MAANDAG 26 JULI '1920. 421 De algemeene beraadslaging wordt gesloten. Artikel 1 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over artikel 2, luidende: »Het onderzoek, dat aan eene ondersteuning moet voorafgaan, de uitreiking van de ondersteuning en het toezicht op de ondersteunden zijn opgedragen aan het Burgerlijk Armbestuur, dat omtrent de ondersteuning beslist. Het Burgerlijk Armbestuur kan zich in het onderzoek, de uitreiking en het toezicht doen bijstaan door daartoe overeen komstig de artikelen 16 en 20 van dit reglement te benoemen personen", waarop door den heer J. P. Mulder een amendement is voorgesteld, strekkende om de 2e alinea van artikel 2 te lezen als volgt: y>Het Burgerlijk Armbestuur wendt zich voor haar onderzoek bij voorkeur tot den. Armenraad De derde alinea zal dan gelezen moeten worden »Het kan zich in het onderzoek, de uitreiking en het toe- zich doen bijstaan door daartoe overeenkomstig de artikelen 16 en 20 van dit reglement te benoemen personen." De Voorzitter. De heer J. P. Mulder is niet aanwezig. Wenscht een van de andere leden het amendement over te nemen? De heer A. Mulder. M. d. V. Ik heb weieens meer een amendement van mijn naamgenoot overgenomen en daarvan ben ik toen slecht afgekomen. De Voorzitter. Wenscht u het amendement toe te lichten De heer A. Mulder. Ja, Mijnheer de Voorzitter, maar er is niet veel van te zeggen, want de gedachte, welke in dit amendement ligt, spreekt voor zich zelf. Het amendement strekt om de 2e alinea te lezen »Het Burgerlijk Armbestuur wendt zich voor haar onderzoek bij voorkeur tot den Armenraad." Had ik zelf het amendement gesteld, dan had ik niet gesproken van »bij voorkeur'', maar van »als regel". Zij, die eenigszins op de hoogte zijn van de goede werking van den Armenraad, weten, dat het een lichaam is. dat ten nauwste in verband staat tot het Armbestuur. Ik meen dan ook, dat. het van goeden dienst kan zijn, als men wederkeerig het advies inwint van den Armenraad; dan kunnen die twee verschillende lichamen elkander tot één hand en één voet zijn. Daarom heb ik dit amendement van mijn naamgenoot overgenomen. Het amendement wordt voldoende ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraadslaging en stemming uit. De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik zou aan den heer A. Mulder willen vragen wat hij bedoelt, welk voordeel er voor de bedeelden in schuilt, als men »bij voorkeur" of, zooals hij het zou willen wijzigen, »als regel" zich bij zijn onderzoek tot den Armenraad wendt. Wij zijn bezig de belangen van de armen te behartigen en dan moeten wij vi'agen welk voordeel er voor hen in gelegen kan zijn, als het Burgerlijk Armbestuur zich, alvorens steun te verleenen, tot den Armenraad wendt. De heer Heemskerk. M. d. V. In de eeiste plaats wil ik toch opmerken, dat waar de heer Dubbeldeman zegt, dat wij bezig zijn te beoordeelen hoe de belangen van de armen kunnen worden gediend, wij het zoo niet moeten opvatten. Wij maken geen verordening op het Burgerlijk Armbestuur om te beoordeelen hoe wij voordeel aan de armen kunnen brengen, maar om te zorgen, dat de armverzorging goede resultaten zal opleveren, en uit dat oogpunt lijkt het mij zeer gewenscht, dat men op verschillende wijzen zich een oordeel zal kunnen vormen of de ondersteuning aan de armen al dan niet op haar plaats is. Wij moeten ons naar alle kanten, ook naar den Armenraad, wenden oip informaties te krijgen om trent de bedeelden. De heer Oostveen. M. d. V. Ik ben tegen het amendement van den heer A. Mulder, omdat ik de verordening, zooals Burgemeester en Wethouders die voorstellen, beter acht. Wij moeten wel degelijk er op bedacht zijn, dat in het burgerlijk armbestuur de arbeidersklasse voldoende vertegenwoordigd zal zijn, en deze mogelijkheid blijft open, als het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen. Wij moeten personen benoemen, tot wie men zich beter om inlichtingen kan wenden dan tot den Armenraad. De heer A. Mulder. M. d. V. De vraag van den hëer Dubbeldeman wil ik aldus beantwoorden. Naar mijne ondervinding wat betreft de behartiging van de behoeftigen, van de armen, worden die belangen het best gediend door het meest uitgebreide onderzoek. Hoe meer onderzoek, hoe beter. Daarmede dienen wij beide partijen en daarom is het toch te doen. Wij dienen daarmede vooreerst de armen zelf, en verder krijgen wij allicht ook een breederen kijk erop, hoe men die armen moet behandelen. Het onderzoek van den Armenraad en dat van het Burger lijk Armbestuur kunnen elkander aanvullen. De inlichtingen van den Armenraad moeten kloppen met de resultaten van het onderzoek van het Armbestuur, en dan is de zaak in orde; maar er kan wel eens verschil zijn en dan kan dat door het Armbestuur veel beter uitgezocht worden. Men kan inlichtingen krijgen van de armen, die niet altijd juist zijn; die kunnen in hun eigen belang zijn maar ze kunnen ook tegen hun belang zijn. Hoe meer onderzoek, hoe serieuzer onderzoek, des te beter de zaak gediend wordt. De heer Oostdam. M. d. V. Ik wensch een enkel woord te zeggen ter ondersteuning van het amendement. Als het Burgerlijk Armbestuur zich tot taak stelt om altijd eerst bij den Armenraad te gaan hooreri, kan men daardoor noodeloos werk voorkomen. De Armenraad is een bestaand lichaam; het heeft op dit oogenblik zijne gegevens; wat ligt nu meer voor de hand dan dat een nieuw college, dat pas optreedt, het Burgerlijk Armbestuur, vóórdat het ook gaat onderzoeken, eerst bij den Armenraad gaat hooren wat die van eenig geval weet, en niet op zich zelf een onderzoek gaat instellen, dat misschien tot eenzelfde resultaat zou leiden Ik zal dus mijn stem geven aan het amendement. De heer Bots. M. d. V. Ik wil even opmerken, dat de verhouding van den Armenraad en het Burgerlijk Armbestuur grootendeels door de wet geregeld is. Zooals de heer Knuttel zegt, is in de Armenwet veel om schreven wat armenzorg aangaat; in die wet zijn ook opge nomen verschillende verplichtingen, welke beide genoemde instituten ten aanzien van elkander hebben, en zoodoende heb ik bij de samenstelling dezer verordening overwogen om daarin ook den Armenraad te noemen. Mijn bezwaar was echter, dat wij hier hebben de statuten en het reglement, ik zou haast zeggen de grondwet van een nieuwe instelling, die menschelijker wijs gesproken zeer lang zal bestaan, terwijl de Armenraad slechts voor 4 jaren ingesteld wordt; telkens na 4 jaren wordt aan de verschillende armbesturen gevraagd, of zij continuatie van den Armenraad wenschelijk achten. Ik vond het daarom beter om hier niet gewag te maken van een lichaam, dat misschien over 2, 3 jaren weder verdwenen zal zijn. Wat betreft de vraag van den heer Dubbeldeman, welk voor deel er inzit voor de armen dat eerst de Armenraad gehoord wordt, er zit dit voordeel in, dat het kan voorkomen dat het een e.n ander van een hulpzoekende reeds bij den Armenraad bekend is; als men nu eerst den Armenraad hoort en deze kan inlichtingen ver strekken, dan wordt den betrokken persoon bespaard, dat hij een armbezoeker bij zich aan huis krijgt door wien alles weder van a tot z gevraagd wordt. Nu is mij later gebleken, dat de Armenraad er prijs op zou stellen, indien hij toch ook in deze verordening genoemd werd. Ik persoonlijk zie in de aanneming van dit amendement, omdat er staat »bij voorkeur" en het dus geen imperatief voorschrift is, geen bezwaar, maar aanbevelen kan ik het niet en ik laat dus de beslissing aan den Raad over. Ik wijs er nog op, dat in het amendement wordt gesproken van »haar onderzoek" en dit moet zijn »zijn onderzoek." De heer A. Mulder. Ik heb de woorden»bij voorkeur" vervangen door: »als regel". De Voorzitter. Ik zou tegen die wijziging zijn. De heer Bots. Al staat die bepaling er niet in, toch zal, evenals dat vroeger gebeurde, in de toekomst gebruik worden gemaakt van de diensten van den Armenraad. I )e eenvoudige gevallen, die gemakkelijk te onderzoeken zijn, worden opge dragen aan onzen armbezoeker, maar doen zich bijzondere gevallen voor, waaraan een juridische kant is, of waarover gecorrespondeerd moet worden met Armenraden in andere plaatsen, dan is thans reeds de usance, dat men zich tot den Armenraad wendt,, want deze is opgericht om inlichtingen te verstrekken aan en inlichtingen te ontvangen van de ver schillende armbesturen. Staat het in de verordening, dan is het meer een voorschrift, maar, al staat het er niet in, dan zal het er niet minder om gebeuren. De Voorzitter. De heer A. Mulder deelt mij mede, dat hij toch ile voorkeur geeft aan de oude redactie en de woorden »bij voorkeur" weder in de plaats stelt van»als regel" en voor vhaar onderzoek" wil lezen »zijn onderzoek." De beraadslaging wordt gesloten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 25