MAANDAG 5
JULI 1920.
395
dezen arbeid (lossen, transporteeren, opslaan) ontvangt de
W. A. C. 40% van de winstmarge der handelaren.
Wanneer de weigerachtige handelaren later deze brandstof
moeten gebruiken, wordt deze haar door de W. A. C. namens
en onder controle der Brandstoffencommissie afgegeven en
ontvangt de W. A.C. hiervoor nog 20% van de winstmarge.
Deze 40% 4" ^0% worden op de totaal-winstmarge van den
weigerachtigen handelaar gekoit, die dus alleen voor de thuis
bezorging 40% zijner winstmarge ontvangt, zijnde het bedrag,
dat door den handel zelf' voor thuisbezorging wordt berekend.
Wat de distributiekosten betreft, deze bedragen slechts 15.
per 10 ton. Deze distributiekosten zijn door de Rijkskolendistri-
butie goedgekeurd en zijn in vergelijking met andere plaatsen
niet hoog. ƒ15.— per '10 ton is wel het laagste bedrag, dat
wordt gesteld.
(Delft onder anderen beft 25.per 10 ton.)
De boetes komen natuurlijk ten bate der kas van de Brand
stoffencommissie.
Nog kan ik u medededeelen, dat wegens den geweldigen handel,
die in vorige jaren in bons werd gedreven, de maatregel door de
Brandstoffencommissie is getroffen, dat slechts gedurende 3
dagen na geldig verklaring der bons de mogelijkheid tot afhaling
open staat. Nu, na deze 3 dagen, alleen de handelaar vervoeren
mag, kan alle brandstof, die anders wordt vervoerd, worden in
beslag genomen en geeft het weinig meer, dat men de bons
koopt met vervoerbewijzen, daar het vervoer verboden is.
Bovendien is deze beschikbaarstelling slechts een tijdelijke,
waarvan volgens vroegere uitlatingen van den heer Dubbeldeman
de arbeiders tocff geen gebruik maken, omdat zij dit niet
kunnen betalen. De bons 15 worden na 1 October nogmaals
beschikbaar gesteld en dan niet meer dan 1 of 2 bons tegelijk,
wederom met de gelegenheid om gedurende 3 dagen na geldig
verklaring der bons af te halen.
Bij afhaling wordt door den handel ƒ0.20 per eenheid
reductie gegeven.
Tenslotte is de Directeur van het Brandstofifenbureau noch
bij de W. A. C. noch bij eenigen anderen brandstoffenhandel
geïnteresseerd.
Ik meen hiermede aan de bevolking te hebben duidelijk
gemaakt, dat het bij de Brandstoffencommissie alleszins in
ordo is. Het verbaasde mij, dat de heer Dubbeldeman met
deze vragen kwam. Ik dacht, dat die kwamen van iemand,
die de spreektrompot was van eenige ontevreden brandstoffen-
handelaren, die weieens beboet waren en wraak wilden nemen
met dergelijke insinuaties, als dat de directeur geïnteresseerd
zou zijn bij de W. A. C., dat de boeten niet een behoorlijke
bestemming zouden krijgen, enz. Ik kan de vergadering de
verzekering geven, dat de W. A. C. geen geprivilegieerde positie
heeft en, als daarvoor termen bestaan, even goed beboet wordt
als de andere handelaren, die de voorschriften overschrijden.
Ik zeg: gelijke monniken, gelijke kappen.
De heer Dubbeldeman. M. d. V. Ik wil u in de eerste
plaats dank zeggen, dat u toch zoo bereidwillig zijt geweest,
al was het dan in anderen vorm, mijn vragen te beantwoorden.
In het algemeen mag ik wel opmerken, dat vaststaat dat
wij gesneden worden. Als het mogelijk is, dat een handelaar
ƒ40.kan missen op een wagon kolen, dan spreekt liet van
zelf, dat die ƒ40.— door ons, de verbruikers, te veel betaald
worden.
Als een handelaar zijne kolen niet wenscht te ontvangen,
dan wordt op zijn kosten die brandstof gehaald van het spoor
of van het schip en gebracht naar de W. A. C. en dat kost
ƒ40.Maar die bandelaar moet die kolen weer halen bij de
W. A. C. als hij ze noodig heeft of betalen kan. Dan krijgt
bij weder dezelfde werkzaamheden die hij zou hebben als hij
de kolen van het station of van de schuit moest halen. Of
hij zijn menschen en wagens stuurt naar het station om de
kolen naar het pakhuis te brengen of dat hij ze stuurt naar
de W. A. C., de onkosten zijn precies dezelfde. Hieruit blijkt,
dat een kleine handelaar zijn kolen met behoorlijke winst
aan het publiek kan verkoopen, ook als hij voor de toegestane
winstmarge ƒ40.moet missen. Het staat dus voor mij
vast, dat wij ƒ40.per wagon steenkolen te veel betalen.
Zoo slim zijn die kleine handelaren ook wel dat zij niet voor
niets ons de kolen distr ibueeren, zonder daarvoor een behoor
lijke betaling te krijgen.
De handelaar kan dus op eiken wagon kolen ƒ40.van
de winst missen en dan heeft hij nog een bestaan.
De Voorzitter. De opslagkosten van de weigerachtige hande
laren worden aan de W. A.C. betaald, maar de W. A.C.
moet deze verantwoorden aan de Brandstoffericommissie. Van
de pakhuizen van de W. A. C. behoeven de kolen niet eerst naar
de kolenhandelaars gebracht te worden maar de handelaars
kunnen de kolen vandaar direct bij hunne klanten brengen.
Er is een marge van winst, vastgesteld door Kodibu per
10 ton; daarover hebben wij niet te debatteeren. Die winst
marge is bier ter stede veel lager dan te Haarlem of waar
ook. Kodibu heeft voor de handelaren de winst vastgesteld.
Daarvan gaan allerlei kosten af, maar die kosten kunnen nooit
ter wereld de kolen duurder maken; de pakhuishuur heeft
niets te maken met de duurte van de kolen. Alleen kan
daarmede te maken hebben de winstmarge in totaal, die den
handel per 10 ton is toegestaan. Voor den een is de winst
marge grooter, omdat hij zelf kan opslaan, en voor den ander
kleiner, omdat hij dat niet kan.
De heer Dubbeldeman. Dan nog iets over punt 6, iets in
het belang van de werklieden.
U zegt: als nu de menschen de kolen halen, dan krijgen
zij later weder die drie dagen; maar het zou beter zijn, als
zij den geheelen zomer in de gelegenheid waren om, als hun
beurs het toelaat, een hectoliter brandstoffen te halen en die
in hun bergplaats op te bergen.
De Voorzitter. Als er niet zooveel misbruik was gemaakt,
zou het zoo zijn gebeurd. In sommige steden is het geheele
afhaalsysteem afgeschaft. Als de menschen maar braaf waren,
had de heer Dubbeldeman groot gelijk. Verleden jaar was in
andere plaatsen al zooveel misbruik gemaakt en ai zooveel
handel gedreven in afgehaalde kolen, dat dat afhalen niet meer
kon toegestaan worden.
Verder heeft de heer Oostveen verzocht eenige vragen te
mogen stellen.
De heer Oostveen. Ik heb ze schriftelijk ingediend en ik
dacht, dat het gewoonte was, dat ze in zulk een geval door
den Voorzitter werden voorgelezen.
De Voorzitter. Neen, dat is lang niet altijd de ge
woonte.
De heer Oostveen. Dan zal ik ze zelf voorlezen. Zij luiden:
1. Kunnen Burgemeester en Wethouders den Raad ook
mededeelen (inlichten) of door hen iets kan worden gedaan
of is gedaan, ten einde de uitsluitende aannemers van bouw
werken er van te overtuigen, dat, in verband met den beer-
schenden woningnood, opschorting van den nieuwbouw van
arbeiderswoningen niet kan worden geduld?
2. Kan het College van Burgemeester en Wethouders den
Raad ook mededeelen, of er reeds stappen zijn gedaan om de
loopende contracten met de aannemers en woningbouwver-
eenigingen vervallen te doen verklaren?
3. Is het College van Burgemeester en Wethouders voor
nemens, om, indien verbreking dier contracten onmogelijk
blijkt, den bouw van arbeiderswoningen zelf ter hand te nemen
4 Zijn Burgemeester en Wethouders genegen om, indien
dus noodig, onmiddellijk over te gaan zoo mogelijk tot de
uitvoering van een geheel nieuw bouwplan, en de voorstellen-
Knuttel-Oostveen en van Weeren, indertijd door hen ingediend,
hierop nog eens nader te overwegen
Mijnheer de Voorzitter, zal ik ze nader toelichten?
De Voorzitter. Gaarne.
De heer Oostveen. Door de uitsluiting van de bouwvak
arbeiders is de bouw van arbeiderswoningen stop gezet en
dat acht ik met het oog op den heerschenden woningnood
een onmogelijken toestand. Bovendien kost het aan de bouw-
vereeniging »de Eendracht'' een schat van geld, dat later op de
huren moet worden verhaald.
In de tweede plaats zou ik willen vragen of Burgemeester
en Wethouders aan den Raad kunnen mededeelen of zij reeds
stappen hebben gedaan om de contracten, die loopen tusschen
de aannemers van de bouwplannen en de bouwvereenigingen
ongedaan te maken, zoodat deze laatsten den verdei en afbouw
van de woningen zelve ter hand kunnen nemen.
Mijn derde vraag is of Burgemeester en Wethouders voor
nemens zijn om, zoomogelijk, van gemeentewege den nieuwbouw
ter hand te nemen en of zij in verband daarmede nogmaals
willen overwegen het voorstel, dat de heer Knuttel indertijd
heeft gedaan, om 1000 woningen te bouwen en dat verworpen
is, en het voorstel, later door den heer van Weeren en mij
ingediend, om 100 woningen te bouwen, dat ook is verworpen.
Dat kan zoo niet ten eeuwigen dage doorgaan, want wij kunnen
door een stelletje aannemers den woningbouw niet laten stil
leggen. Ik zou dus willen weten of het mogelijk is een besluit
te nemen, dat van gemeentewege nieuwe bouwplanhen worden
uitgevoerd en tot den bouw van 100 woningen over te gaan.
De Voorzitter. Kan de heer van der Pot daarop direct
antwoorden of wenscht bij dat te doen in een volgende
vergadering?
De heer van der Pot. M. d. V. Ik hoop, dat, wanneer wij
weer een vergadering houden, de uitsluiting voorbij zal zijn,
en ik heb niet veel tijd noodig om den heer Oostveen te