GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 179 ST1KKK>. N°. 272. Leiden, 31 Juli 1920. Nadere overweging heeft ons doen zien, dat art. 2 der eerste en art. 1 der tweede concept-verordening, behoorende bij Ing. Stuk no. 268, niet voldoende alle zich hier voordoende gevallen omvatten. Met name zouden moeilijkheden kunnen rijzen ten aanzien van weduwe- en weezenpensioenen van vóór 1 October 1917 resp. 1 Januari 1919 gepensionneerde ambtenaren, welke weduwe- en weezenpensioenen zelf na genoemde data zijn verleend, en ten aanzien van pensioenen van enkele categorieën ambtenaren, voor wie de salarisher zieningen op andere data zijn ingegaan dan de genoemde. Wij stellen II daarom nader voor art. 2 sub a en i der eerste verordening als volgt te lezen: a. de pensioenen, die berekend zijn naar wedden, welke niet met ingang van 1 October 1917 of van een lateren datum tengevolge van een algemeene salarisherziening zijn verhoogd, met 40 b. de pensioenen, die berekend zijn naar wedden, welke met ingang van 1 October 1917 of van een lateren datum vóór 1 Januari 1919, doch niet met ingang van 1 Januari 1919 tengevolge van een algemeene salarisherziening zijn ver hoogd, met 30 En art. 1 sub a en b der tweede verordening als volgt: a. op de pensioenen, die zijn ingegaan op of' na 1 October 1913, en berekend zijn naar wedden, welke niet met ingang van 1 October 1917 of van een lateren datum tengevolge van een algemeene salarisherziening zijn verhoogd, alsmede op de pensioenen van weduwen en weezen van vóór 1 October 1913 gepensionneerde gemeente-ambtenaren van 40%; b. op de pensioenen, die berekend zijn naar wedden, welke met ingang van 1 October 1917 of van een lateren datum vóór 1 Januari 1919, doch niet met ingang van 1 Januari 1919 tengevolge van een algemeene salarisherziening zijn ver hoogd van 30 Eindefijk wijzen wij er nog op, dat in art. 2 regel 5 der tweede verordening het woordje het" moet geschrapt worden. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 273. Leiden, 2 Augustus 1920. De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te deelen, dat zij, indien Uwe Vergadering besluit tot toekenning over het jaar 1920 van eene extra vergoeding ten bedrage van 400.aan het Leidsch Volkshuis voor het gebruik van lokalen en hulpmiddelen ten behoeve van het Herhalings- onderwijs (Ingek. St. No. 260), zij tegen de daarbij overge legde begrootingsregeling geen bezwaar heeft. Voorts heeft de Commissie geene bedenking tegen de door Burgemeester en Wethouders voorgestelde wijziging van de Verordening, regelende de heffing van een keurloon van visch te Leiden (Ingek. St. No. 270). Zij adviseert U mitsdien overeenkomstig die voordracht te besluiten. Aan den Gemeenteraad. De Commissie van Financiën. N°. 274. Leiden, 10 Augustus 1920. Ingevolge de artt. 3 en 4 der Wet van 5 April 1870 (Staats blad No. 63), moet vóór den len September a. s. door den Gemeenteraad aan den Commissaris der Koningin een opgave worden ingezonden voor de benoeming van drie leden van het College van Zetters voor 's Rijks directe belastingen, be staande uit tweemaal zooveel personen als er leden te be noemen zijn. Op den laatsten December van dit jaar moeten volgens rooster aftreden de heeren D. van Lith, J. P. Fontein en W. Fontein, die evenwel herbenoembaar zijn. Wij geven U mitsdien in overweging tot de vaststelling van deze opgave over te gaan, waarvoor wij U hierbij eene aanbeveling aanbieden. Opgave van personen ter benoeming tot Zetter van 's Rijks directe belastingen. I. 1°. DIRK VAN LITH, wonende te Leiden, bouwkundige, geboren 10 Maart 1872. (aftredend). 2°. JACOBUS ZITMAN, wonende te Leiden, bouwkundige, geboren 9 October 1864. II. 1°. JOHANNES PAULUS FONTEIN, wonende te Leiden, kruidenier, geboren 11 Maart 1854. (aftredend). 20. ANTHONY LEENDERT DE VLIEGER, wonende te Leiden, koopman, geboren 8 April 1872. III. 1°. WILLEM FONTEIN, wonende te Leiden, bouwkundige, geboren 8 Mei 1864. (aftredend). 2°. ARIE VAN'T RIET, wonende te Leiden, bouwkundige, geboren 27 October 1856. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. No. 275. Leiden, 10 Augustus 1920. In Uwe Vergadering van 28 Februari 1907 (Ingek. Stukken No. 49) werd besloten aan de Gemeente-Commissie van het Nederduitsch Hervormd Kerkgenootschap gedurende 20 jaar eene jaarlijksche bijdrage te verleenen van 500.in de restauratiekosten van de Pieterskerk alhier, onder voorwaarde: lc. dat de bijdragen uit de kerkelijke fondsen en van par ticulieren in de kosten dier restauratie tezamen jaarlijks ten minste f 2500.bedragen 2°. dat na verloop van ieder jaar door de Gemeente-Com missie verslag wordt uitgebracht van de in dat jaar verrichte werkzaamheden en de daaraan verbonden kostenen 3°. dat de uitbetaling niet zal plaats hebben, wanneer in een bepaald jaar het bedrag der aan de restauratie verwerkte gelden minder dan ƒ8000.mocht blijken te hebben bedragen. In nevensgaand schrijven verzoekt de Gemeente-Commissie ons nu te bevorderen, dat de gemeentelijke subsidie met het oog op de verhooging der loonen en de hoogere prijzen der materialen worde verdubbeld, üok tot den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en de Provinciale Staten van Zuid-Holland heeft de commissie verzoeken ge richt om verdubbeling der Rijks- en Provinciale subsidiën, welke tot nog toe resp. f 4000.en f 1000.per jaar be droegen. Aan restauratie zou dan voortaan f 5.500 meer per jaar kunnen worden bèsteed. Het komt ons voor, dat de opgegeven reden eene verdub beling der subsidie alleszins wettigt en dat alleen op die wijze eene belangrijke vertraging van de restauratie kan worden voorkomen. Onder mededeeling, dat 't Rijk en de Provincie gunstig op het verzoek hebben beschikt, geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging: a. Uw besluit 28 Februari 1907 in dien zin te wijzigen, dat de jaarlijksche bijdrage te beginnen met het jaar 1920 wordt bepaald op f 1000.en de aan de restauratie ver werkte gelden in 1920 en volgende jaren ten minste 13500. moeten bedragen. b. over te gaan tot vaststelling van nevensgaanden staat van af- en overschrijving. Op den post voor »Onvoorziene Uitgaven" is nog 54103.83 beschikbaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 20 April 1920. Edel Achtbare Heeren. De Gemeente-Commissie van het Nederduitsch Hervormd Kerkgenootschap te Leiden neemt" beleefd de vrijheid het volgende onder Uwe aandacht te brengen: Ten behoeve van de herstellingswerken aan de St. Pieters kerk te Leiden werd door den Gemeenteraad, in verband met de door Z. E. den Minister van Binnenlandsche Zaken toegestane Rijks-subsidie groot ƒ4000.per jaar, eveneens een jaarlijksche subsidie toegekend, groot ƒ500. Tot dusver is het werk met dit bedrag uitgevoerd, doch de verhooging van loonen en materialen is oorzaak dat de hoeveelheid uitgevoerd werk langzamerhand belangrijk moest worden ingekrompen, met gevolg dat de restauratie daardoor zeer wordt vertraagd en het tijdperk daarvoor bestemd be langrijk zal worden overschreden. De Gemeente-Commissie is daaróm te rade gegaan voren staande feiten onder de aandacht te brengen van Z. E. den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, met verzoek de tot dusver genoten subsidie te verdubbelen, en onder mededeeling dat bij gunstige beschikking een zelfde verzoek aan de Provinciale Staten van Z. H. en aan den Gemeenteraad van Leiden zou gedaan worden. Nu van Z. E. den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen bericht is ontvangen dat voor 1920 de Rijks subsidie is uitgetrokken op ƒ8000.verzoekt de Gemeente- Commissie Uw College beleefd te willen bevorderen dat de tot dusver van Gemeentewege genoten subsidie eveneens worde verdubbeld. Daar de omvang der dit jaar uit te voeren werken eerst dan is vast te stellen wanneer het bedrag der te ontvangen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 1