146 Art. 4. Van de door het Burgerlijk Armbestuur gedane uitkeeringen wordt in een register nauwkeurig aanteekening gehouden. Art. 5. Indien de arme, die van het Burgerlijk Armbestuur onder steuning ontvangt, ook door een andere instelling van wel dadigheid wordt bedeeld, kan de uitreiking der ondersteuning en het toezicht op den ondersteunde, naar gelang van om standigheden, worden overgelaten aan de andere instelling, dan wel mede namens die instelling door het Burgerlijk Arm bestuur geschieden. Art. 6. Het toezicht op uitbestede personen geschiedt door bezoek, tenminste eenmaal per zes maanden. Art. 7. Het Burgerlijk Armbestuur bestaat uit negen leden; zij moeten zijn ingezetenen der gemeente Leiden en den ouder dom van vijf en twintig jaren hebben bereikt. Jaarlijks vóór 1 December wijzen Burgemeester en Wet houders een lid van hun College als Voorzitter aan. De overige acht leden worden voor den tijd van vier jaren door den Gemeenteraad benoemd. Jaarlijks op 1 Januari treden twee hunner af. De aftredenden zijn terstond herkiesbaar. Ter voorziening in de open te vallen plaatsen zenden Burge meester en Wethouders, het Burgerlijk Armbestuur gehoord, vóór 1 November aan den Gemeenteraad eene voordracht van twee personen voor elke vacature. Art. 8. De benoeming ter voorziening in tusschentijds opengevallen plaatsen geschiedt op dezelfde wijze als hiervoren is aangegeven. Art. 9. Hij, die overeenkomstig art. 8 wordt benoemd, treedt af op het tijdstip, voor het aftreden van zijn voorganger bepaald. Art. 10. De benoemde meldt binnen veertien dagen na de ontvangst van het bericht zijner benoeming aan Burgemeester en Wet houders, of hij de benoeming aanneemt. Blijft hij hiermede in gebreke, dan wordt hij geacht de benoeming niet te hebben aanvaard. Alsdan doen Burgemeester en Wethouders, het Burgerlijk Armbestuur gehoord, zoo spoedig mogelijk eene nieuwe voordracht aan den Gemeenteraad. Art. 11. Het Burgerlijk Armbestuur kiest uit zijn leden een onder voorzitter en geelt hiervan kennis aan Burgemeester en Wethouders. Art. 12. Burgemeester en Wethouders benoemen ten behoeve van het Burgerlijk Armbestuur een secretaris-boekhouder. Bij het ontstaan eener vacature zendt het Burgerlijk Arm bestuur binnen veertien dagen daarna eene aanbeveling aan Burgemeester en Wethouders. De secretaris-boekhouder wordt door Burgemeester en Wethouders, het Burgerlijk Armbestuur gehoord, ontslagen. Zijn werkkring wordt in een door Burgemeester en Wet houders vast te stellen instructie geregeld. Art. 13. Het Burgerlijk Armbestuur zal zoo spoedig mogelijk een huishoudelijk reglement vaststellen en dit aan de goedkeuring van den Gemeenteraad onderwerpen. Art. 14. Het Burgerlijk Armbestuur vergadert éénmaal in de veertien dagen en voorts zoo dikwijls als de "Voorzitter of vier leden dit noodig achten. De afdoening van dagelijksche en spoedeischende zaken kan geschieden door den Voorzitter en twee leden volgens regelen, bij het huishoudelijk reglement te stellen. Art. 15. De leden van het Burgerlijk Armbestuur genieten voor het bijwonen der vergaderingen (de bijeenkomsten van den Voor zitter met twee der leden, als bedoeld in het vorige artikel, daaronder begrepen) een presentiegeld van één gulden voor iedere vergadering. Art. 16. Burgemeester en Wethouders benoemen ten behoeve van het Burgerlijk Armbestuur een armmeester en, zoo noodig, een of meer armbezoekers. Bij het ontstaan eener vacature zendt het Burgerlijk Arm bestuur binnen veertien dagen daarna eene aanbeveling aan Burgemeester en Wethouders. De armmeester en de armbezoekers worden door Burge meester en Wethouders, het Burgerlijk Armbestuur gehoord, ontslagen. Hun werkkring wordt met inachtneming van het bepaalde bij de twee volgende artikelen in door Burgemeester en Wet houders vast te stellen instructies nader geregeld. Art. 17. De armmeester dient het Burgerlijk Armbestuur van bericht en raad en verricht alle onderzoekingen, welke hem als zoo danig door dit Bestuur worden opgedragen. Hij brengt van zijn bevindingen schriftelijk rapport uit, hetwelk door hem wordt onderteekend. Hij is belast met het toezicht op de armbezoekers. Art. 18. De krachtens artikel 16 benoemde armbezoekers zijn belast met het verrichten van alle onderzoekingen, die hun als zoodanig door het Burgerlijk Armbestuur of door den armmeester worden opgedragen. Zij brengen van hunne bevindingen aan het Burgerlijk Armbestuur of aan den armmeester schriftelijk rapport uit, hetwelk door hen wordt onderteekend. Art. 19. Wanneer de armmeester of de armbezoekers naar het oordeel van het Burgerlijk Armbestuur voor hun taak niet geschikt zijn, geeft dit hiervan, onder opgaaf van redenen, kennis aan Burgemeester en Wethouders. Art. 20. Burgemeester en Wethouders kunnen op aanbeveling van het Burgerlijk Armbestuur onbezoldigde armbezoekers aan stellen. Op hen is het bepaalde bij de artikelen 16 lid 3, 17 lid 3, 18 lid 2 en 19 van toepassing. Art. 21. Het Burgerlijk Armbestuur staat onder toezicht van het Gemeentebestuur. Het dient den Gemeenteraad, Burge meester en Wethouders en den Burgemeester van bericht en raad omtrent de zaken, tot zijn werkkring behoorende. Art. 22. Het Burgerlijk Armbestuur doet jaarlijks in de maand Maart aan den Gemeenteraad verslag van zijn werkzaamheden over het afgeloopen jaar. Art. 23. Het Burgerlijk Armbestuur zorgt voor het opmaken en het nauwkeurig bijhouden van een staat zijner bezittingen. Het deelt dien staat en jaarlijks de daarin gebrachte veranderingen aan Burgemeester en Wethouders mede. Art. 24. Het Burgerlijk Armbestuur zendt jaarlijks vóór 1 Mei de rekening en verantwoording over het afgeloopen jaar en vóór 1 Juni de begrooting voor het volgende jaar met de noodige toelichting ter goedkeuring aan den Gemeenteraad. De begrooting vermeldt alle ontvangsten en uitgaven van het Burgerlijk Armbestuur en zoo veel mogelijk het bedrag, waarop elke post wordt geraamd. Burgemeester en Wethouders kunnen op de posten der begrooting af- en overschrijven, voorzoover de Raad zich niet het verleenen van machtiging daartoe bij de begrooting heeft voorbehouden. Buiten de begrooting om kan geen uitgave geschieden dan met machtiging van den Gemeenteraad. Het boekjaar loopt van 1 Januari tot en met 31 December. Art. 25. De noodige lokalen ten behoeve van het Burgerlijk Arm bestuur worden vanwege de gemeente verstrekten onderhouden. Art. 26. Dit reglement treedt in werking op een nader door Burge meester en Wethouders te bepalen dag.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1920 | | pagina 38