241 MEMORIE VAN TOELICHTING behoorende bij het verzoek schrift, ingediend door het bestuur der Openbare Leeszaal en Bibliotheek »Reuvens" te Leiden. Met één bijlage omtrent Rijkssubsidie-regeling. Tot nogtoe gold de navolgende regelingHet Rijk subsi dieerde een particuliere leeszaal naar aanleiding van de ge zamenlijke bijdragen van particulieren, provincie en gemeente. Door vroegere particuliere schenkingen, waarvan de inkomsten thans gerekend werden de particuliere bijdragen te ver- hoogen, was het bedrag waarnaar de Rijkssubsidie geregeld werd, voor Leiden vrij hoog, verkeerde de Leeszaal te dien opzichte in betrekkelijk gunstige conditie en had daardoor geen dringende behoefte aan hoogere gemeentelijke subsidie. Met 1 Januari 1920 is een nieuwe regeling van de Rijks subsidie van kracht geworden, die geen rekening houdt met particuliere bijdragen, maar aan het genot van Rijkssubsidie de voorwaarde verbindt, van gemeente- en provinciaal subsidie tot een minimum dat alhangt van de bevolking der ge meente. Voor Leiden gerekend naar een bevolking van 65000 inwoners zat het verplichte minimum subsidie van gemeente en provincie tezamen moeten worden ƒ5516. De provinciale subsidie die uitsluitend wordt uitgekeerd door middel van de provinciale bond en aan de vaststelling waarvan de Leidsche leeszaal niets kan doen, bedroeg tot dus verre /600, maar zal over 1920 naar een nieuwe regeling vermoedelijk 1320 bedragen. Het bedrag aan subsidie dat de leeszaal als minimum van de gemeente zou moeten ontvangen, zou dus moeten zijn 4196. Indien dit bedrag niet bereikt wordt, gaat 1 Januari 1924 alle aanspraak op Rijkssubsidie verloren. Afgedacht van de nieuwe regeling, die in de eerste plaats aanleiding geelt tot zijn verzoek, is het bestuur der leeszaal zoo vrij er Uw College mee in kennis te stellen, dat het tegenwoordige bedrag der inkomsten door de duurte der tijden niet voldoende is om de uitbreiding en het onderhoud der leeszaal en biblio theek naar behooren te doen plaats hebben en om het per soneel in voldoende aantal en met behoorlijk salaris aan de leeszaal te verbinden, terwijl ook in de gemeenten van gelijke grootte of grooter dan Leiden de bedragen der gemeentelijke subsidie belangrijk hooger zijn. (b.v. reeds in '1918: Amster dam met 50.000; Dordrecht met 2250; 's Gravenhage met ƒ18075; Groningen met 2000; Hilversum met 3077; Utrecht met 4800). Het spreekt van zelf dat over 1919 voor sommige leeszalen deze bedragen nog hooger zijn, doch offi- cieele gegevens daaromtrent zijn eerst later te verkrijgen, terwijl voor 1920 in verband met de nieuwe Rijksregeling van het meerendeel der leeszalen reeds de gemeentelijke sub sidies aanzienlijk verhoogd zijn. N°. 366. Leiden, 9 November 1920. Met betrekking tot het hierachter afgedrukte, in onze handen ten fine van praeadvies gestelde voorstel van Uw medelid, Mr. D. A. van Eek, om den post subsidie aan drankbestrijders- vereenigingen met ƒ50.te verboogen. teneinde ons College in staat te stellen den door de Zuid-Hollandsche Propaganda- Commissie der Nederlandsche Onderwijzers Propaganda-Club voor Drankbestrijding voorgenomen cursus met gelijk bedrag te subsidieeren, zij het ons vergund het navolgende onder Uwe aandacht te brengen. Blijkens ingewonnen inlichtingen wil de genoemde propa- ganda-commissie hier ter stede evenals elders een of meer z.g. alcoholcursussen houden, teneinde de leerlingen van de hoogste klassen der lagere scholen en de oud-leerlingen, die deze nog niet lang hebben verlaten, buiten den gewonen schooltijd op de gevaren van het alcoholisme te wijzen. De cursussen, die kosteloos toegankelijk zijn, duren 2 jaren en worden in de wintermaanden op 13avonden gedurende 1| uur gehouden. Bedraagt het aantal deelnemers 25 of minder, dan wordt met één cursus volstaan, doch indien de deelname grooter blijkt, zouden 2 cursussen gehouden dienen te worden. De kosten voor zaalhuur worden per cursus en per avond geschat op 2.—, zoodat in ieder geval met een bedrag van f 50.- voor zaalhuur per winter kan worden volstaan. Het komt ons voor, dat er voor de gemeente wel aanleiding is, om het sympathieke doel der propaganda-commissie te steunen door toekenning van eene subsidie voor zaalhuur. Ook andere gemeenten steunen blijkens de in de Leeskamer liggende missives de alcohol-cursussen, terwijl ook het Rijk aan de Nederlandsche Onderwijzers Propaganda-Club eene geldelijke bijdrage verleent, waardoor deze Club o. a. in staat is de Zuid-Hollandsche Propaganda-Commissie eene vergoeding van 10.— per cursus uit te keeren voor aanschaffing van Dermiddelen. Het honorarium der leerkrachten wordt bekostigd door de genoemde propaganda-commissie. Op grond van het bovenstaande geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging aan de Zuid-Hollandsche Propaganda- Commissie der Nederlandsche Onderwijzers Propaganda-Club voor Drankbestrijding eene subsidie van ten hoogste 50. in uitzicht te stellen ter verkrijging van de noodige localiteit voor het gedurende den a.s. winter houden van een of' meer alcohol-cursussen, evenwel onder voorwaarde, dat door de commissie schriftelijk opgave wordt gedaan van het aantal deelnemers, van het aantal gehouden cursusavonden en van hetgeen door haar voor zaalhuur is uitgegeven, opdat het juiste bedrag van de subsidie door ons College kan worden vastgesteld. De benoodigde gelden zullen bij de Memorie van Antwoord betreffende de begrooting voor 1921 alsnog worden aangevraagd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetli. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. In verband met agendapunt 16 der aanstaande Raadsver gadering stelt ondergeteekende aan uw college voor om den post subsidie aan drankbestrijdingsvereenigingen op de be grooting 1920 te verhoogen met vijftig gulden, ten einde Burgemeester en Wethouders in staat te stellen den door de Zuid-Hollandsche Propaganda-Commissie der Nederl. Onder- wijzers-Propaganda-Club voor Drankbestrijding voorgenomen cursus met gelijk bedrag te subsidieeren, welke Propaganda- Commissie daardoor in staat zal gesteld worden om zelf te zorgen voor de verkrijging van de noodige lokaliteit. De daar voor noodige gelden zullen dienen gevonden te worden door overschrijving uit den post voor onvoorziene uitgaven. Lèiden, 15 October 1920. I). A. van Eck. N°. 367. Leiden, 9 November 1920. In het hieronder afgedrukte adres vragen de Hoofdlieden van het gilde der waagwerkers U »het daarheen te willen leiden, dat aan hen in stede van 15 cent per varken voor het vervolg voor hunne hulp bij het wegen op de vette varkensmarkt van gemeentewege een bedrag van 25 cent per varken zal worden uitbetaald". Tot nog toe werd aan de waagwerkers uit dien hoofde 0,15 per varken gegeven krachtens het besluit van Uwe Vergadering van 18 Mei 1905 (Ingek. Stukken No. 114). Voor dien werd dit bedrag door de boeren aan de waagwerkers betaald, doch om den bloei der vette varkensmarkt te bevorderen werd besloten, dat de gemeente deze kosten voortaan op zich zou nemen. Het weegloon bedroeg toen 0,20en werd ongeveer een jaar later tot ƒ0,15 per varken teruggebracht. Toen nu bij verordening van 26 Januari 1920 (Gem. Blad No. 6) met ingang van 1 Mei d. a. v. dit weegloon werd verhoogd tot 0,25 per varken, hebben de waagwerkers gedacht, dat nu ook bovenbedoeld werkloon, sinds 1906 toe vallig aan het weegloon gelijk, tot 0,25 gestegen zou zijn en zij zijn in die meening versterkt, doordat ook de toen malige Waag- en Ijkmeester in die veronderstelling verkeerde. Dat deze meening niet juist is en de waagwerkers aan voor meld raadsbesluit van 1905 geenerlei recht op dit verhoogde bedrag kunnen ontleenen, wordt uitvoerig uiteengezet in het te Uwer inzage liggend rapport van de Commissie voor het Marktwezen, waarmede ons College zich kan \ereenigen. Hoewel noch deze Commissie, noch ook wij bij gelegenheid van de verhooging der weegloonen aan de vette varkensmarkt aanleiding vonden om U een voorstel te doen in den geest van het hier besproken adres, komt het ons bij nadere over weging met de Commissie voor, dat er wel aanleiding tot inwilliging van het verzcek is. Nu ook bij besluit van Uwe Vergadering van 3 Juli 1919 het «tarief van het loon der waagwerkers dateerende van het jaar 1863, werd herzien en met 25 tot 50% verhoogd, maar hun werkh on bij de vette varkensmarkt sinds 1905 tot op heden onveranderd is gebleven, schijnt een verhooging daarvan met 10 cent per varken ons wel gemotiveerd en ook niet bovenmatig. Waar voorts zij het ten onrechte en in ieder geval voor barig aan de waagwerkers reeds van 25 Mei j.l. af deze f 0.25 per varken is uitbetaald geworden, zijn wij van meening, dat het, eenmaal aangenomen dat het toekennen van dit bedrag billijk is, ook wenschelijk is om aan een daartoe strekkend besluit terugwerkende kracht te verleenen tot genoemden datum. Bovendien zouden de waagwerkers anders verplicht zijn om het gedurende een viertal maanden te veel ontvangen geld terug te betalen. Op grond van het bovenstaande geven wij U in overweging te bepalen, dat te rekenen van 25 Mei 1920 het bedrag, dat krachtens raadsbesluit van 18 Mei 1905 aan de waagwerkers van gemeentewege wordt betaald voor hunne hulp bij het wegen op de vette varkensmarkt, zal bedragen 0.25 per varken. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 5