MAANDAG 26 JULI 1920.
423
Wat het amendement aangaat om drie in plaats van twee
personen op de voordracht te plaatsen, ik zou dat in ieder
geval zeer moeilijk vinden. Men weet hoe het gaat. De personen,
die op een voordracht moeten komen, behooren te worden
gepolst en, als er nu twee zijn, kan er één benoemd worden,
terwijl de ander dan een volgenden keer aan de beurt kan
komen om benoemd te worden, maar, wordt het een voor
dracht van drie personen, dan is het altijd moeilijk iemand
te vinden, die als no. 3 wil fungeeren. Een voordracht is
veel ernstiger, wanneer zij uit twee dan wanneer zij uit drie
personen bestaat, omdat de derde persoon moeilijk te vinden
is en somwijlen slechts als figurant dienst doet.
De Voorzitter. Op dit oogenblik is alleen aan de orde de
vraag of in artikel 3 zal gelezen worden »aanbeveling" dan
wel «voordracht".
De heer van Stralen. M. d. V. Ik wensch even mede te
deelen waarom wij het mede wenschelijk achten «aanbe
veling" en niet «voordracht" te lezen. De Raad heeft zeer
weinig invloed op de samenstelling en de verrichtingen van
het armbestuur en nu zullen Burgemeester en Wethouders
den eersten keer, zooals uit de overgangsbepaling blijkt, om
trent de samenstelling van de voordrachten advies vragen
aan de Commissie voor de Armenzorg. In die Commissie
heeft de arbeidersbeweging geen vertegenwoordiger en, indien
nu dat advies van die Commissie invloed moet hebben op de
voordrachten, door Burgemeester en Wethouders in te dienen,
vreezen wij, dat deze niet in onzen geest zullen uitvallen.
Ook daarom achten wij het wenschelijk «aanbeveling" in
plaats van «voordracht" te lezen.
De heer Heemskerk. M. d. V. Door den heer Wilmer is
als bezwaar tegen mijn amendement aangevoerd, dat, als een
voordracht wordt ingediend, de personen meer bekend zijn
dan in geval een aanbeveling wordt gedaan. Ik meen echter,
dat bij een aanbeveling die personen even goed bekend zijn.
De heer van der Lip. Men kan buiten een aanbeveling gaan.
De heer Heemskerk. De aanbevelingen worden even goed
bekend gemaakt als de voordrachten. Het eenige verschil is,
dat de Raad door een voordracht gebonden is, door een aan
beveling niet. Daarom ben ik juist vóór een aanbeveling. Als
wij in aanmerking nemen de tijdsomstandigheden, welke
medebrengen, dat alle categorieën in de maatschappij invloed
hebben op de samenstelling van wetgevende lichamen en
andere instellingen, moeten wij, naar ik meen, van het systeem,
dat de personen eigenlijk door Burgemeester en Wethouders
worden aangewezen, afwijken en behoort de Raad bij het
doen van benoemingen een enkelen keer in de gelegenheid
te zijn andere personen te benoemen dan die, welke door
het College naarvoren worden gebracht in den vorm van een
aanbeveling. Van de zijde van Burgemeester en Wethouders
heeft men natuurlijk gaarne de personen, die door hen zijn
aanbevolen. Dat keur ik natuurlijk volkomen goed, maar er
ligt toch niets stuitends in wanneer de Raad een ander
standpunt inneemt en van de aanbeveling afwijkt. Dat kan
met een voordracht niet, en gezien de wijze waarop zoo'n
voordracht door Burgemeester en Wethouders, met alle goede
bedoelingen, zal worden gedaan, meen ik toch dat in dit op
zicht de Raad eenige meerdere vrijheid moet hebben.
De Voorzitter. Namens Burgemeester en Wethouders kan
ik verklarendat zij er geen bezwaar tegen hebben een
voordracht van 3 personen te doen in plaats van een voor
dracht van 2 personen, omdat men bij een voordracht van 2
personen te zeer in zijn keuze beperkt wordt.
Zij zijn het echter volkomen met den heer Knuttel eens,
dat het voldoende is, dat op een aanbeveling 2 personen
voorkomen, want bij een aanbeveling kan men, buiten haar
om, toch al nemen wien men wil. Bij een voordracht is het
wel van gewicht, of er 2 dan wel 3 personen op voorkomen.
De beraadslaging wordt gesloten.
Het amendement van den heer Heemskerk wordt in stem
ming gebracht en met 16 tegen 10 stemmen aangenomen.
Voor stemmen: de heeren Kuivenhoven, Bisschop, Heems
kerk, van Tol, Eikerbout, Oostveen, de Lange, Oostdam,
Dubbeldeman, van Stralen, Groeneveld. van Gruting, de la
Rie, mevrouw DubbeldemanTrago, de heeren Knuttel en
van der Zeeuw.
Tegen stemmende heeren Pera, Bots, van der Lip, Splinter,
van der Pot, Wilmer, A. Mulder, van Hamel, Leman en
Huurman.
De Voorzitter. Nu de Raad besloten heeft, dat er zal zijn
een aanbeveling en niet een voordracht, wil ik vragen of de
heeren Oostveen en van Stralen hun amendement handhaven.
Het heelt thans geen zin meer; het zou alleen maar last
geven.
De heer Knuttel. M. d. V. Ik moet doen opmerken, dat
mijns inziens juist de vrijheid van den Raad om buiten de
aanbeveling te gaan verzwakt wordt naarmate er meer personen
op de aanbeveling staan. Ik zou zeggen, dat wij veel eer onze
keuze vrij zullen bepalen, naarmate er minder namen op de
aanbeveling staan.
Ik kan dus niet voor het amendement stemmen.
De heer van Stralen. M. d. V. Wij trekken ons amende
ment in.
De Voorzitter. Uit den aard der zaak zal, ingevolge de
genomen beslissing, ook in de Overgangsbepaling «voordracht"
veranderd moeten worden in «aanbeveling".
Het geamendeerd artikel 7 wordt vervolgens zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
De artikelen 8 tot en met 14 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over artikel 15, luidende
«De leden van het Burgerlijk Armbestuur genieten voor
het bijwonen der vergaderingen (de bijeenkomsten van den
Voorzitter met twee der leden, als bedoeld in het vorige
artikel, daaronder begrepen) een presentiegeld van één gulden
voor iedere vergadering",
waarop door de heeren Oostveen en van Stralen een amen
dement is voorgesteld, om 2.50" te lezen in plaats van
«één gulden".
De heer Oostveen. M. d. V. Juist omdat in dit college de
arbeidersklasse moet worden vertegenwoordigd, achten wij een
presentiegeld van 1.vrij poover en zijn wij van oordeel,
dat, indien er voor een arbeider loonverlies aan kan zitten,
2.50 niet overbodig is.
Het amendement van de heeren Oostveen en van Stralen
wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onder
werp van beraadslaging en stemming uit.
De heer Oostdam. M. d. V. Geheel in tegenstelling met
den heer Oostveen wil ik, hoewel ik tevoren weet, dat het
niet helpen zal, in overweging geven dit artikel te verwerpen.
Ik ben in het algemeen geen voorstander van presentiegeld
voor dergelijke commissies, maar speciaal voor een commissie,
met de armenzorg belast, vind ik het geheel verkeerd. De
armen moeten niet kunnen denken: zij zitten daar te ver
gaderen en verdienen geld aan ons. Dat lijkt mij een ellendig
idee. Het moet liefdewerk blijven en vooral tegenover de
armen moeten wij zuiver staan.
De heer van Stralen. Het is geen philanthropie
De heer Oostdam. Er behoeft voor de commissieleden geen
sprake te zijn van loonverlies, want bij den bestaanden acht-
urigen werkdag blijft er 's avonds genoeg tijd over om te
vergaderen. Misschien zullen de arbeiders-leden wel blij zijn,
indien zij iets dergelijks te doen hebben, want ik heb wel eens
gehoord, dat zij na de invoering van den achturigen arbeidsdag
geen raad weten met hun vrijen tijd.
De hoofdzaak ligt echter voor mij hierin, dat het min of
meer stootend is, dat er een commissie is, welke aan de armen
geld verdient, en daarom adviseer ik den Raad, dit artikel
te verwerpen.
De heer Oostveen. M. d. V. Wij hebben dit amendement
voorgesteld, omdat wij een einde willen maken aan dat gelief-
hebber op het gebied van armenzorg, dat de menschen tegen
den kop stoot. Wij meenen dat de arbeiders in dat Armbestuur
zitting moeten hebben.
De heer van Stralen. M. d. V. De heer Oostdam geeft in
overweging het artikel geheel te laten vervallen en daarvoor
waren wij misschien wel te vinden. Wij hebben dit amendement
ingediend, omdat wij ƒ1.een belachelijk laag bedrag vonden.
Vroeger was 1. nog eenigszins een vergoeding, maar een
gulden heeft tegenwoordig geen beteekenis meer. Indien er
verzuim moet worden gemaakt het kan een enkelen keer
voorkomen, dat overdag een spoedvergadering moet plaats
hebben en arbeiders vrijaf moeten nemen moeten de
menschen daarvoor toch een eenigszins behoorlijke vergoeding