600
MAANDAG 29 NOVEMBER 1920.
De heer Dubbeldeman. De heer Sijtsma zegt: ƒ25000.
Het kan zijn; maar ik durf niets anders in het openbaar te
zeggen dan wat mij voor waarheid verteld is. Dat bedrag van
f 25000.— durf ik dus niet voor mijne rekening te nemen.
Ik mag dergelijke uiting niet doen, of ik moet het tamelijk
zeker weten.
Met welk doel heeft die inschrijver dat gedaan? Dat zeg
ik heden avond liever niet. Iedereen moet daaruit maar zijn
eigen conclusie trekken. Maar het is toch wel van algemeene
bekendheid, dat de heeren aannemers, zooals men dat noemt,
wel eens een dingetje doen. Zij zetten er wat op met de
"bedoeling dat daaruit dan een soort van troostprijs gegeven
kan worden aan de heeren, die niet voor de aanneming in
aanmerking komen.
Bovendien zijn er ook aannemers geweest, die aanmerkelijk
lager ingeschreven hebben, doch hunne inschrijvingsbiljetten
zijn niet ingediend kunnen worden omdat de borgen niet
wenschten te teekenen. Nu weten de heeren zoo goed als ik,
dat de borgen van die aannemers ook aannemers zijn. Ik wil
wat dit .betreft ook weder geene conclusie trekken, ledereen
moet voor zich zelf maar weten welke conclusie hij eruit
wil trekkenmaar het is toch voor ons nog wel de moeite
waard te bedenken wat wij doen. Het komt mij voor, dat
in dat bedrag waarvoor de laagste inschrijver ingeschreven
heeft toch wel een kleine ton zal zitten die zou kunnen be
spaard worden.
Ik weet niet het tijdsverloop tusschen de raming en de
aanbesteding, maar ik geloof niet dat dat tijdsverloop zoo
erg lang is.
Een half jaar, hoor ik zeggen. Als dat zoo is, dan lijkt mij
de raming van dit werk en ook de contóle, welke daarop van
gemeentewege moet uitgeoefend worden, niet al te secuur.
De heeren zullen het met mij eens zijn, dat het verschil
veel te groot is, te meer ook omdat men nu toch eeriige
ervaring heeft.
De huizen, welke door de verschillende bouwvereenigingen
gezet worden, ontloopen elkaar niet zoo veeldus de berekening
kan men ongeveer wel nagaan.
Dat de loonen in den tusschentijd zooveel gestegen zouden
zijn, geloof ik niet. Die zijn in het laatste halfjaar absoluut
niet naar boven gegaan. Er is niets bereikt met de uitsluiting,
die men hier thans noemt. De arbeiders hebben toen geen
cent loon er bij gekregen.
Het is precies gebleven wat het was. Daarover behoeven
wij vanavond niet lang uit te weiden, want het is den
heeren bekend. Dat de materialen in prijs zouden zijn ge
stegen moet ik ten sterkste betwijfelen, ja zelfs tegenspreken
door er op te wijzen, dat de Belgische steen van 21.op
18. is gedaald, het cement per 1000 K.G. van 67.op
f65.de draadnagels per 100 K.G. van f40.op ƒ33.
en het hout, eerste kwaliteit met 20%.
De heer Sijtsma. Gij moet niet overdrijven.
De heer Dubbeldeman. Ik overdrijf niet. Die gegevens heb
ik gekregen van menschen, die het uitstekend kunnen weten.
Ik weet wel, dat er in ons midden menschen zitten, die het
ook kunnen weten, maar deze cijfers zijn mij als juist ver
strekt. Bovendien lezen wij in de bladen, dat lood, zink en
ijzerwaren niet onbelangrijk in prijs naar beneden gaan.
Laat ik er bijvoegen, dat ik voorzie, dat deze prijzen niet
alleen niet zullen rijzen, maar nog meer zullen dalen. Ik wijs
er op, dat Engeland, in navolging van België, met Rusland
de handelsrelaties weer aanknoopt en dat dit tengevolge zal
hebben, dat de houtprijzen nog meer zullen dalen. Het is van
algemeene bekendheid wij hebben een houtspecialiteit in
ons midden, die het wel zal willen bevestigen dat het
Russische hout niet van de slechtste kwaliteit is. Dat staat
onomstootelijk vast en, waar wij weten, dat die prijsdaling
voor de deur staat, moeten wij dunkt mij voorzichtig zijn en
trachten zoo mogelijk een ton te redden. Indien wij maar
vermoeden kunnen, dat het door mij medegedeelde waar kan
zijn, moeten wij oppassen, dat de voordeelen, welke uit de
daling van die prijzen kunnen voortvloeien, niet komen in
de zakken van een of twee aannemers, maar in de eerste
plaats kunnen blijven in de zakken van de arbeiders, die die
dure woningen moeten gaan betrekken en tevens zorgen, dat
aan den anderen kant dat geld bespaard wordt voor ge
meente en Rijk. Wij moeten in dit geval wel bedenken wat
wij doen en, zoolang Burgemeester en Wethouders mij niet
de verzekering kunnen geven, dat bouwen in eigen beheer
duurder zou zijn dan het gunnen van het werk aan den
laagsten inschrijver, ben en blijf ik een voorstander om te
beginnen met het werk uit te voeren in eigen beheer. Ik heb
gemeend hiervoor een bepaald voorstel te moeten doen; het
gaat natuurlijk niet altijd aan te critiseeren. Wij moeten
gaan beginnen en ik meende, dat het niet beter kon dan op
de wijze als ik dat in de toelichting tot mijn voorstel heel
kort heb uiteengezet. Ik wil daarmede niet zeggen, dat,
indien de zaak volgens die toelichting werd uitgevoerd, hetzij
op de eene, hetzij op de andere wijze, mij dat tenvolle zou
bevredigen, maar ik zou het willen beschouwen als een
poging om te weten of het in het vervolg zoo niet zou
kunnen gaan.
Het beste zou mij lijken, dat de Raad mijn voorstel aannam
en de eerste weg, door mij aangegeven, werd gevolgd. Zooals
ik in de toelichting heb gezegd, de T. I. V. bestaat en nu
weet ik wel, dat het een gebrekkige organisatie is, maar men
kan die loeren loopen door haar aan het werk te zetteu, want,
zoolang zij alleen in naam bestaat, kan zij nooit toonen wat
haar bedoeling is. De heer van der Pot weet evenwel even goed
als ik, dat de T. I. V. bestaat uit menschen, die op het gebied
van den woningbouw hun sporen hebben verdiend, menschen
uit de Federatie van Woningbouwvereenigingen, die in de
practijk hebben getoond iets van den woningbouw te weten.
Er komt bij dat de T. I. V. bestaat uit vertegenwoordigers
van de arbeidersbouwvereenigingen en daardoor zal het zoo
gemakkelijk zijn zich in verbinding te stellen met wat men
dan noemt een bouwgilde, met arbeiders dus, die gewend zijn
de bouwwerkzaamheden te verrichten.
Het is misschien mogelijk, dat de thans hierbij betrokken
organisatie het liever riet zou willen doen op de manier,
zooals ik in de eerste plaats heb aangegeven, maar van den
heer Eikerbout heb ik reeds vernomen, dat hij er wel iets
voor gevoelt om het te doen op de wijze zooals ik in de tweede
plaats heb aangegeven. Dat zou dan zijn met uitschakeling
van de T. I. V. Ik zou dat jammer vinden, maar ik zou daar
door de proef niet willen laten mislukken. Ik vertrouw, dat
de Wethouder, die onder zoovele dingen reeds zijne schouders
gezet heelt, het ook nog eens op deze manier zal willen
probeeren.
Er is nog iets: mijn voorstel heeft niet alfeen een prac-
tischen kant. Er wordt herhaaldelijk smalend over gesproken,
dat de arbeiders arbeidsschuw zijn. Nu wil ik wel zeggen
ik juich dat toe dat de arbeiders niet meer van plan zijn
zij zijn dat blijkbaar afgewend gedurende den oorlog
om te werken voor anderen; maar dat zij niet zouden werken
als zij zouden weten dat de vruchten van hun arbeid komen
voor hen en hunne klasse, moet ik betwijfelen. Ik geloof
juist, dat de arbeiders ijveriger en.met meer energie zullen
gaan werken als dat in het vervolg geschiedt voor hun eigen
zaak en niet meer in het belang van de bezittende klasse.
Ik weet, het zal in den eersten tijd niet gemakkelijk gaari,
maar ik meen het in mijne toelichting Burgemeester en Wet*
hóuders nogal gemakkelijk gemaakt te hebben. Zeker, volgens
mijn voorstel zal de Raad hun opdragen een weg te vinden,
maar ik heb het hun in mijne toelichting gemakkelijk gemaakt.
Ik heb gezegd: ik zal mij niet stellen op een steil standpunt,
maar ik zal trachten een voorstel te doen zooals dat te Amster
dam en Rotterdam door de sociaal-democraten wordt gedaan.
Ik heb gezegd: laat de bedrijfsleiding niet aangewezen worden,
zooals mijns inziens het beste zou zijn, door de arbeiders,
die de werkzaamheden moeten verrichten, maar door Burge
meester en Wethouders, en ik stem toe, het is een eerste proef
en dan moet er eenige waarborg voor het Gemeentebestuur
wezen, dat alles richtig gebeurt.
De heer Sijtsma. En als Burgemeester en Wethouders het
niet goed doen?
De heer Dubbeldeman. De heer Sijtsma zegt: en als Burge
meester en Wethouders het niet goed doen? Dan zal ik de
vrijmoedigheid hebben daarop terug te komen. Men kan van
mij weten dat ik, als het er op aankomt, geen blad voor
den mond neem.
Ik meen een voorstel gedaan te hebben dat ook uitge
voerd kan worden door niet-sociaal-democraten. Bestond de
Raad in meerderheid uit sociaal-democraten, ik geef de ver
zekering dat ik het dan scherper zou gepreciseerd hebben
en dat ik dan duidelijker zou gezegd hebben op welke wijze
wij meenen dat het uitgevoerd moet worden. Maar aange
zien wij niet de macht hebben het uit te voeren precies
zooals wij het wenschen, heb ik gedachtlaat ik het zoo
voorstellen dat het mogelijk is voor een burgerlijk college
om het ten uitvoering te brengen.
Ik meen dat wij, als wij dien weg volgen, nog wel een
aanmerkelijk bedrag zouden kunnen besparen zoowel voor
de arbeidersklasse als voor de gemeente Leiden.
De heer de Lange. M. d. V. De heer Dubbeldeman heeft
ongetwijfeld moeite gedaan om zijn voorstel aannemelijk te
maken. Hij heeft de scherpe kanten, die er aan zouden kun
nen zitten, trachten weg te slijpen en heeft enkele dingen
gezegd, die wel weerklank zullen vinden bij anderen. Toch
heb ik niet den minsten lust om met zijn voorstel mee te
gaan. Dit is een voorspel voor de socialisatie in de bouw
bedrijven, welke gevolgd moet worden door de socialisatie
in andere bedrijven, welke met elkander zullen moeten uit-