MAANDAG 23 AUGUSTUS 1920. 481 voorstel, waarvan de gevolgen nagenoeg niet te overzien zijn en dat het is gebleken tot zoo verschillende opvattingen aanleiding kon geven. De heer Dubbeldeman is van zijn voorstel toen, naar het mij voorkomt, iets gaan maken, wat bepaaldelijk in strijd is met het ambtenarenreglement en het werklieden- reglement, en ook met de regeling van de vacanties, welke ik geef aan de politie. Daarom moet men nu niet de schuld geven aan Burgemeester en Wethouders; zij hebben fles middags in den aanvang der vergadering aangekondigd, dat zij op dit punt met een zelf standig voorstel zouden komen. Nu wil ik volstrekt niet den heer Dubbeldeman persoonlijk beschuldigen, maar ik wil toch wel in het algemeen de vraag stellen, waarom de Raadsleden in die vergadering het zoo lang gemaakt hebben, terwijl dit toch eigenlijk niet noodig was; men had zich best kunnen bekorten, want men wist, dat dit voorstel nog aan de orde zou komen, omdat de zaak toen haar beslag mo?st krijgen. Burgemeester en Wethouders wilden de machtiging van den Raad hebben om nog voor dit jaar te mogen afwijken van het werkliedenreglement wat betreft de verloven en ik her haal dat, als het voorstel toen niet behandeld was, men de geheele maand Augustus zou hebbsn moeten missen. Vandaar dat een spoedeischende behandeling door ons noodzakelijk werd geacht. De heer de Lange. M. d. V. Ik heb natuurlijk niet willen zeggen en heb ook niet gezegd, dat Burgemeester en Wet houders in een volgende vergadering nog praeadvies zouden hebben moeten uitbrengen over hun eigen voorstel. Neen, ik heb gezegd, dat naar mijn oordeel Burgemeester en Wet houders hadden moeten voorstellen in de volgende vergadering praeadvies uit te brengen over het voorstel-Dubbeldeman. Dan hadden zij de geheele zaak behoorlijk kunnen voorbe reiden en had de Raad a tête reposée kunnen besluiten. Wij hebben besloten zonder voldoende gegevens en Burge meester en Wethouders dat is het euvel hebben ons genoopt een besluit te nemen, ten aanzien waarvan niet Burgemeester en Wethouders, maar wij, Raad, niet behoorlijk konden beschikken over de gegevens, welke wij noodig hadden. Dat moeten Burgemeester en Wethouders voorkomen, maar ik vrees, dat Burgemeester en Wethouders zoo gehandeld hebben omdat zij den wind wenschten te nemen uit de zeilen van het sociaal-democratisch voorstel. De Voorzitter. Ik heb u toch al gezegd, dat Burgemeester en Wethouders, nog voordat zij iets van het voorstel van den heer Dubbeldeman afwisten, reeds besloten hadden hun voorstel als spoedeischend in den Raad te brengen De heer de la Rie. M.d. V. Ik heb op hetgeen ik gevraagd heb geen antwoord gekregen. Gij hebt wel uitgelegd wat de vorige maal was gebeurd, maar dat wist ik wel, want ik had het zelf bijgewoond. Ik wilde vragen of alléén de menschen, die tusschen de 6 en 10 dagen verlof hebben, die 4 dagen meer krijgen, of dat die 4 dagen ook op al de andere ver loven worden gelegd. Het is usance, dat, als het minimum wordt verhoogd, ook de verloven, die meer dan dat minimum zijn, worden veihoogd. Ik zou dus gaarne een antwoord ont vangen op de vraag hoe Burgemeester en Wethouders het genomen besluit uitleggen. De Voorzitter. Burgemeester en Wethouders hebben niets uit te leggen, want de Raad heeft dat gedaan en wel in dien zin, dat voor dit jaar in de verordening daar, waar staat »6", zal gelezen worden »10". Of anderen langere vacanties krijgen hangt af van de vraag of de dienst het toelaat en staat niet ter competentie van den Raad. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik begrijp, dat in onze vorige vergadering eenige verwarring heeft geheerscht, en ik stem toe, dat toen niet alle Raadsleden de rekbaarheid van mijn voorstel hebben begrepen. Mijnheer de Voorzitter! U verwijst naar »Het Volk", maar met dien correspondent heb ik niets te maken; onze corres pondent zat op dat oogenblik niet meer aan de perstafel en wie het werk van hem heeft overgenomen, kan mij niet schelen. Evenmin kan het mij schelen of die correspondent een Raadslid is, zooals er wordt geroepen. Aan mij was door onze fractie de taak opgedragen om dat voorstel toe te lichten en ik heb dat nagelaten op verzoek van u, Mijnheer de Voorzitter! Ik geef toe, dat de mentaliteit van de Christelijke arbeiders raadsleden u een poets heeft gebakken. Gij hebt gedachtdat amendement van de S. D. A. P. wordt toch van de baan geknikkerd, laat ik er daarom maar direct over laten stemmen. Er werd over gestemd en toen werd het bij verrassing aangenomen. Toen zat niet alleen de Voorzitter, maar waarschijnlijk het geheele college van Burge meester en Wethouders in angst. Dat lag niet aan mij, maar aan u, Mijnheer de Voorzitter! Indien gij mij, al was het laat, de gelegenheid had gegeven om mijn voorstel toe te lichten, dan had ik den Raadsleden duidelijk kunnen maken welke mijn bedoeling met dat voorstel was. Ik wil het nu in het kort nog even doen, omdat daarvan wellicht zal afhangen wat wij in een volgende vergadering zullen voorstellen. Ik stem toe, dat mijn voorstel, evengoed als dat van Burgemeester en Wethouders, bedoelde een regeling te treffen in afwachting van een volledige herziening van zoowel het Ambtenaren- als het Werkliedenreglement. Ik stelde voor om aan het gemeentepersoneel vier dagen extra verlof toe te kennen boven de reeds vastgestelde verloven. Over wie had ik het nu? Over het gemeentepersoneel, en wat stelde ik voor Om aan het geheele personeel, in dienst van de gemeente, vier dagen extra verlof toe te kennen. Toen heeft de Voorzitter gezegd, dat dat niet ging, maar bij mij wil dat er nog niet in. Ik zal er een voorbeeld van geven. Als de heeren inzage nemen van deze stukken het zijn afschriften van officieele stukken van Burgemeester en Wethouders, welke ik van een ambtenaar heb gekregen; diens naam noem ik echter niet, want anders moet ook hij voor het zondaarsbankje komen dan zullen zij zien, dat een afdeelingschef recht heeft op 16 vacantiedagen per jaar. Dat is toch duidelijk, Burgemeester en Wethouders hebben dat vastgesteld, zoowel voor de ambte naren als voor de werklieden. Ik kende het bestaan van die verordening. De Voorzitter. Dat is geen verordening, maar een regeling, welke gemaakt is voor de Lichtfabrieken. De heer Dubbeldeman. Ik heb in mijn voorstel niet gezet, dat die tijdelijke ruimere verlofregelingen in de verordeningen moesten veranderd worden, maar alleen dat aan het gemeente personeel boven de reeds vastgestelde verloven vier extra dagen zouden worden toegekend. Het doet er dus niet toe wie die verloven heeft vastgesteld en op welke wijze dat is ge schied. De bedoeling was alleen die vier extra dagen te geven, hetgeen zeer gemakkelijk kon worden uitgevoerd. Men had slechts aan de hoofden van de takken van dienst behoeven te zeggen, dat zij aan de ambtenaren en werklieden vier dagen meer verlof moesten toekennen dan dezen in 1919 hadden genoten, en de geheele zaak was opgelost geweest. Ik begrijp niet, dat de Voorzitter kan zeggen dat het on doenlijk is, als iemand b.v., die 30, 40 tot 200 werklieden in zijn bedrijf werkzaam heeft, en tegen zijn onderhaas zou zeggen: geef aan die werklieden ditmaal 4 dagen meer va- cantie dan zij verleden jaar gehad hebben, dat dit ondoenlijk zou zijn. Ik zie niet in, dat zoo iets onuitvoerbaar is. En de politie, zegt men. Het hoofd van de politie is ten slotte ook een chef van een tak van dienst. Als de Raad besluit, dat ook de ondergeschikten bij dien tak van dienst 4 dagen meer zullen krijgen De Voorzitter. U hebt het mis; over de verloven van de politie heeft de Raad volgens de wet niets te zeggen. De heer Dubbeldeman. U hebt het mis; dat komt omdat u altijd met formalisme, het tegendeel van democratie, aan komt. Als u meent, dat mijn voorstel niet uitgevoerd kan worden, dan hebt ge het mis. Geef mij de kans het uit te voerendan komt het in de maand September nog klaar en dan krijgen de menschen, waaraan zij behoefte hebben. De heeren zijn allen 2 of 3 weken weg geweest en als wij eenige dagen meer vragen voor de ambtenaren en werklieden dan vindt men het te veel. In elk geval staat vast, dat de Raad mijn voorstel aange nomen heeft. De Raad heeft beslist dat 4 dagen verlof ge geven zouden worden boven het reeds vastgesteld aantal dagen en dan vind ik het niet te pas komen, dat de Voorzitter op treedt op een manier als toen het geval is geweest. Ik weet, hij heeft het niet gedaan om mij speciaal onaangenaam te zijnhij heeft het gedaan omdat hij erin zat. De Voorzitter. Neen, Burgemeester en Wethouders hebben het gedaan om den menschen nog dit jaar aan hun meerdere verlofdagen te helpen. Het voorstel van den heer Dubbeldeman helpt echter geen enkelen werkman; hij wil alleen eenige ambtenaren bij de Lichtfabrieken aan 4 dagen meer .verlof helpen; dat is het eenige resultaat van zijn voorstel. De hoofdquaestie is, dat de heer Dubbeldeman den Raad dingen wil laten besluiten, welke niet ter competentie van den Raad staan, en welke deze dus eenvoudig niet doen kan. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Wat doet dat er op het oogenblik toe? Het was een noodmaatregel. Het ging bij mij niet om formalisme, maar het ging er alleen om te voldoen aan het verzoek van de ambtenaren en werklieden. De Voorzitter. Geen enkelen werkman helpt de heer Dubbeldeman er mede; alleen enkele ambtenaren. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik ben voorzitter van een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 13