240
De begroöting voor 1921
voor voeding, met 18341.Inbegrepen zomer-
voeding.
kleeding, 6000.Over 12 maanden.
24341.—
De begrootingspost is geraamd
op 10600.(alléén voor voeding)
zoodat die zal moeten worden
verhoogd met f 13741.
Op grond van het bovenstaande geven wij U in overweging:
1°. aan de vereeniging «Schoolkindervoeding" voor het jaar
1920 alsnog een extra-subsidie toe te kennen ten bedrage
van ƒ7885.45, in welk bedrag is begrepen eene som van
ƒ3000.voor schoolkinderkleeding;
2°. aan de vereeniging «Schoolkindervoeding" voor het
jaar 1921 eene subsidie toe te kennen ten bedrage van
ƒ24341.in welk bedrag is begrepen eene som van 6000.
voor schoolkinderkleeding,
een en ander onder de voorwaarden genoemd in het
Koninklijk Besluit van 19 November 1900 (S. 202), zooals
dat is gewijzigd bij Koninklijk Besluit van 10 Juli 1920
(S. 571);
3°. over te gaan tot vaststelling van de hierbij overgelegde
begrootingsregeling, dienst 1920, strekkende tot verhooging
van volgn. 174 «Subsidie aan de Vereeniging Schoolkinder
voeding" met ƒ7885.45, te vinden door afschrijving van den
post voor Onvoorziene Uitgaven, waarop nog een bedrag van
ƒ70722.50 beschikbaar is.
De verhooging van den post «Subsidie aan de Vereeniging
Schoolkindervoeding" op de begrooting voor 1921 zal bij aan
neming van dit voorstel, bij de Memorie van Antwoord
betreffende de begrooting 1921 worden geregeld.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Wetb. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeënte Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen ondergetee-
kenden J. B. Kampschuur, voorzitter en M. M. Woud, secre-
taressse van het bestuur der vereeniging «Schoolkindervoeding"
te Leiden goedgekeurd bij Kon. Besluit van 28 Nov. 1894 en
6 Oct. 1899, welk bestuur zich tevens wil belasien met de
zorg van «Schoolkinderkleeding",
dat deze vereeniging voor de maanden November en December
in het jaar 1920 eene subsidie beraamt van 7885.45 voor
het verstrekken van voeding en kleeding, volgende hierbij-
gaande eene memorie van toelichting.
't Welk doende
J. B. Kampschuur, Voorzitter.
M. M. Woud, Secretaresse.
Leiden, 18 October 1920.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geven met verschuldigden eerbied te kennen ondergetee-
kenden, J. B. Kampschuur, voorzitter en M. M. Woud,
secretaresse van het bestuur der vereeniging «Schoolkinder
voeding" te Leiden goedgekeurd bij Kon. Besluit van 26 Nov.
1894 en 6 Oct. 1899, welk bestuur zich tevens wil belasten
met de zorg van «Schoolkinderkleeding",
dat deze vereeniging voor het jaar 1921 eene subsidie
beraamt van 24341.voor het verstrekken van voeding
en kleeding, volgende hierbijgaande eene memorie van
toelichting.
't Welk doende
J. B. Kampschuur, Voorzitter.
M. M. Woud, Secretaresse.
Leiden, 18 October 1920.
N°. 365. Leiden, 9 November 1920.
In haar hierbij afgedrukt adres verzoekt de vereeniging
«Openbare Leeszaal en Bibliotheek Reuvens" alhier verhooging
van de aan haar toegekende subsidie tot 4200, met ingang
van 1 Januari 1921.
Zooals Uwe Vergadering uit de mede hierbij afgedrukte
Memorie van Toelichting tot dit adres zal blijken, houdt deze
subsidie-aanvraag verband met de op 1 Januari 1920 in wer
king getreden nieuwe Rijkssubsidieregeling voor de Openbare
Leeszalen, welke in hoofdzaak hierop neerkomt, dat als grond
slag der Rijkssubsidie wordt aangenomen het aantal inwoners
der gemeenten, in duizendtallen afgerond en dat een, mede
in verband met het bevolkingscijfer verplicht minimum aan
Gemeente- en Provinciale subsidie moet zijn verkregen (on
geacht alle verdere inkomsten der Leeszalen), om op toeken
ning van de Rijkssubsidie aanspraak te kunnen doen gelden.
Verder is in deze regeling bepaald, dat de Leeszalen, welke
op 1 Januari 1920 reeds een Rijkssubsidie genoten, maar
welker Gemeente- en Provinciale subsidiën het in totaal
vereischte minimum nog niet bereiken, tot 1 Januari 1924
eene subsidie uit 's Rijks kas kunnen ontvangen, berekend in
dezelfde verhouding tot het haar krachtens de bedoelde rege
ling toekomend bedrag, ais de gezamenlijk genoten gemeen
telijke en provinciale subsidie staat tot het verplichte minimum;
evenwel gaat alle aanspraak op Rijkssubsidie verloren, indien
dit minimum op 1 Januari 1924 niet is bereikt. Een over
gangsbepaling waarborgt voorts de Leeszalen de krachtens
de oude regeling genoten Rijkssubsidie tot 1 Januari 1924,
indien, berekend naar de nieuwe regeling, een lagere subsidie
zou moeten worden toegekend.
De Openbare Leeszaal geniet sedert 1911 eene subsidie uit
de gemeente kas die, aanvankelijk op ƒ450.per jaar gesteld,
sedert 1917 ƒ1000.— bedraagt. Krachtens de nieuwe Rijks
regeling zal voor eene gemeente met ruim 65000 inwoners, eene
rijkssubsidie van maximaal ƒ4434.kunnen worden ver^
kregen, mits de gemeentelijke en provinciale subsidies tezamen
5587.bedragen. Aangezien de Leeszaal voor het jaar 1921
op eene provinciale subsidie van ƒ1320.meent te mogen
rekenen, zou de gemeente hare subsidie dan op 4267.
(rond 4200.moeten vaststellen, zooals ook in het adres
wordt gevraagd en welk bedrag ook na 1 Januari 1924 inder
daad moet zijn toegekend, wil de Leeszaal dan niet alle
aanspraak op Rijkssubsidie verliezen.
Deze plotselinge verhooging van subsidie van ƒ1000.op het
maximale bedrag ian ƒ4200.kwam ons College echter,
gezien den ftnancieelen toestand onzer gemeente, te hoog voor.
Wij traden daarom met het bestuur in overleg ten opzichte
van de hoogere uitgaven, welke voor de Leeszaal momenteel
strikt noodig waren, ten einde, gebruik makende van de
overgangsbepalingen der Rijksregeling, voorloopig althans met
een lagere subsidieverbooging te kunnen volstaan.
Bij dit overleg bleek ons, dat de noodzakelijke verbetering
van de salarissen van het personeel en de uitbreiding van
het getal beambten met 1, voor het jaar 1921 een uitgaaf
zou vorderen van 2700.Werd de gemeentesubsidie
niet verhoogd, dan zou uit gemeentelijke en Provinciale sub
sidie ten hoogste ƒ2320.— worden ontvangen, wat ten gevolge
zou hebben, dat de Rijkssubsidie slechts 1856.f)
zou bedragen, d. i. ƒ94.— minder dan thans genoten wurdt;
evenwel zou dan krachtens de overgangsbepaling de subsidie tot
1950.worden aangevuld. Dientengevolge zoude echter de
Vereeniging niets méér ontvangen. Ten einde in de hoogere
uitgaaf van ƒ2700.te voorzien, zouden de tegenwoordige
subsidiën, bedragende ƒ1950 (Rijk) -f- ƒ1320.— (Provincie)
-j- 1000.— (gemeente) te zamen 4270.tot 6970.
dienen te worden verhoogd. Daarvoor zuil eene gemeentelijke
subsidie noodig zijn van 2552.een Provinciale bijdrage
van 1320.te zamen 3872.terwijl de Rijkssubsidie
dan zou bedragen X 3872.3098.
Met deze omstandigheden voor oogen komt het ors voor,
dat er termen aanwezig zijn om de gemeentelijke subsidie
voor de Openbare Leeszaal Reuvens voor 1921 tot in ronde
som ƒ2500.— te verhoogen, waarmede het Bestuur der Lees
zaal verklaard heeft voorloopig te kunnen volstaan. Wij geven
U mitsdien in overweging dienovereenkomstig te besluiten.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Aan den Raad der Gemeente Leiden,
Geeft met verschuldigden eerbied te' kennen het bestuur
van de Openbare Leeszaal en Bibliotheek «Reuvens" te Leiden,
dat het sedert het jaar 1917 een gemeentelijke subsidie geniet
van ƒ1000 'sjaars, dat het einde November 1919 de officieele
mededeeling ontvangen heeft, dat met ingang van 1 Januari 1920
de Rijkssubsidie voortaan anders geregeld zal worden, ril.
dat er rekening mee wordt gehouden wat provincie en gemeente
tezamen jaarlijks aan subsidie verstrekken, dat deze bedragen
tezamen een zeker minimum zullen moeten bereiken, zal
niet alle aanspraak op Rijkssubsidie verloren gaan. Redenen
waarom adressant Uw college eerbiedig verzoekt het daarheen
te willen leiden, dat aan bovengenoemde leeszaal te beginnen
met 1 Januari 1921 een subsidie verleend worde van ƒ4200
's jaars.
Hiernevens gaat een memorie van toelichting met één bijlage.
Hetwelk doende enz.,
J. P. Kuenen Voorzitter.
J. E. Kroon Secretaris.
Leiden 8 Mei 1920.