584 MAANDAG 15 NOVEMBER 1920. ik inaar zeggen: een werkman in lossen dienst van de Licht fabrieken, zal zijn 63 cent het minimum-loon van de 2e loonklasse, waarin d'e menschen staan terwijl in de vrije bedrijven, waarin collectieve contracten bestaan, het loon voor zulke menschen bedraagt 78 cent, dus een verschil van 15 cent, dan gevoelt iedereen, dat laatstgenoemd loon zal moeten worden betaald, omdat anders de Lichtfabrieken voor dat lagere bedrag geen menschen krijgen. Immers, de collec tieve contracten verzetten zich er tegen, dat de werknemers zich aanbieden tegen een lager lo'on dan in die contracten is bepaald. Meermalen heeft dat tot wanverhoudingen aanleiding gegeven. Verleden jaar is er nog een conflict geweest tusschen de Commissie voor de Lichtfabrieken en een paar bestuurders van een vakorganisatie. Deze laatsten hadden werklooze arbeiders beschikbaar, maar, aangezien de Commissie voor de Licht fabrieken niet het loon wilde betalen, dat door de vakorganisatie werd bedongen, bleef het werk, waarvoor d;e arbeiders aan de Lichtfabrieken noodig waren, liggen. Er is later evenwel een compromis gesloten, waardoor die menschen tenslotte dat hoogere loon toch hebben gekregen. Wanneer nu de practijk uitwijst, dat tenslotte onder den drang der omstandigheden toch het loon gegeven wordt, dat billijkerwijs wordt gevraagd, waarom zal men dat dan niet in een besluit van den Gemeenteraad vaststellen? Indien aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders deze bepaling werd toegevoegd, dat, als in overeenkomstige bedr ijven collec tieve contracten bestaan, deze zullen gelden als grondslag voor de loonen van losse werklieden, hebben wij een volledig besluit genomen, dat is in het belang èn van de gemeente- werkliedeh èn van de gemeente. Ik hoop, dat Burgemeester err Wethouders dit idee overnemen, anders zal ik een des betreffend amendement voorstellen. De heer van der Pot. M. d. V. Hetgeen de heer van Stralen heeft gezegd geeft mij aanleiding tot tweeërlei opmerkingen. In de éerste plaats wat betreft de opvatting, welke de Com missie voor de Lichtfabrieken, en in aansluiting daarmede Burgemeester en Wethouders, van den aanvang van het voorstel hebben gehad, spijt het mij, dat de heer de la Rie niet aanwezig is. De heer de la Rie, op wien in het praead- vïes gedoeld wordt, zou kunnen bevestigen dat hij in de commissie van bijstand heeft verklaard, dat de bedoeling der Voorstellers niet was dat de loonen van het losse personeel stuk voor stuk in den Raad zouden moeten gebracht worden hij erkende zelf, dat dit tot allerlei bezwaren aanleiding zou geven doch wel dat daarvoor een norm zou gesteld worden. In dien zin is de zaak in de commissie, waarvoor deze quaestie in de eerste plaats belang had, verder besproken. Zoo hebben wij het opgevat en zoo alleen ook kan het mijns- inziens opgevat worden. Als men uitgaat van het idee, dat men zich moet bepalen tot een norm, dan rijst de vraag, welke die norm moet zijri, en over die vraag is in de commissie de discussie gevoerd. Algemeen waren wij van meening, dat die norm zoo zou kunnen zijn, dat het losse personeel in het algemeen evenveel kreeg als het overeenkomstig vaste personeel; alleen wilde de heer de la Rie, evenals nu de heer van Stralen, dat daar naast ook zou worden bepaald dat men nooit zou gaan be neden een eventueel bij collectief contract bepaald loon. Dergelijke toevoeging moet ik bestrijden: na gehoord te hebben de bezwaren welke dergelijke regeling bij de Lichtfabrieken kan opleveren, kan ik niet anders doen dan haar ontraden. De door mij genoemde norm kan aanvaard worden; die zal niet tot groote practische bezwaren aanleiding geven; maar als wij daarnaast zouden bepalen dat het loon van Josse werklieden in dienst van de gemeente ten minste moet zijn het loon van een eventueel collectief contract, dan zou dat in bepaalde gevallen tot moeilijkheden aanleiding geven. 'De in het collectief contract genoemde loonen zijn soms hooger dan de loonen van het vaste personeel; dat kan niet anders, en het is in het algemeen ook niet onbillijk; die loonen zijn er niet op berekend dat zij het geheele jaar door elke week 45 uren verdiend worden; dat is bij het gemeente- personeel in vasten dienst echter wel het geval. Er kan dus zijn zekere marge en bij een bepaalde conjunctuur kan die marge niet onbelangrijk zijn, zonder dat daardoor een bepaalde onbillijkheid ontstaat. Nu kan het zich echter voordoen dat men, zonder onbillijk te worden jegens het vaste personeel, een middenweg moet bewandelen door aan het losse perso neel een loon te geven dat eenigszins het midden houdt tusschen het loon van het collectief contract en hetgeen bet vaste personeel krijgt. Bevat het collectief contract de bepaling dat men voor een lager loon dan het daarin genoemde het personeel niet kan krijgen, dan behoeft men den norm niet te stellen; dan zal men het personeel beneden dat loon inderdaad niet kunnen krijgen; maar zoo'n geval is niet altijd voorhanden en als het niet voorhanden is, krijgt men de moeilijkheid met het vaste personeel. Dan komt men in groote moeilijkheid en daarom moet men voorzichtig zijn en zich niet vastleggen op de wijze als de heer van Stralen wenscht. Ik geloof niet, dat het zich zeer veel voordoet; in de meeste voorkomende gevallen zal, het loon van het collectief contract wel gevolgd moeten worden. Er zijn echter gevallen, waarin zich die moeilijkheid voordoet; de leden der commissie zullen zich herinneren wat de Directeur ons daarover zeide; en om die moeilijkheid te voorkomen is het niet gewenscht in dit opzicht een bindenden regel te stellen. De heer van Stralen. Ik blijf bij mijn bezwaar, dat wij niet voldoen aan wat noodig is als niet aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt toegevoegd wat wij voorstellen. De heer van der Pot zegt wel, dat het gewenscht is oin bij het aanstellen van los personeel een beetje het midden te houden tusschen het minimumloon dat voor het vast perso neel vastgesteld is en het loon dat het collectief contract aangeeft, maar ik heb reeds gezegd: practisch is het zoo dat, als de Lichtfabrieken los personeel noodig hebben, dat toch aangenomen wordt tegen het loon, dat in het collectief contract in het vrije bedrijf wordt bepaald. Dat vind ik gewenscht en ik zie niet in welk bezwaar er tegen zou zijn om iets, dat reeds is ingeburgerd en practisch al bestaat, in een bepaald Raadsbesluit vast te leggen. De Raad zal moeten toegeven, dat dit van belang is. Eigenlijk doen Burgemeester en Wet houders het zeiven reeds gedeeltelijk door vast te leggen, dat bij de bepaling van de loonen der losse werklieden als limiet zal gelden de gemeentelijke salarisregeling voor het vaste personeel. Men zegt wel. dat dat tot dusverre gebeurde, maar de Directeur van de Lichtfabrieken had de vrije hand, want nergens staat voorgeschreven, dat het losse personeel volgens een bepaalden maatstaf moet worden bezoldigd. De heer van Ammers bepaalt dat of laten wij zeggen: de Commissie van beheer voor de Lichtfabrieken, maar dan herhaal ik toch, dat de heer van Ammers het doet. Daarom is het gewenscht, dat de Raad het uitspreekt; vooral omdat er geen bezwaar kan bestaan tegen de uitvoering, nu het practisch al werke lijkheid is geworden, geloof ik dat het verstandig is deze toevoeging aan het voorstel van Burgemeester en Wethouders te doen. De Voorzitter. Ingekomen is een amendement van den heer van Stralen, strekkende om achter het voorstel sub a, in te voegen »met dien verstande, dat, wanneer in overeenkomstige be roepen in het vrije bedrijf collectieve contracten bestaan, deze als grondslag voor de loonsbepaling worden genomen". Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging en stemming uit. De heer Knuttel. M. d. V. Ik wensch te doen opmerken, dat hetgeen de heer van der Pot heeft gezegd mij doet ge voelen, hoe noodig het is, dat een bepaling als door den heer van Stralen wordt voorgesteld, wordt uitgevoerd. Er blijkt, dat de heer van der Pot van de aanneming van een dergelijke bepaling als gevolg vreest, dat het onmogelijk zal zijn voor sommige groepen van het gemeentepersoneel het loon op de tegenwoordige hoogte te handhaven. Met het oog daarop acht ik het gewenscht een dergelijke bepaling in te voeren. De heer van der Pot. M. d. V. Die opmerking van den heer Knuttel is toch gespeend aan alle practisch inzicht in deze. Gesteld, dat een geval zich voordoet, dat men met vast en los personeel moet werken, dan is niet ineens het salaris van dat vaste personeel verbeterd! De heer Knuttel. Er komt heel gauw een voorstel. De heer van der Pot. Men moet op een gegeven oogenblik practisch kunnen optreden en een practische regeling kunnen vinden, die beide partijen bevredigt. De heer van Stralen stelt het voor alsof het altijd reeds gebeurt en, als dat waar was, zou zijn amendement in het geheel geen verandering brengen, maar het tegendeel is het geval. De Directeur der Licht fabrieken beweert, dat die gevallen zich voordoen en hij moei lijkheden vreest, juist van de zijde van het vaste personeel, als hij gedwongen zou zijn het uiterste loon, dat de collec tieve contracten aangeven, te betalen. Als het personeel zich verbonden heeft niet tot een lager loon te werken dan het collectief contract aangeeft, zal dat loon gegeven moeten worden, maar anders kan het werkelijk tot practische bezwaren leiden en daarom ontraad ik den Gemeenteraad de aanneming van het amendement. De beraadslaging wordt gesloten. Het amendement van den heer van Stralen wordt in stemming gebracht en met 19 tegen 9 stemmen verworpen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 14