MAANDAG 29 NOVEMBER 1920.
599
Mijn tweede opmerking is, dat het een zeer doorzichtige
tactiek is om op dit oogenblik, nu wij de zaak toch niet
ampel kunnen gaan bespreken, een paar propaganda-rede-
voeringen te houden, waarin het wordt voorgesteld alsof de
arbeiders in Leiden in zulke buitengewoon ongunstige voor
waarden zouden verkeeren in vergelijking met die andere
plaatsen. Een paar maanden geleden hebben wij zeer duidelijk
aangetoond, dat dat niet waar is. Ik wil even tegenover
dat propagandistisch geredevoer van den overkant dit vast
stellen, dat in gemeenten, waar Wethouders zijn van de partij
van den heer van Eek of waar de meerderheid van den Raa t
tot die partij behoort, de arbeiders er geen haar beter aan
toe zijn dan hier, dat bijvoorbeeld in Utrecht van de zijde
van de sociaal-democraten voorstellen zijn gedaan, zij zijn
niet slechts met Burgemeester en Wethouders medegegaan,
maar hebben zelf voorstellen ingediend welke niet beter
waren voor de arbeiders dan de voorstellen van Burgemeester
en Wethouders. Dat kan men ook hier zeggen.
Mij wordt toegevoegd, dat het niet waar is. Ik heb de
cijfers niet bij mij, omdat ik op een dergelijk debat niet
voorbereid ben, maar als ik hier onware dingen zeg, hebben
de heeren den volgenden keer de gelegenheid mij dat voor
de voeten te gooien.
Ik wil zeggen, dat men aan de overzijde propaganda wil
maken met materiaal,- dat niet voor propaganda geschikt is,
als men ziet hoe de sociaal-democraten in andere plaatsen
optreden, gedwongen door de omstandigheden, waarin ook
wij helaas verkeeren.
De heer van der Pot. M. d. V. Ik zou nog even aan den
Raad in herinnering willen brengen, dat de regeling van den
hoófdelijken omslag, wat de progressie betreft, zoover gaat
als de wet toelaat en, wat den aftrek voor noodzakelijk
levensonderhoud aangaat, zoover als de Kroon bij de goed
keuring der verordeningen toelaat.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het voorstel sub b. wordt in stemming gebracht en met 19
tegen 9 stemmen aangenomen.
Vóór stemmen: de heeren Heemskerk, Wilbrink, vari Hamel,
Huurman, Splinter, Wilmer, Sijtsma, Rotteveel, de Lange,
Bisschop, Sanders, Oostdam, Bots, van der Lip, Meijnen,
van der Pot, Eikerbout, Kuivenhoven en de Voorzitter.
Tegen stemmen de heer Groeneveld, Mevr. BaartBraggaar,
de heer Knuttel, Mevr. DubbeldemanTrago, de heeren van
Eek, Eerdmans, van Stralen, de la Rie en Dubbeldeman.
De Voorzitter schorst hierop de vergadering tot des avonds
te 8a uur.
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering
des avonds te 8| uur.
Afwezig zijn thans de Burgemeester en de heeren Huurman,
Splinter en Wilmer.
Aan de orde is:
XVII. Voorstel in zake de verhooging van het bij Raadsbesluit
van 7 Juni 1920 aan de Woningbouwvereeniging «Eensgezind
heid'' in uitzicht gestelde voorschot, ten betioeve van de
uitvoering van haar bouwplan op het terrein beoosten den
Zijlsingel.
(Zie Ing. St. No. 387.)
Hierbij komt tevens in behandeling het door den heer
Dubbeldeman ingediend voorstel.
De beraadslaging wordt geopend.
De heer Elkirbout. M. d. V. Wij staan hier voor het ge
val, dat een bedrag van ruim 215000.meer wordt aan
gevraagd dan oorspronkelijk de begrooting was.
Het doet ons genoegen, dat in de vergadering, toen deze
zaak ter sprake gebracht is, het besluit althans in dien geest
genomen is dat wij niet, door 17.meer op elke woning
te leggen, ons zelf zouden hebben vastgelegd en dus niet
zouden kunnen ingaan op wat thans aan de orde komt.
Up het oogenblik staat de zaak zoo, dat wij ons uitspreken
over de voortzetting van den woningbouw dan wel over de
stopzetting ervan.
De zaak is wel van zeer groote beteekenis. Wanneer in dit
stuk gezegd wordt, dat de huur der woningen tot ongeveer
7.zal moeten stijgen, dan kan dat toch alleen betrekking
hebben op de minste woningen, want onder de woningen,
welke er gebouwd zullen worden, zullen er zeker zijn die
ook voor werkmanswoningen zullen moeten dienen en eon
huur van 8,50 of 9.zullen moeten doen.
Wanneer dan ook gevolg moet gegeven worden aan het
geen de Minister in zijn schrijven aangeeft en dus de rente
van het verhoogde voorschot gevonden zou moeten worden
uit de huren, dan zou het ten eenenmale een onmogelijkheid
zijn om verder met den woningbouw voort te gaan. Men
zou dan tot huren komen, welke vrijwel onbetaalbaar zouden
blijken te zijn.
Daarbij heb ik onwillekeurig mijne gedachten hierover
laten gaan
Zou het niet mogelijk wezen, dat, wanneer men aan den
Minister dit bedrag voorstelde, deze straks bij de algemeene
exploitatie van de verschillende woningen daaronder ook de
bestaande woningen zal doen opnemen? Wanneer dat het
geval zou zijn dit geldt niet alleen voor «Eensgezindheid",
maar zal ook voor de andere woningbouwvereniging moeten
gelden dan zou er onwillekeurig een verhooging van huur
prijzen plaats vinden voor de bestaande woningen, welke het
voor degenen, die daarin woonachtig zijn, onmogelijk zou
maken daarin te blijven wonen wegend de hooge huren.
Burgemeester en Wethouders zeggen in de stukken, dat
zij op dit oogenblik nog niet met een voorstel meenen te
moeten komen om tot eigen bouw over te gaan. Ik zelf ge
voel er ook niet zoo heel veel voor ditmaal reeds met dien
eigen bouw te beginnen, te meer omdat het een groot com
plex woningen geldt en bij mij onwillekeurig de gedachte
opkomt, dat, indien wij het deden, dit weieens ten gevolge
zou kunnen hebben, dat wij ontzaglijk veel duurder uitkwamen.
Mocht er eens een klein plan komen, 30 of 35 woningen
bevattende, dan zou men er eens aan kunnen denken, maar
om thans met den bouw in eigen beheer te beginnen, zou
zijn het vijfde wiel aan den wagen. Toch meen ik, dat er in
punt 2 van het amendement van den heer Dubbeldeman
iets ligt, dat door ons wellicht zou kunnen worden onder
schreven, waaraan wij wellicht een oogenblik, onze aandacht
zouden kunnen wijden en waarmede wij ons zouden kunnen
vereenigen, ofschoon wij er nog meer prijs op zouden stellen,
indien wij het konden uitschakelen en Burgemeester en Wet
houders met alle klem en nadruk bij den Minister aandringen
op het verleenen van het verhoogde voorschot, echter onder
de voorwaarde, dat straks bij de algemeene exploitatie de
huurprijzen der bestaande woningen niet zouden worden
verhoogd en de woningen, welke thans gebouwd zullen wor
den, beslist niet tot een hoogere huurwaarde zouden worden
opgevoerd dan tot 7.h f 7.50, hetgeen wel het uiterste
genoemd mag worden in verband met hetgeen ook door
andere bouwvereenigingen wordt gesteld en als huur voor
een arbeiderswoning kan worden geeischt.
Ik zou dus in overweging willen geven het voorstel van
Burgemeester en Wethouders, zooals het daar ligt, .aan te
nemen en dat dan met onze gedachte rekening zal worden
gehouden en een gelegenheid geopend zal worden, waardoor
de aanbesteding voortgang zal kunnen hebben.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik meen, dat u een
beetje van den gebruikelijken regel afwijkt. Het is de ge
woonte van den Voorzitter om, als iemand op een voorstel
van Burgemeester en Wethouders een amendement heeft
ingediend, even mede te deelen, dat dat amendement tegelijk
met het voorstel wordt besproken, en dat dan aan den voor
steller van het amendement het woord wordt gegeven tot toe
lichting daarvan. Nu de heer Eikerbout mijn voorstel gaat
bespreken, is het toch beter dat ik het eerst toelicht.
De Voorzitter Daartegen bestaat geen bezwaar. Ik zal
thans het woord geven aan den heer Dubbeldeman tot toe
lichting van zijn voorstel, dat aan de leden is rondgedeeld.
De heer Elkerbout. M. d. V. In verband met hetgeen de
heer Dubbeldeman heeft opgemerkt, wil ik erop wijzen, dat
de zaak zoo geloopen is omdat er niemand was die het woord
verlangde. Toen heb ik maar het woord gevraagd.
De he?r Dubbeldeman. Ik begin met te zeggen, dat het
mij en ook de geheele sociaal-democratische tractie, en ik mag
zelfs veronderstellen nog meerderen in dezen Raad, onaan
genaam getroffen heeft, dat er zoo groot verschil is tusschen
de raming en het bedrag, waarvoor de laagste inschrijver
heeft ingeschreven. Het verschilt meer dan 2 ton.
Volgens Burgemeester en Wethouders moet die overschrij
ding alleen gezocht worden in de stijging der materiaalprijzen
en die der arbeidsloonen.
Ik geloof wel, dat Burgemeester en Wethouders geen
andere oorzaak weten, maar intusschen is toch uitgelekt, dat
de laagste inschrijver op zijn prijs ƒ10000.gezet heeft.
De heer Sijtsma. ƒ25000.—.