480
MAANDAG 23 AUGUSTUS 1920.
heb ook gezegd, dat dit voorstel onuitvoerbaar was, omdat
men niet tegen de bestaande verordeningen kon ingaan. Ook
kan niet »het gemeentepersoneel" die vier dagen meer krijgen.
Ik noem bijvoorbeeld de politie, waarvan de verloven niet
door den Raad worden geregeld, terwijl hetzelfde geldt voor
degenen, die niet onder de verordening op de rechtspositie
vallen. Door de aanneming van het voorstel van den heer
Dubbeldeman nam de Raad een besluit ik heb dat in de
de vorige zitting herhaaldelijk betoogd, dat onuitvoerbaar
was. Dat de verloven niet met drie dagen zouden worden
verlengd voor zoover dat althans voor verwezenlijking vatbaar
was gelijk Burgemeester en Wethouders voorstelden, maar
met vier dagen, dat was natuurlijk iets anders en ik meen ook,
dat de Raadsleden, toen zij aan het voorstel van den heer
Dribbeldeman hun stem gaven, hebben bedoeld in dien zin
een besluit te nemen. Later ben ik in die meening nog ver
sterkt, want, als ik zie de couranten van de partijen, waar
toe de heeren behooren, die er de meeste oppositie tegen hebben
gemaakt, dan lees ik bijvoorbeeld in »De Tribune' dit:
»Naar aanleiding van adressen van de federatie en den
modernen bond om meer vacantie en toeslag, stelden Burge
meester en Wethouders voor, het minimum van 6 op dagen
te brengen en de S. D. A. P. om alle vacantie's met 4 dagen
te verlengen, 's Nachts om twaalf uur kwam deze zaak aan
de orde. Het voorstel van de S. D. A. P. werd bij vergissing
aangenomen, omdat men meende, dat het eenvoudig van de
9 dagen 10 maakte."
Leest men »Het Volk", dan blijkt, dat het voorstel van den
heer Dubbeldeman daarin ook niet zoo wordt opgevat als
deze zegt te bedoelen, want er staat
»Tot slot van de vergadering kwam aan de orde een voor
stel namens onze fractie om de gemeente-ambtenaren en
werklieden 4 dagen langer vakantie te geven, welk voorstel
alleen bedoeld werd voor hen, die ten hoogste 14 dagen
vakantie hebben," enz.
Ik heb in de vorige vergadering met nadruk gezegd: weet wat
gij doet, want het is niet mogelijk, dat de Raad vier dagen op
ieders vacantie zet. Wat is »het reeds vastgestelde verlof?"
heb ik gevraagd en ik herhaaldat bestaat niet. De verordening
heeft hier een minimum vastgesteld en verder wordt het geven
van verlof uitdrukkelijk overgelaten aan Burgemeester en
Wethouders, die dat doeri in de instructies, welke zij moeten
vaststellen, terwijl overigens de verloven gelden, welke in de
oude verordeningen zijn opgenomen of op traditie berusten,
maar de Raad heeft in deze in allen geval geen zeggenschap.
Het was te doen om den menschen meer vacantie te geven
en het eenige, wat moest gedaan worden, was het nemen van
een dadelijk uitvoerbaar besluit; daarom heb ik voorgesteld
het genomen besluit te expliceeren in den door mij genoemden
zin. De opvatting, neergelegd in de toelichting van deri heer
Dubbeldeman, kan, meende ik, bij de Raadsleden niet heerschen.
Er is dan ook door den Raad een explicatie vastgesteld; bij
stemming toch is het amendement van den heer Dubbeldeman
toen verklaard aldus te moeten worden opgevat, dat het aan
tal verlofdagen voor de werklieden in maximum tien in plaats
van negen zou zijn en voor de ambtenaren in minimum eveneens
tien in plaats van negen. Willen de dames en heeren het echter
op een namiddag anders beslissen en bepalen, dat de een zooveel
verlof zal krijgen en de ander zooveel, tegen alle verordening
in, goed, maar dat verandert aan den toestand van het oogen-
blik niets. Men had zich vergist en toen heeft de Raad uitge
sproken, dat het genomen besluit in een bepaalden zin moest
uitgelegd worden. Anders zou het onuitgevoerd zijn gebleven
en hadden wij als eerste punt op de agenda van heden ge
plaatst: voorstel tot intrekking van het in de vorige verga
dering genomen Raadsbesluit. En was dit niet geschied, dan
zou het ter vernietiging zijn voorgedragen, want het gaat
dwars tegen de verordening in en is dus onwettig.
Waar zou men ook anders heen gaan? Waar zou boven
dien de billijkheid blijven? Bij den eenen tak van dienst
heeft men grootere vacantie's dan bij den anderen; nu zou
het toch alleronbillijkst zijn om overal eenzelfde aantal dagen
op te leggen.
Men ziet dit trouwens zelf zeer goed in; anders had men,
dunkt mij, niet in Het Volk geschreven of laten schrijven:
het voorstel was alleen bedoeld voor hen, die ten hoogste 14
dagen vacantie hebben. Dat heb ik uit het voorstel niet kun
nen lezen.
Binnenkort zal, naar ik heb toegezegd, het praead vies komen
op het verzoek van den Ambtenarenbond, waaruit het voor
stel van den heer Dubbeldeman overgenomen is; dan komt
ook de vacaritietoelage ter sprake en dan zal er tevens ge
legenheid zijn om verandering aan te brengen in het werk
liedenreglement en de verordening regelende den rechtstoe
stand der ambtenaren.
Wat nü besloten is, geldt slechts voor één jaar; als de
eventueele wijzigingen, waarover ik zooeven sprak, in behan
deling komen, kan men nieuwe voorstellen doen; dat is de
regelmatige gang van zaken.
Ik herhaal, het ware beter geweest als deze zaak rustig
behandeld was, maar a qui la faute? Waarom heeft men in
de vorige vergadering over allerlei dingen zoo vreeselijk larig
zitten praten, zóó lang, dat het over 12 uur des nachts ge
worden was eer deze zaak aan de orde kwam
De heer Dubbeldeman schijnt dat te ontkennen, maar hij
heeft toch ten minste een half uur gewijd aan critiek op een
advies van de Commissie van Financiën, dat absoluut niet
door Burgemeester en Wethouders overgenomen was; integen
deel, het voorstel van Burgemeester en Wethouders was in
strijd met het advies van die Commissie. En dat deed de heer
Dubbeldeman niettegenstaande hij wist, dat aan het eind van
de vergadering deze zaak nog in behandeling moest komen,
want er was haast mede; als zij niet in die vergadering werd
afgedaan, zou immers de geheele maand Augustus voor de
vacantie verloren zijn geweest!
Zijn er leden, die het genomen besluit, gelijk het ge
ëxpliceerd is door den Raad, ingetrokken willen hebben, dan
kunnen zij een voorstel daartoe indienen. Ik zal het dan tot
dat einde plaatsen op de agenda van de volgende vergadering.
De heer de Lange. M. d. V. Ik zou over deze zaak niet
het woord gevraagd hebben, als u niet de vraag gesteld hadt:
a qui la faute? Nu u deze vraag gesteld hebt en de schuld
wilt leggen op den heer Dubbeldeman, zeg ik wat mij op het
hart ligt: de fout heeft gelegen bij Burgemeester en Wet
houders eri niet bij den heer Dubbeldeman. Burgemeester en
Wethouders hebben den Raad geleid op een pad waartegen
zij bij monde van den Voorzitter de Raadsleden altijd zoo
waarschuwen. Terecht krijgen de Raadsleden altijd de waar
schuwing te hoorendoet toch geene onvoorbereide voor
stellen; overdenkt de zaken goed, enz. En nu komen Burge
meester en Wethouders den Raad vragen om een zaak, welke
absoluut niet spoedeischend was er was niet één menschen-
leven mede gemoeid, en wij zullen hopen dat er na 1920 nog
jaren genoeg zullen komen toch als spoedeischend te
behandelen, terwijl niet één lid van den Raad vooraf het
werkliedenreglement heeft kunnen raadplegen er\ Burgemeester
en Wethouders niet van te voren duidelijk hebben in het
licht gesteld het gevaar van het voorstel-Dubbeldeman.
Burgemeester en Wethouders hadden niet moeten komen
met dat spoedeischend voorstel, doch hadden die zaak bij zich
moeten houden om praeadvies. Dan hadden wij behoorlijk
voorbereid in een volgende vergadering een besluit kunnen
nemen, dat niet op zoo onverkwikkelijke wijze genomen zou
zijn als thans geschied is.
A qui la faute? Ik antwoord: aan Burgemeester en Wet
houders.
De Voorzitter. Ik ben het niet met den heer de Lange eens.
Vooreerst, het maakt een groot verschil of een voorstel
uit den Raad komt dan wel van Burgemeester en Wethouders.
Als wij met een voorstel komen om het aantal vacantiedagen
tot 9 uit te breiden, dan is dat natuurlijk door ons voorbereid
en dan hébben wij nagegaan of dat bij de verschillende diensten
mogelijk is. Dit zeg ik niet, omdat ik vind, dat Burgemeester
en Wethouders zooveel hooger staan of de zaken in het algemeen
beter weten dan de Raad, maar omdat uit den aard der
zaak een voorstel van Burgemeester en Wethouders beter
wordt voorbereid, aangezien zij van te voren daarover de
deskundige personen hebben kunnen hooren.
Ik kan het wel in het algemeen met den heer de Lange
eeris zijn, dat men niet zonder noodzaak met spoedeischende
voorstellen moet komen, maar het maakt, groot verschil of
spoedeischende voorstellen komen van Raadsleden, die zelf
moeten erkennen: wij weten er het fijne niet van; wij doen
het om iemand te believen of om welke reden ook, of dat zij
van Burgemeester en Wethouders afkomstig zijn.
De heer de Lange. Burgemeester en Wethouders hadden
praeadvies moeten geven.
De Voorzitter. Hoe hebben wij praeadvies kunnen geven
over ons eigen, volgens ons spoedeischend, voorstel, dat immers
los van het verzoek van den Ambtenaarsbond stond? Wij zouden
toch met ons voorstel gekomen zijn ook zonder dat het request
van dien bond was ingekomen. De quaestie was echter deze.
Aangezien met de voorbereiding in het Georganiseerd Overleg en
het uitbrengen van de adviezen van de chefs van de takken
van dienst nogal wat tijd gemoeid was en het reeds einde Juli
was, achtten wij het wenscheltjk, dat de zaak nog in de vorige
vergadering haar beslag kreeg. Zeker, er zijn geene menschen-
levens mede gemoeid, maar het was toch ontegenzeggelijk
van belang, dat spoed betracht werd en er bestond te minder
bezwaar tegen, nu de chefs van de takken van dienst gead
viseerd hadden, dat het mogelijk was het maximum-getal
verlofdagen tot 9 uit te breiden. Het was dus zeer natuurlijk,
dat Burgemeester en Wethouders dit voorstel indienden en
het als spoedeischend behandeld wilden zien.
Dit is echter geheel iets anders dan te komen met een