239 voordracht, al is daarbij niet met een cijfer aangegeven, welk bedrag wegens salarisverbeteringen in de voorgestelde ver hooging was begrepen. Trouwens, waar deze ten nauwste samenhing met de van Rijk en Provincie gedachte verhoo gingen, die uitsluitend op de kosten der salaris verbetering zouden berusten en ook inderdaad daarop berekend zijn, is een verdere beschouwing te dier zake wel niet meer noodig. En nu de kwestie zelf, of over 1919 een subsidieverhooging voor de Vakschool zal worden toegekend, in Uwe Vergadering van 22 Maart 1920 in voor de Vereeniging gunstigen zin werd afgedaan, bestaan er o. i. geen motieven om opnieuw een voorstel tot verhooging van het vastgestelde bedrag bij IJ aanhangig te maken. Intusschen, zooals hiervoor werd gezegd, verhoogden Rijk en Provincie hunne subsidiën tezamen slechts tot 6808. d.i. 842 minder dan door Uwe Vergadering als eisch werd gesteld. Dit zou mitsdien reden kunnen zijn, om de subsidie verhooging der gemeente ad f 1910.niet, ot althans niet ten volle, uit te keeren. Het komt ons echter voor, dat ook in dit geval, niet al te streng aan den gestelden eisch moet worden vastgehouden. Ook ten opzichte van andere Vereenigingen hebben wij en ook Uwe Vergadering dit standpunt wel ingenomen. Wij meenen U daarom te mogen voorstellen de Vereeniging in zooverre tegemoet te komen, dat als voorwaarde voor de toe kenning van de gemeentelijke subsidie over 1919 ten bedrage van f 2960.worde volstaan met den eisch, dat de Rijks-en Provinciale subsidiën te .zamen over dat jaar 6808.moeten bedragen, in plaats van f 7650. Op grond van het bovenstaande geven wij U in overweging 1° op het verzoek der Zita-Vereeniging om toekenning van nog eene buitengewone subsidie ten behoeve van hare Vak school voor Meisjes over 1919 ten bedrage van f 1404. afwijzend te beschikken; 2° Uw besluit van 22 Maart 1920 sub 1° in dien zin te wijzigen, dat aan het slot, in plaats van f 7650.worde gelezen 6808, Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden 28 Juni 1920. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Het Bestuur der R. K. Vakschool voor Meisjes, afd: Zita- Vereeniging, Noordeinde 50, Leiden heeft hierbij de eer U toe te zenden ten 1ste een afschrift v/h Ministeriëel Besluit, waarbij aan bovengenoemde school een buitengewoon Rijkssubsidie over 1919 wordt toegekend van f 2808, zijnde 50% van de ver hooging der salarissen over 1919 volgens Ministeriëele Leidraad, ten 2de een afschrift van den gewijzigden Staat A, waarvan in het eerst genoemde stuk sprake is. Het Bestuur der School voegt hierbij het beleefd en dringend verzoek, dat over 1919 nog een buitengewone Gemeente subsidie zal worden verleend van 1404,'zijnde 25% van de salarisverhooging over 1919. De overige 25% zullen aan de Provincie worden aangevraagd. Met verschuldigde hoogachting Namens het Bestuur Uw dienstw. dienares M. de Koning, Secretaresse. Beschuitst. 4, Leiden. No. 364. Leiden, 8 Nov. 1920. In de raadszitting van 21 Juni 1920 (Ingek. Stukken no. 197) werd besloten aan de vereeniging »Schoolkindervoeding" over 1920 eene extra subsidie van f 2000.toe te kennen, ten einde die vereeniging in staat te stellen hare rekening en verantwoording over het seizoen 19191920 per 1 Mei zonder n deehg saldo af te sluiten. Inmiddels was in de raadszitting van 7 Juni '1920 (Ingek. Stukken N°. 134) het besluit genomen, om de schoolkinder voeding in den vervolge gedurende het geheele jaar te ver strekken en tevens om, op dezelfde leest als dit voor de voeding het geval is, schoolkinder/c/eedim/ aan de daarvoor in aanmerking komende leerlingen uit te reiken. Het vereenigingsjaar van »Schoolkindervoeding" liep tot dusver over het seizoen OctoberApril en dienovereenkom stig werd ook hare rekening en verantwoording opgemaakt. Nu echter de verstrekking van voeding en kleeding gedurende het geheele jaar zal plaats hebben, lag het voor de hand, dat de vereeniging hare administratie over een kalenderjaar ging omwerken, wat in overeenstemming is met de begrootings- regeling der gemeente en met hit jaarlijks uit te brengen verslag omtrent de besteding der op de geraeentebegrooting uitgetrokken gelden. Vandaar dat de vereeniging, hare reke ning 19191920 per 1 Mei 1920 afsluitende, met het oog op de uitvoering van het raadsbesluit van 7 Juni 1920, een sup- pletoire begrooting van kosten over de resteerende 8 maanden van 1920 zou moeten indienen. Doordien echter de niet voor ziene zomervoeding, wegens de veelomvattende voorbereidende werkzaamheden daaraan verbonden, en de inmiddels ingetreden vacanties aan de scholen, niet meer kon plaats vinden en ook de verstrekking van kleeding een nieuwe taak aan de ver eeniging oplegde, die veel voorbereiding en overleg vorderde, bevat de nu ingediende aanvullingsbegrooting en de nieuwe subsidieaanvraag over 1920 de kosten over slechts 2 maanden (November en December) iupla*ts van over 8 maanden, wat oorspronkelijk in de bedoeling lag. Na afsluiting van de rekening en verantwoording van het boekjaar 1919/1920 op 1 Mei 1.1. bleek, dat, dank zij de extra subsidie uit de gemeentekas van 2000.een batig saldo van f 117.55 op de aanvullingsbegrooting kon worden over geschreven. Verder heeft de vereeniging nog een bedrag van 450.van de gemeente tegoed uit de gewone subsidie van f 1500.die primitief op de begrooting voor 1920 is uitgetrokken; zij begint derhalve met een bate van 567.55. De voedingskosten daarentegen vallen deerlijk tegen! Bedroegen die in het winterseizoen 1919/20 nog 20 cents per portie, thans moet worden betaald 29 cents! Dit over een getal van vermoedelijk 350 kinderen vordert over 52 voedings- dageu in de maanden November en December 1920 een uit gaaf van 5278.Hierbij gevoegd eenige administratiekosten, geraamd op ƒ175.maakt, dat voor voeding alleen een bedrag van 5278.j- ƒ175.ƒ567.55 ot ƒ4885.45 uit de gemeentekas zal moeten worden bijgepast. Wat de kleeding betreft, hiervoor mag ingevolge het bij .Koninklijk Besluit van 10 Juli 1920 (S. 571) gewijzigde art. 7 van het Koninklijk Besluit van 19 November 1900 (S.202) niet meer dan 20— voor een en hetzelfde kind worden besteed. Uit den aard der zaak zal de voorziening in winter- kleeding de grootste eischen stellen aan dit maximale bedrag. De vereeniging raamt daarom over de beide wintermaanden (November en December) ten hoogste 10.per kind, dat voor kleedingvoorziening in aanmerking komt. Naar een voor- loopig ingesteld onderzoek is vermoedelijk voor 300 kinderen kleeding rioodig. Dit vordert derhalve een uitgaaf van 3000. Voor beide verstrekkingen wordt mitsdien eene nieuwe gemeentelijke subsidie over 1920 gevraagd van 7885.45. Een tweede hierbij ingediend adres betreft de subsidieaan vraag voor de voedsel- en kleedingverstrekking in het kalender jaar 1921. Ook hier is de hoogere kostprijs der voeding per kind en per dag (29 cents, tegen 20 cents in 1919/1920) de oorzaak van de hoogere raming, tegenover de voorloopig op de begrooting voor 1921 alléén voor voeding uitgetrokken som. (zie volgn. 174). Gedurende de maanden Januari, Februari en Maart 1921 en de maanden November en December 1921 raamt de Ver eeniging dat aan 350 kinderen gedurende resp. 77 en 53 (samen 130) dagen voedsel zal moeten worden verstrekt; bovendien gedurende de zomermaanden aan 100 kinderen gedurende 184 dagen. Een en ander vordert een uitgaaf van 13195.5336.18531. Voor kleeding wordt geraamd voor 300 kinderen, maximaal 20.per kind 6000. 24531 Hierbij de administratiekosten, geraamd op 850.(in 1919/1920 bedroegen zij 923.05) 850. te zamen 25381. De contributiën en verdere ontvangsten der Vereeniging worden geraamd op 1040.(In 1919/1920 bedroegen zij 1189.16; uiteraard zijn deze wisselend) 1040. Zoodat de gemeentelijke subsidie wordt ge raamd op 24341. Resumeerende zal de begrooting voor 1920 dan worden belast: voor de kosten van schoolkindenioeding met: het gewone bedrag van 1500. de reeds gegeven extra sub sidie van 2000. de nu gevraagde subsidie over November en December 4885.45 8385.45 Zonder dat zomer voeding is verstrekt. Bovendien voor kleeding 3000.Over 2 maanden. 11385.45 De begrootingsposi zal daarvoor met f 7885.45 moeten worden verhoogd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 3