472 MAANDAG 23 AUGUSTUS 1920. IX. Suppletoire Staat van begrooting, dienst 1919, van de gestichten «Endegeest", «Voorgeest" en «Rhijngeest". (Zie Ing. St. No. 285.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot goedkeuring van den staat besloten. X. Balans en Verlies- en Winstrekening, dienst 1919, van de gestichten «Endegeest", «Voorgeest" en «Rhijngeest". (Zie ing. St. No. 285). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot goedkeuring van deze stukken besloten. XI. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1919, van het Openbaar Slachthuis. (Zie Ing. St. No. 285.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot goedkeuring van den staat besloten. XII. Balans en Verlies- en Winstrekening, dienst 1919, van het Openbaar Slachthuis. (Zie Ing. St. No. 285.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot goedkeuring van deze stukken besloten. XIII. Balans en Verlies- en Winstrekening, dienst 1919, van het Levensmiddelenbedrijf. (Zie Ing. St. No. 285). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot goedkeuring van deze stukken besloten. XIV. Balans en Verlies- en Winstrekening, dienst 1919, van het Vleesch- en Vischbedrijf. (Zie lug. St. No. 285.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot goedkeuring van deze stukken besloten. XV. Balans en Verlies- en Winstrekening, dienst 1919, van het Grondbedrijf. (Zie Ing. St. No. 285.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot goedkeuring ran deze stukken besloten. XVI. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1919, van de Gemeentelijke Bank van Leening. (Zie Ing. St. No. 285.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot goedkeuring van den staat besloten. XVII. Balans en Verlies- en Winstrekening, dienst 1919, van de Gemeentelijke Bank van Leening. (Zie Ing. St. No. 285.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot goedkeuring van deze stukken besloten. (De heer J. P. Mulder had de vergadering tijdens de be handeling van dit punt lijdelijk verlaten.) XVIII. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1919, van den Armenraad. (Zie Ing. St. No. 285). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot goedkeuring van den staat besloten. XIX. Suppletoire staat van begrooting, dienst 1920, van den Armenraad. (Zie Ing. St. No. 285.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot goedkeuring van den staat besloten. XX. Praeadvies op het verzoek van J. W. van Hoeken om het te bouwen gebouwtje op het perceel Rijnsburger weg No. 34, van hout te mogen maken. (Zie Ing. St. No. 282.) De beraadslaging wordt geopend. De heer J. P. Mulder. M. d. V. Ik heb geen bezwaar tegen dit voorstel, maar ik wensch alleen de opmerking te maken, dat, als men rekening wil houden met de werkelijkheid, men hier niet moet spreken van «het te bouwen gebouwtje", maar van «het reeds gebouwde gebouwtje". De Voorzitter. Mij was van dit geval niets bekend en ik zal, indien de opmerking van den heer Mulder inderdaad juist blijkt te zijn, dan ook degenen wien het betreft, er opmerkzaam op maken dat zulks niet aangaat. Intusschen blijft de Raad vrij in zijn oordeel omtrent deze zaak. Vereenigt de Raad zich niet met dit voorstel, dan zal het gebouwtje, indien het er ten minste al is, afgebroken moeten worden. Wij moeten echter in het voorstel blijven spreken van het te bouwen gebouwtje; anders zouden wij sanctioneeren, dat het reeds gebouwd is. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXI. Voorstel: a. tot onttrekking aan den openbaren dienst van een strook gronds aan de Aalmarkt; b. tot verhuring van de sub a bedoelde strook gronds aan de firma J. A. Ham Co. (Zie Ing. St. No. 283). Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXII. Voorstel: a. tot wijziging van het Raadsbesluit van 28 Februari 1907, in zake de toekenning van eene jaarlijksche bijdrage in de kosten van restauratie der Pieterskerk; b. tot wijziging der begrooting, dienst 1920, in verband met de verhooging der sub a bedoelde bijdrage. (Zie Ing. St. No. 275.) De beraadslaging wordt geopend. De heer A. Mulder. M. d. V. Gevraagd wordt om het subsidie te verdubbelen, gelijk het Rijk en de provincie ook doen, maar nu zou ik gaarne willen weten of ook het dubbele zal worden verwerkt. Ik vraag dat om eeri bijzondere reden. Er zou dan namelijk 16000.aan verwerkt moeten worden, terwijl het bedrag in werkelijkheid niet zoo hoog is. Ik heb geen bezwaar tegen dit voorstel, maar ik stel alleen een vraag. De Voorzitter. Vroeger werd ƒ2500. verwerkt van het Kerkbestuur en verder: ƒ4000.van het Rijk, ƒ1000.van de provincie en ƒ500.van de gemeente, tezamen ƒ8000; dus van het kerkbestuur ƒ2500.en van de overblijvenden ƒ5500.— Die ƒ5500.wordt verdubbeld, zoodat thans ver werkt zal worden ƒ8000 4- ƒ5500 13500. De heer A. Mulder. Dank u, Mijnheer de Voorzitter! De heer Sijtsma. M. d. V! Toen indertijd voor den eersten keer dit subsidie werd aangevraagd, hebben anderen en ik tegengestemd op grond hiervan, dat van andere zijde aan de Commissie van de Nederduitsch Hervormde Kerk het geld werd aangeboden. De Vrijzinnig Hervormden wilden namelijk jaarlijks het geld storten, zelfs een grooter bedrag, indien men één dienst op Zondag aan hen gaf teneinde dan gods dienstoefeningen te houden. Men heeft dat versmaad, wetende dat men het geld toch van de gemeente zou krijgen. Om die reden gevoel ik er niet veel voor de gemeentelijke bijdrage te verdubbelen. De Voorzittee. Dit is een kwestie, welke hier eigenlijk niet ter sprake behoort te komen; het gaat er immers alleen om, een monumentaal gebouw als zoodanig te behouden. Indien het gebouw niet van kerkelijken, maar van andoren aard was, b.v. van wetenschappelijker!, waarin het geheele land belang kon stellen, zou men het ook met behulp van Rijk, provincie en gemeente kunnen restaureeren. Wij kunnen als Gemeenteraad niet treden in de inwendige beroerseleri van de kerk en ik kan dan ook niet anders doen dan de aan neming van dit voorstel aanbevelen. De reden van het indienen van dit voorstel is het hooger worden van de loonen en het in prijs stijgen van de bouwmaterialen, want hoe langzamer men met het afbouwen van de kerk voortgaat, hoe duurder het wordt. Daarom is het beter, dat men de bijdragen ver dubbelt. Ik vind het dan ook wel jammer, dat ook het Rijk bij het verleenen van het subsidie geen ander systeem heeft gevolgd, want, indien men het in korter jaren had gedaan en de vorige jaren een hooger subsidie bad gegeven, dan zou men het werk natuurlijk veel goedkooper hebben kunnen afmaken. Door

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 4