop bestemde eet- of drinkwaren grondstoffen te gebruiken, die ondeugdelijk van samenstelling zijn of in ondeugdelijken toestand verkeeren." Als men dus het oog heeft op ondeugdelijke samenstelling, dan valt dat onder dat artikel. De heer Eerdmans. M. d. V. Als ik u er genoegen mede kan doen, wil ik het amendement intrekken na de laatste toelichting van den Wethouder. De beraadslaging wordt gesloten en artikel 2 zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artikelen 3 en 4 worden achtereenvolgens zonder beraad slaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 5, luidende: »Het is verboden grondstoffen voor de broodbereiding in bakkerijen of in bergplaatsen bij bakkers in gebruik, voor handen of in voorraad te hebben, welke ondeugdelijk zijn van samenstelling of welke ten gevolge van bederf, vermenging met schadelijke bestanddeelen of eenige andere oorzaak in ondeugdelijken toestand verkeeren." De heer de Lange. M. d. V. Ik wil de verwachting uit spreken dat de gemeentelijke keuringsdienst, zoolang de bakkers nog brood moeten bakken van meel, dat hun middellijk of onmiddellijk verstrekt wordt door het Rijks Graanbureau, toch zeker v\ el clementie tegenover hen zal betrachten als zij via dat bureau van de graanmolenaars meel van ondeugdelijke samenstelling krijgen. Anders zouden wij dezen toestand krijgen, dat de bakkers gestraft zouden worden voor het gebruik van meel, dat hun geleverd is door het gemeentelijk levensmiddelenbedrijf en dat ondeugdelijk van samenstelling is. Dat gaat toch niet. Ik maak deze opmerking, omdat wij verleden week hier nog bruinbrood hebben moeten eten dat oneetbaar was, omdat het gebakken was van ondeugdelijk Regeeringsmeel. Als de Regeering zulk ondeugdelijk meel aan de bakkers verstrekt, dan kan de gemeentelijke keuringsdienst den bak kers daarvoor niet het leven zuur maken. Ik verwacht dus, dat clementie tegenover de bakkers zal betracht worden wat betreft het meel dat van regeeringswege verstrekt wordt. De heer van der Lip. M. d. V. De heer de Lange zal begrijpen, dat wij een dergelijke toezegging niet kunnen doen. De toepassing van de verordeningen berust niet bij Burge meester en Wethouders, maar bij de politie en de justitie. Wij kunnen dienaangaande dus geenerlei toezegging doen, maar ik hoop met hem dat bij de toepassing de door hem genoemde omstandigheden in aanmerking genomen zullen worden. De beraadslaging wordt gesloten en artikel 5 zonder hoofde lijke stemming aangenomen. De artikelen 6 tot en met 10 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de geheele verordening zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. (De heer van Stralen was inmiddels ter vergadering gekomen). De Voorzitter. Heeft een van de leden thans nog iets in het belang van de gemeente in het midden te brengen? De heer van Eck. M. d. V. Kunnen Burgemeester en Wet houders mij mededeelen, wanneer het plan bestaat om de gemeentebegrootirig te behandelen? De Voorzitter. Het plan is daarmede te beginnen aan staanden Maandag, des middags te 1 uur; de behandeling voort te zetten in een avondvergadering op Dinsdag 7 December en zijn wij dan nog niet klaar, dan zullen wij zien welke tjjd er voor is. De heer Sijtsma. M. d. V. Ik heb gezien, dat aan den Zoeterwoudschen Singel een nieuwe straat werd aangelegd. Dat heeft veel voeten in de aarde gehad en heeft veel langer geduurd dan blijkbaar gedacht was. Toen die straat klaar was en er een sloot bij gegraven was, heb ik eenigen tijd later gezien, dat men opnieuw aan het werk toog. Ik vond daar allerlei stellages; ik heb eens geïnformeerd en toen ver nam ik, dat die sloot te smal was en nu op last van het Hoogheemraadschap Rijnland eenige centimeters werd ver breed. Dat kost veel tijd, geld en moeite. Ik heb mij zelf afgevraagd: hoe zit dat, men kende toch de verordening van Rijnland, men wist hoe breed die sloot moest zijn, waarom heeft men haar niet dadelijk op de vereischte breedte gebracht Is dat de schuld van de opzichters of van den Directeur van Gemeentewerken, in elk geval van hen, die daar toezicht moesten houden Men zou toch van menschen, die daarvoor aangesteld zijn, die het moeten en ook wel zullen weten, verwachten, dat zij dergelijke flaters niet begingen. Een tweede opmerking. Wij hebben hier een soort staking van groentenhandelaren om op de groentenveiling te koopen en er is een strijd uit ontstaan tusschen tuinderspatroons en groentenhandelaren. Nu wordt van de zijde van de veilings commissie en van de tuinderspatroons medegedeeld, dat op de prijzen der groenten, welke de ingezetenen ontvangen, 200% 300% was opgelegd. Er bestaat hier een Duurtecommissie en mij dunkt, dat een dergelijke zaak niet aan de aandacht van die Commissie had mogen ontsnappen en deze had behooren te onderzoeken of hier inderdaad woekerwinsten werden gemaakt,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 24