MAANDAG 26 JULI 1920. 403 stellen zich een oordeel te vormen over hun bezwaren. Zooals ik echter zeide, de Raad moet het maar wetennoodig acht ik het uitstel niet en met de gegevens, welke ik heb verstrekt, is er ook geen behoefte aan uitstel. De Voorzitter. Naar aanleiding van de vraag van den heer de Lange of Burgemeester en Wethouders de verzekering kunnen geven, dat, indien de behandeling van dit voorstel wordt aangehouden, deze verordening niet met 1 October in werking zal kunnen treden, wil ik aan het gesprokene door den heer Pera toevoegen, dat ik den Raad wel kan verzekeren, dat de verordening in geen geval precies op 4 October in werking zal kunnen treden, want, wat men er ook aan doet, men kan de bureaux, welke over de al dan niet goedkeuring van zulk een verordening moeten adviseeren, nooit tot haast bewegen. Het wordt tijd deze zaak af te doen en daarop komt het aan. Als wij telkens voor groote uitgaven komen te staan, moeten wij zorgen de gemeentefinanciën in orde te houden. Waar het Slachthuis over 1919 een tekort heeft op geleverd van 36.000.mogen wij daarmede niet spot ten en niet met de behandeling van dit voorstel traineeren. De Raad moet zelf beslissen. Zijn er Raadsleden, die zich niet verantwoord achten over dit voorstel te beslissen zonder de slagers te hebben gehoord, laten zij dan tegenstemmen, maar Burgemeester en Wethouders kunnen niet op zich nemen om zich vóór het voorstel te verklaren en tot uitstel te advi seeren. In elk geval lijkt mij het voorstel niet in het belang van de gemeente. Ik zal nu het voorstel van den heer Heemskerk in stem ming brengen. Het strekt om de behandeling van dit voor stel uit te stellen tot vandaag over een week, naar alle waarschijnlijkheid althans; het is toch het voornemen van Burgemeester en Wethouders vandaag over een week weereen vergadering te houden, maar er kan natuurlijk iets tusschen- beiden komen. De beraadslaging wordt gesloten. Het voorstel van den heer Heemskerk wordt in stemming gebracht en met 20 tegen 6 stemmen aangenomen. Vóór stemmende heeren Kuivenhoven, Bisschop, van Weeren, Heemskerk, van Tol, Eikerbout, Oostveen, Bots, J. P. Mulder, de Lange, Oostdam, van Stralen, Groene veld, Wilmer, van Gruting, A. Mulder, de la Rie, mevrouw Dubbel- demanTrago, de heeren Leman en van der Zeeuw. Tegen stemmen: de heeren Pera, van der Lip, Splinter, van der Pot, Dubbeldeman en van Hamel. Punt XIX wordt vervolgens van de agenda afgevoerd. XX. Praeadvies op het verzoek van de Leidsche Teekenver- eeniging »Da Kunst om de Kunst" ter bekoming van een subsidie uit de gemeentekas. (Zie Irig. St. No. 247). De beraadslaging wordt geopend. De heer Oostdam. M. d. V. Ik ben niet tegen het verleenen van deze subsidie, maar ik wensch te vragen, welke waarborg er is, dat onbemiddelden inderdaad in de gelegenheid gesteld zullen worden om kosteloos van de teekenavonden gebruik te maken. Wij hebben geen enkele controle daarop. De Voorzitter. Ik kan antwoorden, dat de betrokken personen zich onmiddellijk zouden wenden tot Burgemeester en Wethouders, wanneer hun de gelegenheid daartoe niet geboden werd. Ik denk, dat, als iemand geweigerd werd om kosteloos van die teekenavonden gebruik te maken, niettegenstaande hij onbemiddeld is, zoo'n persoon met een klacht zal komen bij Burgemeester en WTethouders; dat lijkt mij de beste controle. De heer Oostdam. M. d. V. Ik ben voldaan door uw antwoord. Als de menschen zich kunnen wenden tot Burgemeester en Wethouders, dan is de zaak gezond. De beraadslaging wordt gesloten en zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. XXI. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden voor het aanbrengen van een scheidingswand in het groote bovenlokaal der school 2e klasse aan den Maresingel. (Zie Ing. St. No. 248.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten. XXII. Voorstel in zake wijziging van de vergoeding aan de bleekerspatroons uit te betalen voor het wasschen der goederen uit het depót van de Volksbewassching en van het tarief, aan de klanten in rekening te brengen. (Zie Ing. St. No. 249.) De Voorzitter. Van mevrouw DubbeldemanTrago is in gekomen een voorstel om in zake dit punt te besluiten de tariefsverhooging voor de klanten van het Waschbureau eerst te doen ingaan bij een inkomen boven 2500.«per jaar. Ik vraag, of dit voorstel voldoende ondersteund woidt. Aangezien het voldoende ondersteund wordt, kan het een onderwerp van beraadslaging en stemming uitmaken. Ik stel voor het voorstel van mevrouw DubbeldemanTrago tegelijk met het voorstel van Burgemeester en Wethouders te behandelen. Dienovereenkomstig wordt besloten. De beraadslaging wordt geopend. Mevrouw DubbeldemanTrago. M. d. V. Ik wensch er in de eerste plaats mijne afkeuring over uit te spreken, dat in den Raad gebracht wordt het voorstel om het tarief voor de klanten van het Waschbureau te verhoogen, terwijl de menschen reeds eenige weken de tariefsverhooging betalen moeten. Hiermede stelt men den Raad voor een fait accompli, wat niet de goede weg is. Zooals ik in mijne toelichting reeds gezegd heb, lijkt mij een tariefsverhooging van 25 een verhooging, weike vele huismoeders niet kunnen betalen. Het gevolg zal zijn, dat de vrouwen óf gedwongen worden zelf hare wasch te gaan doen, wat niet in het belang der volksgezondheid is, öf dat de menschen, wat, naar ik van de loopers van het Waschbedrijf vernomen heb veelvuldig voorkomt, de wasch om de 14 dagen medegeven, maar niet een dubbele wasch doch dezelfde hoe veelheid, wat ook niet in het belang van de hygiëne is. Dat is niet de bedoeling, waarmede de waschinrichting opgericht is. Een argument van Burgemeester en Wethouders voor tariefs verhooging is, dat de bleekerspatroons verhooging gevraagd hebben van de hun toegekende vergoeding, terwijl mij bekend is, dat zij heel happig zijn om voor 18 cents per K.G. te wasschen. Het is onlangs nog voorgekomen, dat een bleekers- patroon, die uitgesloten was van verdere behandeling der wasschen, heeft staan bidden en smeeken om weder in de gratie te komen en weder de wasschen te mogen behandelen. Waar dat zoo is, mag ik met grond zeggen, dat een ver hooging der vergoeding van de bleekerspatroons tot 19 cent ten eenenmale overbodig is. Men beroept zich ook op de loonsverhooging in het bleekers- bedrijf, maar wij weten allen, dat die verhoogingen niet de moeite waard zijn; die zijn zeker niet van dien aard dat zij verhooging van de vergoeding aan de bleekerspatroons moti- veeren. De loonen, die de bleekers betalen, zijn eenvoudig schandelijk. Daarom wil ik in de eerste plaats aan den Raad ontraden den patroons die verhoogde vergoeding te geven en in de tweede plaats voorstellen de tariefsverhooging voor de klanten eerst te doen ingaan bij een inkomen boven de ƒ2500.— per jaar. Dit lijkt mij de juiste grens, waarbij de menschen eenige verhooging zouden kunnen betalen. De Voorzitter. Ik heb geaarzeld om te spreken van »het voorstel" van mevrouw Dubbeldeman, want thans blijkt, dat haar bedoeling geen andere is dan om het voorstel van Burge meester en Wethouders te verwerpen. Het is dus beter, dat zij tegen het voorstel van Burgemeester en Wethouders stemt. Mevrouw DubbeldemanTbago. Neen, Mijnheer de Voor zitter! Ik zou u willen voorstellen dit voorstel van Burge meester en Wethouders te splitsen en eerst in stemming te brengen de verhooging van de vergoeding voor de bleekers patroons en daarna het verhoogde tarief voor de klanten van het Waschbureau. De Voorzitter. Gij zijt toch èn tegen de verhooging van de vergoeding aan de bleekerspatroons èn tegen de verhooging van het tarief? Mevrouw DubbeldemanTrago. Ja, Mijnheer de Voorzitter, tenminste voor de menschen met een inkomen, lager dan 2500 De Voorzitter. Gij kunt dan tegen het eerste gedeelte van het voorstel stemmen en daarna komen met een goed geformuleerd voorstel, waarin staat, dat voortaan door hen, die een inkomen beneden de ƒ2500.hebben, 0.20 per K. G. zal worden betaald. Zooals uw voorstel thans luidt, loopt het parallel met dat van Burgemeester en Wethouders en raken die voorstellen elkander niet.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 7