238 Op grond van het bovenstaande geven wij U in overweging te besluiten: a. tot toekenning van eene extra subsidie over het jaar 1920 ten behoeve van het Genootschap Mathesis Scientiarum Genitrix ten bedrage van 3948.— b. tot vaststelling van den hierbij overgelegden begrootings- staat, dienst 1920, strekkende tot verhooging van volgn. 109, Subsidie aan het Genootschap Mathesis Scientiarum Genitrix met 3948. Op den post van Onvoorziene Uitgaven, waaruit dit bedrag wordt afgeschreven, is nog 78560.— beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 13 October 1920. In Uwe zitting van 5 Januari dezes jaars werd, blijkens mededeeling van Burgemeester en Wethouders van den 6 Januari j.l. No. 3/4 R besloten de voor ons Genootschap toe gekende subsidie ad 10.800.— over het jaar 1919 alsnog te verhoogen met 3948.— onder voorwaarde, dat desubsidiën van Rijk en Provincie tezamen met ten minste 9212. werden verhoogd. Ten bewijze dat aan deze voorwaarde was voldaan, zonden wij bij schrijven van den 31 Januari j.l. No. 2 aan Burgemeester en Wethouders afschriften der desbetreffende brieven van den Minister van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen en van Gedeputeerde Staten. Wij hebben thans de eer ons tot Uw college te wenden met het verzoek om de over 1920 toegekende subsidie ander maal met hetzelfde bedrag van 3948.te verhoogen, ten einde aan onze leeraren ook in dit jaar een bijslag op hunne bezoldiging te kunnen geven. Uit de hierbij overgelegde afschriften der brieven van den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van den 28 April jl. No. 1474 afd. N. H. O. en van Gedeputeerde Staten der Provincie Zuid-Holland van den 2/9 Augustus jl. B. No. 2588 (4e. afd.) G. S. No. 92 moge U blijken, dat aan de bovenbedoelde voorwaarde ook voor 1920 is voldaan. Ten aanzien der Rijkssubsidie merken wij op, dat daarin begrepen is eene verhooging van 4000 vergeleken met de bijdrage voor 1917, zoodat deze, evenals in 1919, gestegen is met in het geheel 6580. Het Bestuur van het Genootschap »Mathesis Scientiarum Genitrix" A. M. Touw, Voorz. H. A. Sypkens, Secr. Aan den Raad der Gemeente Leiden. N°. 362. Leiden, 2 November 1920. Bij het hieronder afgedrukt adres vraagt het Bestuur van het Genootschap «Kennis is Macht" om toekenning van eene extra subsidie uit de gemeentekas ten behoeve van hare onderwijsinrichting over het jaar 1919, ter gedeeltelijke voor ziening in de kosten van de door de Regeering geëischte salarisverbetering van het onderwijzend personeel over dat jaar. Deze kosten bedragen 9725.waarvan het Rijk 50% of 4863.voor zijne rekening neemt, terwijl de Provincie bereid is 10% of 972.50 bij te dragen, mits de gemeente hare subsidie met de resteerende 40% of 3889.50 verhoogt. Met het oog op het geringe bedrag der Provinciale subsidie- verhooging tegenover de hooge bijdrage, die van de gemeente wordt gevorderd, gaven wij het Bestuur van «Kennis is Macht" te kennen, dat wij bereid waren aan Uwe Vergadering voor te stellen eene extra subsidie over 1919 toe te kennen van ten hoogste 30% der salarisverhoogingen, doch gaven wij het Bestuur tevens in overweging bij de Gedeputeerde Staten aan te dringen op eene verhooging der provinciale bijdrage tot 20% der bedoelde kosten. Met aanvoering van dezelfde gronden en onder opmerking dat de school van «Kennis is Macht" niet een uitsluitend plaatselijk karakter draagt, maar door verscheidene leerlingen uit de buitengemeenten wordt bezocht, ondersteunden wij vervolgens bij de Gedeputeerde Staten het door het Genootschap te dier zake ingediende verzoek. Tot ons leedwezen berichtten Ged. Staten ons, dat zij niet bereid waren méér dan 10% der salarisverhoogingen als extra subsidie uit den daarvoor beschikbaren post der Provinciale begrooting toe te kennen, onder mededeeling tevens, dat met deze verhooging van 10% het drievoudige van de tot dusver genoten subsidie ad 375.zal worden bereikt. Hoewel wij de opmerking niet achterwege mogen laten, dat de Provinciale subsidie tot dusver zéér gering was (de subsidies van Rijk, Provincie en Gemeente bedroegen resp. 1250. 375.en 1595.staat het Genootschap thans voor het feit, dat haar de verhoogde Provinciale bijdrage wellicht ge heel, althans ten deele, zal ontgaan, indien de gemeente hare subsidie niet tot de gevraagde 40% toekent, wat ten gevolge kan hebben, dat de school, wegens den toch reeds slechten financieelen toestand van het Genootschap, niet kan blijven bestaan. En dit zou zeer te betreuren zijn, gezien het groote gebruik dat van deze school wordt gemaakt. Wij vinden daarin aanleiding U voor te stellen, aan het Genootschap «Kennis is Macht" over 1919 eene extra subsidie van 40% der salarisverhoogingen over dat jaar, tot ten hoogste 3889.50, toe te kennen. Aangezien de dienst 1919 reeds is afgesloten, zal de betaling op den dienst 1920 moeten plaats vinden. De daartoe strekkende begrootingsregeling, waarbij dit bedrag van 3889.50 uit den post voor Onvoorziene Uitgaven wordt afgeschreven, wordt hierbij tevens ter vaststelling aangeboden. Op dien post is thans nog een bedrag van 74 612.beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Aan den Raad der Gemeente Leiden. Met beleefde verwijzing naar ons schrijven van 29 Augustus 1919, gericht aan Burgemeester en Wethouders UwerGemeente, stellen wij ons thans tot taak, onder overlegging van bijgaande afschriften, Uwen Raad aan te toonen, dat de Rijkssalaris- regeling van Directeur en van leeraren onzer handels-avond school ten gevolge heeft gehad eene vermeerdering van uit gaven over 1919 van 9725. waarna een buitengewoon Rijkssubsidie werd toegekend van 50 of 4863. De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen nam daarbij aan, dat de overige 50 gevonden zouden worden door het verleenen van buitengewoon subsidie, vanwege Pro vincie en Gemeente. Wij wendden ons derhalve tot de Staten der Provincie, welke volgens het hierbijgevoegd antwoord bereid werden bevonden een aanvullingssubsidie toe te staan ten bedrage van 10 procent van ƒ9725.mits de gemeente Leiden eene bijdrage van 40 procent wilde voteeren. Met gepasfen eerbied komen wij alsnu tot Uwen Raad met het verzoek onze Handelsschool een buitengewoon subsidie over 1919 ten bedrage van 3890,50 nog te willen verleenen, teneinde aan het Regeeringsbesluit geheele uitvoering te kunnen geven. Het Bestuur van het Genootschap «Kennis is Macht", G. W. Zandvoort Jr., Voorzitter. Hofkes, Secretaris. Leiden, 9 Juni 1920. N°. 363. Leiden, 4 November 1920. In haar hierbij afgedrukt adres verzoekt de Zita-Vereeniging haar ten behoeve van hare Vakschool voor Meisjes alsnog eene buitengewone subsidie over 1919 te willen toekennen ten bedrage van 1404met het cog op de kosten der salaris herziening van het personeel dier school in dat jaar. Zooals U bekend is werd in de raadszitting van 22 Maart 1920 (Ingek. Stukken No. 76) de gemeentelijke subsie over 1919 voor de Vakschool der Zita-Vereeniging verhoogd met 1910. en dientengevolge gebracht op 2960.onder voorwaarde dat Rijk en Provincie hunne subsidiën over dat jaar tezamen met ten minste 7650.zouden verhoogen. Het Rijk zou der halve zijne subsidie van ƒ2800.moeten brengen op 6450. en de Provincie de hare van 500.op 1200.zulks overeenkomstig de bedragen velke de Vereeniging meende te mogen verwachten, hoewel de kosten der salarisherziening (welke de Rijks- en Provinciale subsidieverhoogingen beheer- schen) nog niet door de Regeering waren vastgesteld. Blijkens de thans door de Vereeniging overgelegde beschik kingen is de verhooging van de Rijkssubsidie over 1919 be paald op 2808.— (zijnde 50% der salarisverhoogingen, die over 1919 5615.98 blijken te hebben bedragen), zoodat deze is gebracht, op 5608.terwijl de Provincie hare subsidie met 700.verhoogde en die op 1200.vaststelde. Van beide lichamen tezamen ontvangt de Vereeniging derhalve 6808.d. i. 842.minder dan Uwe Vergadering in haar besluit van 22 Maart 1.1. als minimum stelde. Bij Uw voormeld besluit van 22 Maart j.l. werd o.m. reke ning gehouden met de kosten, die de salarisverbetering zoude meebrengen. De Zita-Vereeniging stelt zich blijkbaar op het standpunt dat dit niet het geval is geweest en de verhooging van 1910.buiten de salariskosten om zou zijn toegekend. Het tegendeel blijkt echter voldoende uit onze betrekkelijke

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 2