255 EXPLOITATIEREKENING. Uitgaven Annuïteit 5,132 (75 jaar) van 69300.— f 3556.47^ 5,367 (55 jaar) 299800.—16090.26* Onderhoud, assurantie, belasting, administratie 1,46% van 299800.4377.08 Waterleiding 50 perceelen a f 18.900. Totaal der uitgaven f 24923.82 Inkomsten: Huuropbrengst 14 woningen 8 25 1 winkel woning 2 winkelwoningen» met een inhoud van 275 M8. 295 300 355 415 f 3865.33 2764.29| 8784.83 594.02* 1388.84 50 woningen. 17397.32 d. i. (de winkelhuizen buiten de berekening latend) 6.30 per week en per woning. .1 aarlijksche uitgaven f 24923.82 ontvangsten. 17397.32 Jaarlijksch tekort 7526.50 "Waarvan f ten laste van het Rijk f 5644.87^ en l ten laste van de gemeente1881.62* 7526.50 of per woning tekort f 160.14 per jaar, d.i. ƒ3.08per week en per woning. N*. 389. Leiden, 23 November 1920. Teneinde den lateren huizenbouw niet te vertragen geven wij U, in aansluiting aan ons voorstel betreffende het plan van de woningbouwvereniging «Ons Doel" tot den bouw van 47 enkele woningen en 3 winkelwoonhuizen nabij den Hoogen Rijndijk en overeenkomstig het advies der Com missie van Fabricage in overweging door vaststelling van nevensgaanden suppletoiren begrotingsstaat een bedrag van f 9000.beschikbaar te stellen voor de uitvoering van de noodige rioleeringswerken ten behoeve van genoemd plan. De kosten dier werken zullen te zijner tijd ten laste van de bouwrekening van het plan worden gebracht. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 390. Leiden, 23 November 1920. In de jaarverslagen van den Gemeentelijken Keurings dienst van Eet- en Drinkwaren alhier is reeds herhaaldelijk gewezen op misstanden, heerschende in den handel in brood, welke voornamelijk betrekking hadden op het gewicht, en daardoor dus ook op de samenstelling, van dit allerbelang rijkste voedingsmiddel. Als gevolg van de maatregelen, in de oorlogsjaren ten aanzien van de broodvoorziening door de Regeering genomen, was het niet wenschelijk en tot op zekere hoogte ook niet noodzakelijk om tegen deze misstanden van gemeentewege bijzondere maatregelen in het leven te roepen. Nu echter weder meer normale verhoudingen beginnen terug te keeren, doet zich de behoefte aan een speciale broodverordening wederom sterk gevoelen. Door Burgemeester en Wethouders daartoe uitgenoodigd, heeft onze Commissie zich dan ook bezig gehouden met het samenstellen aan de hand van een door den Directeur-Schei kundige van den Keuringsdienst ingediend concept, van een ontwerp-verordening op het gewicht van brood, U hieronder ter vaststelling aangeboden. Tot toelichting daarvan diene het volgende: Art. 1 al. 1. De bedoeling van deze broodverordening.is: alleen dat brood, dat werkelijk als volksvoedsel kan worden aangemerkt, onder controle te stellen. Om deze reden worden buiten de bepalingen der verordening gehouden de brood soorten, niet uit tarwe bereid. Behalve het voor veevoeder bestemde brood, waarin meestal andere grondstoffen dan tarwe zijn verwerkt, wordt dus ook uitgezonderd het rogge brood, dat hier ter stede niet zoozeer volksvoedsel dan wel luxe-artikel is, vervolgens het z.g. klein brood (ka detjes, pain-de-luxe, e. d.) en eveneens het krentenbrood, waarvoor hetzelfde geldt. Dat niettemin voor deze laatste broodso jrt een, opzettelijk laag, minimum-gehalte aan krenten, enz. is vastgelegd, vindt zijn oorzaak in de noodzakelijkheid om te voorkomen, dat bakkers in het gewone brood een minimum krenten, enz. zouden verwerken om hun product daardoor buiten de verordening te doen vallen. Al. 2. De vermelding van de handelingen, die in de verorde ning met »verkoopen" gelijk worden gesteld, is overgenomen uit de bestaande verordening op de keuring van eet- en drink waren, huishoudelijke artikelen en andere waren, waar zij haar reden van bestaan en haar bruikbaarheid heeft bewezen. Onder ten "7de hebben wij een uitzondering op den regel, dat vervoeren met verkoopen wordt gelijkgesteld, opgenomen ten behoeve van den verbruiker en diens huisgenooten, om te voorkomen, dat iemand, die een broodje heelt gekocht, dat niet aan de eischen der verordening voldoet en dit mee naar huis neemt, of het door zijn vrouw, kind of dienstbode laat halen, strafbaar zou zijn. Een dergelijke uitzondering kwam voor in de onlangs ingetrokken verordening op den bakkers- nachtarbeid. Artt. 2 en 3. De noodzakelijkheid) om voor brood een nor maal gewicht vast te stellen is sedert jaren aan den keurings dienst gebleken. Voortdurend blijven er bakkers, die, bij een vastgestelden of onderling aangenomen prijs per broodje, dit laatste zoo licht bakken als maar mogelijk is zonder dat het bij de afnemers direct in het oog loopt. Was hierin tijdens de crisisjaren belangrijke verbetering gekomen, omdat de bakkers toen, en tot op zekere hoogte ook nog thans, door strenge regeeringsvoorschriften waren gebonden, zoodra de distri butiemaatregelen ten aanzien van brood en meel geheel zullen zijn ingetrokken, is het te verwachten, dat vele bakkers weer tot de oude misbruiken zullen terugkeeren tot schade van den consument. Alleen door een verordening met strafbepa lingen kan hier verbetering worden gebracht. Na rijp beraad is besloten in de verordening niet het brood zelf aan gewicht te binden, doch een eisch te stellen voor een minimum-gehalte der droge (watervrije) stof, welk gehalte bij z.g. bruinbrood niet minder of ten hoogste 6 meer dan 225 gram of veelvouden van 225 gram zal mogen bedragen. De bedoeling toch van de te stellen eischen is den consumenten een waarborg te geven, dat het broodje, dat zij koopen, de vereischte hoeveelheid voedende bestanddeelen bevat; door alleen een bepaald gewicht voor te schrijven wordt dit doel niet bereikt, omdat toevoeging van een zeker quantum water het broodje wel zwaar genoeg zou maken, maar toch niet den gewenschten waarborg zou verschaffen. Waar nu «voedende bestanddeelen" in het geval van brood nagenoeg identiek is met »droge stof", ligt het voor de hand om direct voor dit droge stof-gehalte een minimum-eisch te stellen. Een dergelijke eisch biedt ook uit practisch oogpunt vele voordeelen boven dien voor het gewicht van het brood zelf. In de eerste plaats blijven de bakkers vrij in hun werkwijze indien voor elk broodje maar ten minste 225 gram droge materialen zijn verbruikt, kunnen zij hun deeg met veel of weinig vocht opmaken, hun brood hard of minder hard, langer of korter bakken, al naar de smaak van hun klanten en de concurrentie dit eischen. De eenige voorwaarde, waaraan het brood zelf zal hebben te voldoen is. dat het niet te nat zij (wit brood maximaal 40 resp. 45 bruin brood 45 resp. 52%). Er bestaat echter voor den bakker bij de ge stelde gehalte-eischen geen enkele aanleiding om het water gehalte op te voeren. Juist het omgekeerde zou het geval zijn bij het stellen van een minimumgrens voor het broodgewicht. Dan zouden de bakkers het watergehalte trachten te ver- grooten ten koste van de droge stof, dat is: de voedende be standdeelen, terwijl zij buitendien niet meer vrij zouden zijn in hun werkwijze, maar zelfs door omstandigheden buiten hun wil baksels zouden kunnen verkrijgen, waarin de afzonder lijke brooden niet aan het voorgeschreven gewicht voldoen. De eisch, dat de droge stof der afzonderlijke brooden niet meer dan 6 hooger mag zijn dan 225 gram of veelvouden daarvan, wordt noodig geacht om te voorkomen, dat een bakker een brood, dat bijv. 400 gram droge stof bevat en bedoeld is als een brood met 450 gram droge stof, zou willen laten doorgaan voor een brood, waarin ten minste 225 gram droge stof' aanwezig moet zijn. Art. 4. Ziet deze verordening overigens in hoofdzaak op het gewicht van het brood, artikel 4 maakt daarop een uitzondering. Dit artikel toch stelt aan de samenstelling van z.g. melkbrood bepaalde eischen, ten einde den consument een waarborg te geven, dat hij de kwaliteit ontvangt, welke hij vraagt en waarvoor hij betaalt. Wij hebben ampel overwogen of dit artikel in de ontwerp verordening moest worden opgenomen, nu het een onderwerp betreft, waarin mettertijd, na de volledige inwerkingtreding van de Warenwet, door een regeling van hooger gezag zal

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 9