MAANDAG 29' NOVEMBER 1920. 609 definitief zal moeten worden. Met het oog op de rioleering is het noodzakelijk daar twee rijen boomen te hebben; één rij kan men er niet hebben, daar het riool in het midden van de straat ligt. Wat het adres van de bewoners van den Witten Singel betreft, dit was aan Burgemeester en Wethouders gericht en daarin werd verzocht de boomen te doen rooien of snoeien. Er was in het College slechts één stem voor rooien, al de overige voor snoeien. Daarom zijn die boomen gesnoeid. De opmerking van den heer Oostdam is, naar ik meen, reeds door den heer de Lange weerlegd. Er kunnen zich omstandigheden voordoen, dat men bij het bouwen in de onmo gelijkheid is boomen te laten staan. Dat was ook hier het geval. De heer Eerdmans. M. d. V. Ik wensch u alleen een woord van dank te brengen, omdat u mij hebt laten uitspreken, want mijn ervaring is, dat, wanneer men bij de begrooting over de boomen spreekt, er gezegd wordt, dat dit bij het «boomen rooien" moet gebeuren, en dat, wanneer men het bij het «boomen rooien" doet, de opmerking wordt gemaakt, dat het bij de begrooting moet geschieden. Het doet mij genoegen een gelegenheid te hebben gehad over deze zaak te spreken. De beraadslaging wordt gesloten. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten, XXI. Verordening op het gewicht van brood. (Zie Ing. St. No. 390.) Algemeene beschouwingen worden niet gehouden. Artikel 1 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 2, luidende: «Het is verboden brood, bereid uit ongebuild tarwemeel of uit een mengsel van ongebuild en gebuild tarwemeel '(bruin- brood en kropbrood) te verkoopen 1°. waarvan het gewicht van de droge stof lager of meer dan 6% hooger is dan 225 gram of veelvouden van 225 gram 2°. waarvan het gemiddeld watergehalte hooger is dan 45% of het watergehalte van de kruim hooger is dan 52%." De heer Eerdmans. M. d. V. Bij artikel 2 is bij mij, naar aanleiding van de inleiding tot deze verordening, de vraag gerezen of het niet noodig is in dat artikel in 1° tusschen de woorden «droge" en «stof" in te lasschen het woord «voedende". Er wordt namelijk iri de inleiding gezegd: «Waar nu «voedende bestanddeelen" in het geval van brood nagenoeg identiek is met «droge stof", ligt het voor de hand om direct voor dit droge stof-gehalte een minimum-eisch te stellen." Dat is geen complimentje voor degenen, die zich met onze levensmiddelen bezig houden, maar ik heb wel eens gehoord, dat men die droge stof met andere dingen dan meel weet te vermeerderen, bijvoorbeeld met Chirieesche klei, krijt en dergelijke, welke een bepaalde kleur hebben en het gewicht doen toenemen, maar voor de voeding absoluut waardeloos zijn. Het gewicht aan droge stof kan dus voldoende zijn, maar die droge stof kan nog uit andere stollen dan meel bestaan, zoodat dan feitelijk de verordening toch wordt ontdoken. Ik geef dus in overweging in de plaats van «droge stof" te lezen: «droge voedende stof". De heer van der Lip. M. d. V. Ik ben geen deskundige en dus kan ik niet beoordeelen of te constateeren valt hetgeen de heer Eerdmans in het artikel wil brengen, maar mijn bezwaar tegen zijn denkbeeld is, dat dit artikel gaat over het gewicht, niet over de samenstelling van het brood en dat hij er iets in wil brengen, dat betrekking heeft op de samen stelling. Als men dat doet, geloof ik, dat men de kans op goedkeuring van de verordening, in verband met de nieuwe Warenwet, niet vergroot. De heer Eerdmans, Ik betreur het antwoord van den Wethouder. In de toelichting worden wij in den waan gebracht dat men het heeft over voedende bestanddeelen en nu zegt de Wet houder, dat wij het daarover hier niet hebben maar over droge bestanddeelen. Maar bij deze verordening gaat het ook over melkbrood „en gaat het wel degelijk over de qualiteit en niet over het gewicht. Het melkbrood moet zelfs met V. M. gemerkt worden, om te waarborgen dat men te doen heeft met goed melkbrood. Dat is toch een qualiteitsquaestie. Als men nu zegt: zet het uit voorzichtigheid er bij, dan heet het: neen, dat mag niet; dat valt buiten het kader. Maar als het volle melkbrood binnen het kader valt, waarom zou de droge voedende stof er niet binnen vallen? Maar ik ben geen Wethouder, en daaraan zal het liggen dat ik het niet begrijp. De heer van der Lip. Ik spreek hier niet als Wethouder maar als lid der Commissie voor de Strafverordeningen. Ik wil den heer Eerdmans wijzen op hetgeen in het Inge komen Stuk staat bij de toelichting op artikel 4: «Ziet deze verordening overigens in hoofdzaak op het gewicht van het brood, artikel 4 maakt daarop een uitzondering. Dit artikel toch stelt aan de samenstelling van het zoogenaamde melk brood bepaalde eischen" enz. De heer Eerdmans heeft verder kunnen lezen, dat de Com missie ampel overwogen heeft, of een dergelijke bepaling nog wel in een verordening opgenomen kon worden. De veror dening betreft overigens alleen het gewicht, zooals ik zeg, alleen artikel 4 betieft de samenstelling. De heer Eerdmans. Maar kan men dan ook niet artikel 2 betrekking doen hebben op de samenstelling? De heer van der Lip. Dat zou geheel in strijd zijn met de bedoeling der verordening. Maar laat de heer Eerdmans een amendement voorstellen. De heer Eerdmans. M. d. V. Ik stel voor om in artikel 2 in plaats van «droge stof" te lezen: «droge voedende stol". Het amendement van den heer Eerdmans wordt voldoende ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraad slaging uit. De heer de Lange. Ik wil vragen, of de Commissie voor de Strafverordeningen geen bezwaar heeft tegen het amende ment van den heer Eerdmans. De heer van der Lip. Ik kan den heer de Lange mede- deelen, dat de Commissie bezwaar heeft tegen het amendement. De heer Dubbeldeman. M. d. Y. Ik geloof, dat het voorstel van den heer Eerdmans goed bedoeld is en evenzoo de ondersteuning ervan door mijn partijgenoot van Stralen, maar wij moeten oppassen in deze verordening geene bepalingen op te nemen, welke voor de belanghebbenden niet uit te voeren zijn. Men stelle zich eens voor, dat een bakker hier koopt eenige baaltjes Amerikaansch patentineel en dat daarin zouden zitten de stoffen, door den heer Eerdmans genoemd. Wien moeten wij dan aansprakelijk stellen? Die bakkers kunnen het niet weten; die hebben geen instrumenten, geen laboratorium en ook geen kennis voor het onderzoeken van hunne grond stoffen. Als men wil beletten, dat met het brood geknoeid wordt, dan zal het gevonden moeten worden in de verordening, die hier bestaat, op de keuring van eet- en drinkwaren. Dat is iets anders; dan zouden de menschen, die met de uitvoering van de verordening belast zijn, het recht hebben een greep te doen uit meel, maar dan zou aansprakelijk zijn, niet de bakker of kruidenier, die dat meel verkoopt, maar degene, die het invoert. Dan zou de bakker van zijn leverancier slechts meel koopen onder voorwaarde, dat dit voldeed aan de voor waarden, in de verordening op de keuring van eet-en drink waren gesteld. Dat doet men ook met kruidenierswaren. De heer Eerdmans moet die verordening dan maar eens hestu- deeren en daarop een wijziging voorstellen, want in de verordening, welke wij thans behandelen, past niet hetgeen hij wil. Er is geen enkele bakker in Leiden, zelfs de meest eerlijke niet, die voor zich den waarborg kan hebben, dat niet gebeurt wat de heer Eerdmans wil voorkomen, namelijk dat in het meel stoffen aanwezig zijn, die geen voedingswaarde hebben. Ik geef den heer Eerdmans dus in overweging dit amendement terug te nemen. De heer Eerdmans. M. d. V. Ik ben nog niet overtuigd, want het kan wel waar zijn, dat het meel, dat gebruikt wordt, tevoren wordt gekeurd, maar wij hebben dan nog niet de zekerheid, dat er niet iets mede gebeurt, voordat het gebruikt wordt. Ik heb wel eens gezien, dat een onvoorzichtige krui denier de suiker vermengde met gemalen rijst en krijt. Dat heeft mij de overtuiging gegeven, dat niet altijd de groote leveran ciers, maar dikwijls ook de kleine leveranciers de levens middelen vervalschen. Ik zou het daarom op prijs stellen, dat verantwoordelijk werd gesteld degene, die de waar ver koopt. want hij weet heel goed van welke kwaliteit die is. De heer van der Lip. M. d. V. Nu de heer Eerdmans zijn amendement niet wil intrekken, moet ik den Raad nog eens ontraden het aan te nemen ik blijf er bij, dat hij vergeet, dat deze verordening alleen betrekking heeft op het gewicht

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 23