422 MAANDAG 26 JULI 1920. Het gewijzigde amendement van den heer A. Mulder wordt in stemming gebracht en met 15 tegen 11 stemmen aangenomen. Vóór stemmende heeren Kuivenhoven, Bisschop, Heemskerk, van Tol, Eikerbout, Pera, Bots, de Lange, Oostdam, Splinter, Wilmer, A. Mulder, van Hamel, Leman en Huurman. Tegen stemmen: de heeren Oostveen, v. d. Lip, van der Pot, Dubbeldeman, van Stralen, Groeneveld, van Gruting, de la Rie, mevrouw DubbeldemanTrago, de heeren Knuttel en van der Zeeuw. Het geamendeerde artikel 2 wordt vervolgens zonder hoof delijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 3, luidende: »In gevallen, waarin het verstrekken van ondersteuning niet zonder gevaar voor het leven of de gezondheid van den arme kan worden uitgesteld, kan de Voorzitter, of die hem vervangt, eene voorloopige ondersteuning verleenen om in de meest dringende behoeften te voorzien. Hij doet van die ondersteuning in de eerstvolgende verga dering mededeeling aan het Burgerlijk Armbestuur.", waarop door den heer Heemskerk een amendement is voor gesteld, strekkende om in dit artikel te laten vervallen de woorden «zonder gevaar voor het leven of de gezondheid van den arme." De heer Heemskerk. M. d. V. Om twee redenen heb ik dit amendement ingediend. In de eerste plaats lijkt mij een redactie, waarin gezegd wordt, dat de Voorzitter direct steun mag verleenen als het leven of de gezondheid van den arme anders in gevaar zou komen, eenigszins kwetsend en mag mijns inziens een dergelijke strekking niet in een artikel worden weergegeven. In de tweede plaats komt het mij voor, dat de gevallen, waarin de Voorzitter direct steun moet kunnen verleenen, niet tnogen worden beperkt tot die, waarin gevaar voor het leven van den arme zou ontstaan, indien die hulp niet werd verleend. Er kunnen omstandigheden zijn, waaronder, ook zonder dat leven of gezondheid van den arme in gevaar verkeert, het noodzakelijk is direct ondersteuning te geven. Ik denk aan het geval, dat iemand ondersteuning noodig heeft om een bepaald doel te bereiken. Hij zal bijvoorbeeld direct in een betrekking geplaatst kunnen worden of voor een of andere aangelegenheid hier of daar naar toe moeten: in zulke gevallen zal de Voorzitter handelend moeten kunnen optreden. De clausule in de tweede alinea van het artikel, dat de Voorzitter in de eerstvolgende vergadering van de verstrekte ondersteuning aan het Burgerlijk Armbestuur mededeeling doet, is een waarborg, dat de Voor zitter niet op lichtvaardige en eigendunkelijke wijze zal optreden. Ik heb dus dit amendement ingediend om te zorgen, dat de Voorzitter meer rechtsmacht krijgt en om het voor de armen eenigszins kwetsende karakter van de redactie weg te nemen. Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraadslaging en stemming uit. De heer Bots. M. d. V. Ik kan mededeelen, dat de gewraakte woorden letterlijk overgenomen zijn uit de wet. De wet schrijft voor, dat in het reglement dergelijke clausule moet voor komen. Artikel 21, 2° luidt aldus: Bij dit Reglement worden voorschriften vastgesteld betreffende het geven van voorloopige ondersteuning in de gevallen waarin het verstrekken van ondersteuning niet zonder gevaar voor het leven of de gezond heid van den arme kan worden uitgesteld." Die woorden zijn hier overgenomen, omdat de bepaling dan zeker aan de wet voldoet en ook de goedkeuring van hoogere besturen zal erlangen. Nu is in de practijk vrijwel alles onder de bepaling van artikel 3 te brengen. Als iemand elders werk kan krijgen en hij vraagt om een reispenning, dan kan men het best brengen onder het begrip van leven en gezondheid. In zulke gevallen heb ik nooit geaarzeld het geld te geven en het is mij door de Commissie nooit kwalijk genomen. Ook als iemand des avonds in het duister zit, dan is zoo iets toch ongezond en min of meer gevaarlijk voor zijn leven. De heer Heemskerk. M. d. V. Na de toelichting van den Wethouder zal ik noodgedwongen dit amendement terugnemen. De beraadslaging wordt gesloten en artikel 3 zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De artikelen 4, 5 en 6 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 7, luidende: »Het Burgerlijk Armbestuur bestaat uit negen leden; zij moeten zijn ingezetenen der gemeente Leiden en den ouderdom van vijf en twintig jaren hebben bereikt. Jaarlijks vóór 1 December wijzen Burgemeester en Wet houders een lid van hun College als Voorzitter aan. De overige acht leden worden voor den tijd van vier jaren door den Gemeenteraad benoemd. Jaarlijks op 1 Januari treden twee hunner af. De aftredenden zijn terstond herkiesbaar. Ter voorziening in de open te vallen plaatsen zenden Burge meester en Wethouders, het Burgerlijk Armbestuur gehoord, vóór 1 November aan den Gemeenteraad eene voordracht van twee personen voor elke vacature." waaropzijn voorgesteld de volgende amendementen: een, van den heer Heemskerk, om in plaats van «voordracht" te lezen «aanbeveling"; een, van de heeren Oostveen en van Stralen, om in de laatste alinea en in de Overgangsbepaling in plaats van «twee personen" te lezen «drie personen". De heer Heemskerk. M. d. V. Tijdens den duur van mijn raadslidmaatschap is mij al meermalen gebleken, dat er wel eenig bezwaar bestaat tegen het doen van voordrachten door Burgemeester en Wethouders. Dikwijls hebben wij de moeilijke situatie gehad dat een voordracht door Burgemeester en Wet houders werd ingediend en dat de Raad menigmaal andere personen bad willen kiezen, doch dat niet kon doen, omdat hij gebonden was aan de voordracht. Ik wil in dit verband herinneren aan de woorden van een Wethouder, die bij zoo'n gelegenheid zeide: dan moet ge de verordening wijzigen, want wij moeten nu eenmaal een voordracht doen. Met het oog daarop heb ik gemeend te moeten voorstellen hier te spreken van «aanbeveling" en niet van «voordracht." Ik kan mij indenken dat straks, wanneer de leden van het Burgerlijk Armbestuur benoemd moeten worden, Burge meester en Wethouders zullen komen met een voordracht, welke natuurlijk samengesteld is op advies van de thans zitting hebbende leden van het voorloopig Burgerlijk Armbe stuur; ik heb niets tegen de heeren zelf, maar het gevolg zou allicht zijn dat steeds dezelfde personen naar voren gedragen zouden worden. Wanneer er een aanbeveling en geen voordracht is, dan heeft de Raad meer vrijheid in de keuze van de personen. Het amendement van den heer Heemskerk wordt voldoende ondersteund en maakt mitsdien een onderwerp van beraad slaging en stemming uit. De heer Wilmer. M. d. V. Ik ben het eens met den heer Heemskerk, dat de ondervinding aangetoond heeft dat aan een voordracht bezwaren verbonden kunnen zijn, maar de ondervinding, welke ik als Raadslid opgedaan heb, heeft mij ook de overtuiging geschonken, dat ér ook zeer zeker schaduw zijden aan verbonden zijn wanneer Burgemeester en Wet houders alleen recht hebben een aanbeveling te doen. Aan een voordracht is het voordeel verbonden, dat de personen, die voorgedragen worden, vooraf bekend gemaakt worden. Men kan dan over de voorgedragen personen nauw keurig zijne meening vormen, maar, wanneer er alleen een aanbeveling plaats heeft, dan gaat ik heb dat meer dan eens ondervonden een of andere persoon de Raadsleden rond, maakt op dezen een gunstigen indruk en weet eenvoudig de meerderheid van hen te bewerken, zoodat in eens een persoon voor den dag komt, van wien later blijkt, dat hij niet de aangewezen persoon is. Was zulk een persoon tevoren met name genoemd, dan zouden misschien de Raadsleden, die hun stem op hem hebben uitgebracht, vooraf overtuigd zijn geworden, dat hij de aangewezen man niet was. Ik ben overtuigd, dat de voordracht een schaduwzijde heeft, maar ik ben evenzeer overtuigd, dat aan de aanbeveling nog grooter schaduwzijde is verbonden, omdat dan geheime invloeden werken ten nadeele van de algemeene zaak. De heer van Stralen. M. d. V. Ik ondersteun ten sterkste het amendement van den heer Heemskerk en ik wensch even te doen opmerken, dat wij zeiven een dergelijk amendement zouden hebben ingediend, als dat niet reeds door den heer Heemskerk was geschied. Het blijkt ook uit ons amendement op artikel 7 omtrent het aantal personen van de voordracht, dat wij tevens de bedoeling hebben gehad «aanbeveling" in plaats van «voordracht" te lezen. De heer Knuttel. M. d. V. Ik wensch even aan den heer van Stralen te doen opmerken, dat, indien het een aanbeveling wordt in plaats van een voordracht, de reden om drie personen op die aanbeveling te plaatsen vrijwel vervalt. De heer Bots. M. d. V. Ik kan mededeelen, dat dit punt ook in het college van Burgemeester en Wethouders breed voerig is besproken. Zooals de Voorzitter straks heeft uiteen gezet, behoort de armenzorg bij Burgemeester en Wethouders en daarom is het ook zeer consequent, dat dit college op de benoeming van de personen den meesten invloed uitoefent.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 26