GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
145
INOEKOȣN STUKKEN.
N°. 223. Leiden, 5 Juli 1920.
De Commissie van Financiën heeft de eer U mede te
deelen, dat zij tegen de voordrachten van Burgemeester en
W ethouders
a.. tot aankoop, ten behoeve van de volkshuisvesting, van
verschillende perceelen grond nabij den Hoogen Rijndijk (Ingek.
St. no. 222);
b. tot aankoop, ten behoeve van de Stedelijke fabrieken
van gas en electriciteit (afd. Gas) van een tweetal perceelen
grond te Leiderdorp (Ingek. St. no. 220);
c. tot verhooging van verschillende posten der gemeente-
begrooting dienst 1919 (Ingek. St. no. 221),
geen bezwaar heeft.
Zij adviseert U mitsdien conform die voordrachten te be
sluiten en de hierop betrekking hebbende begrootingsregelingen
vast te stellen.
Aan den Gemeenteraad.
De Commissie van Financiën.
No. 224.
Leiden, 12 Juli 1920.
Toen Uwe Vergadering op 2 Mei 1918 besloot tot instelling
van eene Commissie voor de Burgerlijke Armenzorg, werd
dit gedaan in afwachting van de oprichting van een officieël
Burgerlijk Armbestuur. Men ooi-deelde het immers wenschelijk
om met de definitieve organisatie daarvan te wachten, totdat
op het gebied der armverzorging voldoende ervaring zou zijn
verkregen. Bij Uw desbetreffend besluit werden wij tevens
uitgenoodigd om voor 1 Januari 1920 een voorstel tot defini
tieve regeling dezer materie bij U in te dienen (zie Ingek.
Stukken No. 113 van 1918).
Wij komen daarom thans, zij het ook, tengevolge van de
vele in de laatste maanden in voorbereiding geweest zijnde
zaken, eenigen tijd na den toegezegden datum, met een voor
stel tot U, om de bestaande Commissie voor de Burgerlijke
Armenzorg die, zooals Mr. Aalberse in Uwe bovenvermelde
vergadering terecht zeide, eigenlijk slechts een commissie
van bijstand van Burgemeester en Wethouders in zake de
burgerlijke armverzorging is te vervangen door een Burgerlijk
Armbestuur. De praktische ervaring, die in Mei 1918 nog te
zeer ontbrak om al terstond tot invoering daarvan over te
gaan, heeft men in den sindsdien verloopen tijd in ruime
mate opgedaan,'zoodat naar ons oordeel niet alleen tegen de
instelling van een Burgerlijk Armbestuur geen bezwaren meer
bestaan, maar die instelling zelfs in het belang van de armen
der gemeente en van de gemeente zelf geboden is.
Het karakter der armverzorging zal door het optreden van
een burgerlijk armbestuur niet veranderen; de zorg, die van
dit lichaam zal uitgaan, moet aanvullend blijven, zooals ook
artikel 28 der Armenwet gebiedt. Noodig is niettemin het
instellen van een Burgerlijk Armbestuur, omdat er, naar wij
meenen, een zelfstandig lichaam moet zijn, samengesteld uit
personen, die voor hun taak berekend worden geacht, beschik
kende over den tijd en den lust om de hun opgedragen arm
verzorging in onze gemeente in haren vollen omvang op zich
te nemen en in staat om overal, waar noodig, doelbewust en
doeltreffend tevens, op te treden.
Tot toelichting van het reglement, dat wij U hieronder ter
vaststelling aanbieden, diene het volgende.
Hoewel de wetgever den gemeentebesturen groote vrijheid
heeft gelaten, daar elke gemeente zelve moet trachten eene
haar passende organisatie der burgerlijke armenzorg te vinden,
bevat de Armenwet toch enkele onderwerpen, waarvan regeling
in het reglement wordt voorgeschreven. Het is duidelijk, dat
ook in het onderhavige reglement deze punten vermeld zijn Zij
betreffen het onderzoek, dat aan de toekenning van eene onder
steuning moet voorafgaan, het toezicht op de ondersteunden
(art. 2), het geven van voorloopige ondersteuning in gevallen,
die geen uitstel dulden (art. 3) en het toezicht op uitbestede
personen (art. 6). Tot het aanstellen van armbezoekers verplicht
de wet niet; in aansluiting aan den bestaanden toestand zullen
evenwel door ons College een armmeester en, zoo noodig,
een of meer armbezoekers benoemd worden (art. 16). Het
ligt daarbij in onze bedoeling om den armmeester voorloopig
irT te deelen in den rang van adjunct-administratief ambte
naar en de armbezoekers voorloopig op te nemen onder
de klerken 2e klasse. Naast deze bezoldigde is ook aanstel
ling van onbezoldigde armbezoekers mogelijk gemaakt. Het
kwam ons namelijk aanbevelenswaard voor, dat personen,
die zich belangeloos aan het zoo hoogst nuttige werk der
armverzorging willen wijden en wier medewerking door het
Armbestuur op prijs zou worden gesteld, een officiëele aan
stelling als armbezoeker verkrijgen (art. 20).
Aan de leden van het Burgerlijk Armbestuur, door U voor
den tijd van vier jaren te benoemen, mag naar onze meening
de eisch worden gesteld, dat zij vijf en twintig jaar oud en
daarbij ingezetenen van Leiden zijn. Hun voorzitter wordt
jaarlijks door ons College uit zijn midden aangewezen (art. 7)
Onder hen zal bij het armbestuur een secretaris-boekhouder
werkzaam moeten zijn, eveneens door ons te benoemen (art 12).
Wij stellen ons voor, dezen functionaris voorloopig in te deelen
in den rang van administratief ambtenaar 2e klasse.
De werkwijze van het Burgerlijk Armbestuur behoort te
worden geregeld in een huishoudelijk reglement, vast te stellen
door genoemd Bestuur en aan Uwe goedkeuring onderworpen
(art. 13), terwijl in het hier besproken Reglement met enkele
vingerwijzingen kan worden volstaan. Zoo is daarin slechts voor
geschreven, dat het Burgerlijk Armbestuur ten minste eenmaal
in elke veertien dagen vergadert (art. 14) en zijn er voorts enkele
bepalingen ten opzichte van de functies van armmeester en arm
bezoekers in opgenomen (artt. 17 en 18). In de voor hen door ons
vast te stellen instructies zullen hunne werkzaamheden nader
worden omschreven, hoewel daarbij ruimte voor persoonlijke
opvattingen en vrijheid van optreden binnen redelijke grenzen
moet worden gelaten en rekening moet worden gehouden
met de verscheidenheid van omstandigheden, die zich bij de
armverzorging pleegt voor te doen. Blijkt het, dat de arm
meester of een armbezoeker onverhoopt voor zijn taak niet
berekend is of verliezen zij de richting, waarin zij te werken
hebben, uit het oog, dan geeft art. 19 den weg aan om in
het belang der armverzorging de noodige maatregelen te
nemen. Ook voor den secretaris-boekhouder zal door ons College
een instructie worden vastgesteld (art. 12).
Voor het bijwonen der vergaderingen, zoowel van die, waar
toe alle leden worden opgeroepen, als voor die, waarin de
Voorzitter en twee der leden samenkomen om spoedshalve
zaken af te doen (dit zal in den regel eens in de twee weken
plaats hebben) kent het ontwerp-reglement den leden een
presentiegeld toe, dat, evenals o. a. voor de vergaderingen van
de Arbeidsbeurs en van de Commissie van Advies voor de
Werkloosheidsverzekering het geval is, op f\.voor iedere
bijgewoonde vergadering is gesteld.
Wat betreft de verplichting tot het uitbrengen van een
jaarverslag, het doen van rekening en verantwoording, alsmede
het inzenden der begrooting, meenen wij met een verwijzing
naar de desbetreffende artikelen te kunnen volstaan (zie artt.
22 en 24).
Een overgangsbepaling voorziet in de eerste benoeming en
de volgorde van aftreding.
Ten slotte merken wij op, dat uit de vervanging van de
bestaande Commissie voor de Burgerlijke Armenzorg door een
Burgerlijk Armbestuur, behalve de presentiegelden, geen ver
meerdering van uitgaven behoeft voort te vloeien.
Op grond van het bovenstaande geven wij U in overweging:
a. te besluiten tot oprichting van een gemeente-instelling
van weldadigheid, als bedoeld in artikel 2, lid I, sub a, dei-
Armenwet (Burgerlijk Armbestuur);
b. vast te stellen de navolgende verordening:
VERORDENING, houdende Reglement voor het Burgerlijk
Armbes uur te Leiden.
Artikel 1.
Door het Burgerlijk Armbestuur kan ondersteuning, met
uitzondering van geneeskundige hulp, worden verleend aan
hen, die zich voor ondersteuning aanmelden en daarvoor
volgens artikel 28 der Armenwet in aanmerking komen.
Art. 2.
Het onderzoek, dat aan eene ondersteuning moet voorafgaan,
de uitreiking van de ondersteuning en het toezicht op de
ondersteunden zijn opgedragen aan het Burgerlijk Armbestuur,
dat omtrent de ondersteuning beslist.
Het Burgerlijk Armbestuur kan zich in het onderzoek, de
uitreiking en het toezicht doen bijstaan dooi daartoe overeen
komstig de artikelen 16 en 20 van dit reglement te benoemen
personen.
Art. 3.
In gevallen, waarin het verstrekken van ondersteuning
niet zonder gevaar voor het leven of de gezondheid van den
arme kan worden uitgesteld, kan de Voorzitter, of die hem
vervangt, eene voorloopige ondersteuning verleenen om in de
meest dringende behoeften te voorzien.
Hij doet van die ondersteuning in de eerstvolgende verga
dering mededeeling aan het Burgerlijk Armbestuur.